Schoonheidsprijskamp op het stofomslag
In de rede die Julien Kuypers uitsprak om Raymond Brulez te verwelkomen in de Academie, neemt hij een loopje met de recipiendaris omdat die reeds vroeg de gewoonte aannam zijn foto op het stofomslag van zijn boeken te doen verschijnen. Indien ik Julien Kuypers goed begrijp, schrijft hij dit toe aan ijdelheid alhoewel hij dit - in aanmerking nemend het gunstige fysiek van onze collega Brulez - doet met een Boutense ‘glimlach van begrijpen’. Kuypers heeft onrust gezaaid in mijn hart want mijn uitgever zorgt er ook voor dat mijn beeltenis den volke wordt meegedeeld. Trouwens dat gebeurt ook met andere auteurs. Ik ben helemaal niet in de bevoorrechte positie van Brulez en op capilair gebied bijt ik natuurlijk in het zand vergeleken bij Roelants, al stel ik sommige jongere auteurs, op dat punt, nog lichtelijk in de schaduw. Voor auteurs die in de eerste persoon schrijven en, a fortiori, voor dichters zou men het publiceren van de foto verplichtend moeten maken want ze spreken de lezer rechtstreeks toe en men heeft het recht te weten hoe ze er uitzien. Men moet weten door wie men aangesproken wordt; vooreerst moet men weten of de spreker een man of een vrouw is, dan of hij oud of jong is, nors of vriendelijk. Daarbij bestaat nog het gevaar dat de pers, wanneer ze het boek bespreekt, een foto uit haar archief haalt die een dertigtal jaren oud is en de schrijver voorstelt als een eerste communicant of als een flierefluiter en aldus de lezeressen, die bij Brulez zo gunstig reageren, op een dwaalspoor brengt. Het is volstrekt noodzakelijk dat de auteur met kaarten op tafel speelt en zegt: zo zie ik er uit, zo heeft de beruchte tand des tijds me toegetakeld. Ik meen niet dat men in deze van ijdelheid kan gewagen. Die zit hem elders.
M. Gij.