| |
| |
| |
Phil Cailliau
De juwelen van haar graf
(Hommage à Cathérine)
Koesteren zal ik haar zwarte kleed,
de adem in haar doodsbrief, de weemoed
van haar oude weelde. Haar travestiete kleur.
Zij sprak van dood, aandachtige ontbinding:
couperose in mijn woorden dus. Sterf mij,
sterf me langzaam niet. We zwegen maar
Zij had zich zwart omrand, met lijkgeur
toen omringd. Getuige van haar
lust: adrenaline op het spiegelvlak,
chronische paranoïa in mijn bekken.
Haar ondergoed. Gek: lingerie bewaren,
zoals het woord: elke dag vernieuwd
de nacht schuw. Geschiedenis
in de vezels, galax in de cel.
Wit vlak en teken in amoon. Langzaam
haar betekenis. Een zin. Haar overschot
hallucinant een oproer. Geluid
dat altijd in een ander gaat liggen gaat.
Haar taal, ook. Gek: lichaam. Hematiet
in haar aarde. Aangespoeld
zwijgt ze, nog, mooier dan voordien
haar zerk. Verder, verder zakt ze
terwijl we zoeken naar een woord.
Jonge vrouw mijn lijktuberkel, zij.
Ouder dan ooit heeft ze het koud.
| |
| |
Astraal haar liefde, haar semiologie.
Dit is de bouwval van haar taal,
ze valt. Ze maakt. Ze bouwt.
Bewaar vermoeid haar verwijdering
in het travestiete van de ruimte
De liefde voor haar oude lettertekening
En in haar grafschrift ligt een stilte
van chrysanten, zijde. Betekenissen
in een ander woord, een ander graf
| |
| |
| |
De woede der bloedige slijtage
Bij het heengaan van P.C.
Het heengaan
Band na band dit doorgaan, het leven nader,
spreken, zwijgen, dit eigenhandig sterven weer.
Nader de gelijkenis en het geluk met de lucht.
Vermenigvuldiging en gelijkenis der adem.
Royale loutering in zijn vormen, uiteindelijk,
spreek je, maar wie hoort dit smelten,
en je ziet vertrouwde aarde in de neus.
Als een onmondige oude, zie: hij is mondig.
Onderga hormonaal het verlies van de wijsheid
Hij vermoedt de harmonische pijnen, de doofheid,
de koude, de woede in evenwicht
hij heeft zijn wortels losgeslagen
maar weet ook de twijfel in de gewoonte
van zijn bloedloze slijtage.
Zijn gramschap nu weleens geschonden.
Een lichte lijkgeur van de herfst. Aan jou
de vroegste sneeuwval en de as, aan mij
de herinnering aan de vage leugens
De woonplaatsen van ons landschap.
| |
| |
In geuren nu, herkenbaar in droefheid
en verstikking heeft hij zich getooid, duur
en kleurrijk. En windstil in zijn dode aanblik
keert zijn geschiedenis naar een periode
om bestwil; tot wij vergeten.
Vermenigvuldiging en gelijkenis der vormen,
| |
| |
| |
Draag zorg voor het stamelen
Bond- en lotgenoot. Hoe de huiden wijzen
op de taal die we niet spreken. Die we wijzigen
om het tekort van woorden. We formuleren tot we zwijgen
met koude handen. In stilte begrijpen. Wij
En nergens meer aanwezig zijn. De onvoltooide tijd:
de avond eindigt weer in hapering.
Zoniet is alles tevergeefs.
In de omlijsting van de herkenning: ontheemding,
we belagen ons met lagen en kluwens. Met de klamheid
die de onze is, met tekens en de angst. Het bedrieglijkste
van het bedrog: de razernij om het besef van een verbintenis.
Wat weet ik? Wat weet ik. Honger ben jij, mens,
Blijf onwennig, want dat is beter dan niets. Ook
ik ben waakzaam als een dier. Dit volbreng ik:
het leven onder de mensen, het mengen
met alkohol en alkaloïde, de mooie naam.
Twee wolven huilen en ruiken het onhandige van de dood.
Je bijdrage in mijn zwijgtijd, mijn moeilijk wordend praten.
Het buigen naar je stilte en de ruimte van het witte
van je bladspiegels. Het wederzijdse voelen.
Weet de kleren, de maskers ons ontgaan, sacraal
en pijnlijk en met verroeste kleuren. Het vocht in de mond
waardoor geen namen namen noemen. En nu en nooit
het schuim in het bekken. Draag zorg voor de ontroering.
Draag zorg voor het stamelen
lieve, zo is niet alles tevergeefs.
| |
| |
Je legt wonden vast in een onkwetsbaarheid. Gaafheid
in een breuk. Onvervangbaar in lijnen, klanken, formaties,
een figuur. Het lichaam historisch in de hals van je stem,
het oeroude metaal van de navel.
Volle en scherpe vlakten, krassen waarin we leven.
In de bloedvlakken vindt het beeld het zwijgen,
de herkenning van dit bloed, de inkt, de bijtende zuren
die ik drink en houd en het ledigen
|
|