| |
| |
| |
Buitenlandsch overzicht door Maurits Wagenvoort.
Ook Napoléon heeft er van gedroomd de wereld tot een eenheid te hervormen, doch wanneer zij dit ware, zou het den menschen waarschijnlijk aantrekkelijker lijken op de maan te leven. In dit ondermaansche is het leven echter nog niet zoo heel slecht, juist wijl het verblijf er onzegbaar onderscheiden is. Wanneer men echter van deze zoozeer onderscheiden wereld een deel zou moeten aanwijzen als specimen van al de overige deelen, dan zou men ongetwijfeld de Vereenigde Staten van Noord-Amerika moeten kiezen. In dit bijzondere stuk wereld, dat alle andere stukken representeert: de tropische zomers en de poollandsche winters; bergen met eeuwige sneeuw aan wier voet zich Paradijslanden uitstrekken; stroomen welke behooren tot de machtigste der aarde naast dorre landen, waarvoor de menschheid geen zweet genoeg heeft om hen vruchtbaar te maken; steden van zoo overweldigende indrukwekkendheid aan bevolking en bouw, dat alle lieden der overige wereld er verstomd bij staan, naast woestijnen van zand beplant met reuzencactussen en bevolkt slechts door konijnen; een menschenbevolking verdeeld over alle mogelijke rassen, al zijn de Engelschen, de Duitschers, de Ieren, de Italianen er ook het talrijkst, allen heerlijk verbonden door één taal, de Engelsche, ofschoon de andere er binnenshuis niet worden verwaarloosd; twee menschenrassen: blanken en negers, die allerminst harmonisch naast elkaar leven en van welke het nog de vraag is welk ras er in de toekomst zal overheerschen; dan, jà, de Indianen, eens koningen van het land, nu uitgemoord, uitgestorven, ook wijl zij ongeschikt lijken de Westersche beschaving te ondergaan, doch voor groote meerderheid
| |
| |
van het overschot thans vegeteerende in reservaten naar eigen belangwekkende volksgebruiken. Kortom de Vereenigde Staten van Noord-Amerika zijn een verkort begrip van heel de overige wereld.
Van dit mooie en merkwaardige land is dan, na vier jaren van een voorbeeldeloos vrijwel dictatorische regeering, Franklin Delano Roosevelt opnieuw voor vier jaren de President geworden, met een verkiezings-succes als waarvoor men vijf kwart eeuw in het verleden moet zoeken wil men er in de staatkundige geschiedenis van land en volk de weergade van vinden. Dank zij de zoogenaamde ‘democratische’ meerderheid. De andere partij, de zoogenaamde ‘republikeinen’, hebben er een ongekende nederlaag geleden, maar republikeinsch zijn toch ook de ‘democraten’, al hebben zij het land dan ook opnieuw een glimlachenden dictator gegeven, van stalen energie, ofschoon half-verlamd, op wiens gelaat het Fransche ‘mieux vaut douceur’ staat te lezen, doch in wiens ziel het ‘zoo wil ik en zoo gebeurt het’ is gegrift. Geen volk, dat meer houdt van met goud bestikte kleeren, met witte pluimen bevederde hoofddeksels, maar zijn President mag zich zoo niet uitdossen, en zich evenmin een dier verheven titels, tot ‘Majesteit’ toe, laten aanleunen, waarmee men in het burgerlijk leven zoo grif is. Deze tweede Roosevelt-president - zijn achterneef, de eerste Roosevelt, telde ook al mede tot de populairste Presidenten van het Rijk - heeft het Britsche spreekwoord waar gemaakt: ‘nothing succeeds like success’. Het kan niet anders: hij moet een man zijn van hooge geestelijke qualiteiten, maar wel zijn voornaamste deugd lijkt, dat hij, hoewel dictator en als zoodanig zeker niet de mindere in macht van welken hedendaagschen dictator ook, zich heeft weten te omringen door een zelf gekozen raad van de in de practijk van leven en volksbestuur begaafdste mannen, wier meeningen hij overweegt, puurt en waaraan hij een eigen meening toetst, welke het land, in de afgeloopen vier jaren, der jammerlijke omstandigheden ten spijt, waarin zij begonnen, tot een succes zonder voorbeeld heeft gebracht. Dit echter lijkt
bedenkelijk genoeg voor de periode, welke eerlang gaat inluiden. Aan niets gewent de menschheid zich zoo snel en zoo volkomen als aan welvaart, en zij is even ondankbaar in de Vereenigde Staten als overal elders. De zoogenaamde Nieuwe Wereld is allengs even oud geworden als het ‘ouwetje’, wier zonen en dochters wij zijn. De ‘onbeperkte mogelijkheden’ van gisteren
| |
| |
bestaan er niet meer, en zoo het land nog niet overbevolkt is, zooals in Westelijk Europa overal: de tijd der onverhinderde immigratie is lang voorbij. Niemand komt er meer in op een schoen en een slof en een dubbeltje zakgeld. Zulk een succes als het zijne is een gevaar, dat president Roosevelt nog niet kende, doch dat hij zal leeren kennen, omdat zijn partij, de ‘democratische’, hem thans zal doen zien welke macht zij tegenover zijn dictatorschap bezit. Ook als de tegenwoordige zakenbloei er voortgaat of zelfs toeneemt. Want daarnaast is er nog steeds een grommend en arm proletarisch volk, dat nu nog wel achter hem staat, doch zich weldra tegenover hem zal kunnen stellen.
Helaas, dat wij nu tegenover zulk een staatkundig hoogtij als dáár tegen wil en dank terug moeten naar dat jammerlijke Spanje, welks volk bezig is eigen land te verwoesten? Ofschoon in de belegering van Madrid, de zoogenaamde regeeringspartij, wier hoofden zich elders in veiligheid hebben gebracht, in de laatste dagen tegen de ‘Witten’, de zoogenaamde ‘Opstandelingen’, successen hadden te boeken, welke te denken gaven, haar leger, zoo anarchistisch de mannen zich ook noemen, versterkt door Russische bewapening en Russisch opperbevel, houdt steviger stand dan waar ook vroeger. Hoewel mag worden gehoopt, dat deze weerstand slechts tijdelijk zal zijn. Doch wat zal dat trotsche Spanje, dat wij uit het verleden kennen, zijn geworden als beide partijen buiten adem en strijdensmoede eindelijk de wapenen neer werpen, of dat men met een versregel uit Corneille's ‘Le Cid’, moet zeggen: ‘Le combat finit faute de combattants’? Reeds spreekt men er nu van in Catalaansche kringen, communistisch en anarchistisch-rood, zooals men weet, dat Spanje dan een federatieve Soviët-republiek zal zijn, te weten Catalonië, Baskenland, de groote en vruchtbare provincie Valencia en tevens het hoogland Castilië, met Madrid tot algemeene hoofdstad. Het is haast ongelooflijk, dat het ooit zoo ver zal komen. De ‘Witten’ zullen het weten te verhinderen. Doch ten koste van hoeveel, hoe langen, hoe wreeden, hoe verwoestenden strijd nog? Doch het is niet zulk een Spanje, doch een, met generaal Franco tot wettelijk hoofd, dat nu door de landen Italië en Duitschland, tegen den Russischen invloed in, is erkend. Het is wel zeker, dat beide strijdende partijen, der vroegere overeenkomst ten spijt, dat de regeeringen zich onzijdig zouden houden, van alle kanten, van
| |
| |
alle volken medewerking en hulp genieten. Uit Rusland is een geheel eskader, gesplitst in schepengroepen van drie en zes, beladen met vechttuig, voedsel en dekking op weg naar Barcelona. Men zegt, dat het daarvoor Fransche havens open vindt. Rusland wil, naar 't schijnt, méér. Het wil de niet-inmengingsovereenkomst te niet doen, en dan Spanje, in het bijzonder Catalonië, met raad en daad bijstaan tot herschepping van een communistische, zoo niet een anarchistische republiek aan de Middellandsche Zee. Doch Mussolini had reeds te kennen gegeven, dat hij daar een dergelijken staatsvorm niet zou dulden, en Duitschland stond hem daarin grif bij. Nooit verkeerde de West-Europeesche wereld in verwarder, in gevaarlijker toestand. Er komt bij, dat ‘de opstandelingen’, ‘de Witten’, ‘de Nationalisten’, of hoe men hen noemen wil, wel gedwongen zijn om dien toestand nog gevaarlijker, nog verwarder te maken. Zij halen voor hun strijd tegen het roode en ‘godlooze’ Spanje legers van Moorsche kleurlingen, Mohammedanen grootendeels, naar Spanje. Doch wat hebben dezen eigenlijk met dat land in Zuid-West Europa te maken, dat hun voorvaderen eens bezaten en tot zoo schoonen bloei brachten? Aan de zijde van generaal Franco, die thans dan aan het hoofd heet te staan van het Spaansche gemeenebest, dat misschien voor allen een werkelijkheid van morgen zal zijn, doch het heden nog niet is, spreekt men er over om Spaansch-Marokko, waaruit het leger wordt opgeroepen, dat tegen de ‘Rooden’ strijdt, tot een autonomen staat te maken. Is dat land geschikt tot zelfbestuur? Men ontkent het. In ieder geval wil men van een autonoom Marokko in het groote Fransche gedeelte niets weten. Dit denkbeeld mag dan door Italiaansche hoofden zijn uitgebroeid, door Duitsche hoofden mee, waar inzonderheid de Duitsche invloed in Spaansch-Marokko in de laatste jaren zeer is toegenomen, Frankrijk verzet er zich
sterk tegen. Fransch-Marokko, hoezeer dan onder gezag van ‘kameraad Blum’ en zijn partij, heeft in den tegenwoordigen sultan een eigen hoofd, van wien het gezag bij verdrag is beklonken. Verleening van autonomie in het Spaansche gedeelte zou tot opstand leiden in het Fransche, en zoo rood is Frankrijk niet of in zijn koloniën huldigt het een geheel andere kleur, minder opzichtig, meer in het kleurgamma van het Britsche en Nederlandsche, hoewel dan toch niet zoo harmonisch in overeenkomst met de mentaliteit der inheemsche volken. Maar
| |
| |
wàt en wiè en wáár is tegenwoordig niet verward? Men spreekt wel van Soviët-Rusland en zijn gevaarlijke propaganda in Spanje en overal elders, maar dat Soviët-Rusland met Stalin aan het hoofd, dien men beschuldigt van kapitalistisch gevlei, vindt in het land en overal zijn nog-rooderen bestrijder in Trotzki en de ‘Trotzkiïsten’, evenzeer overal verspreid, ook in Spanje, waar men spreekt van een Trotzkiïstisch complot om de tegenwoordige ‘Roode hoofden’, die er het ‘Volksfront’ heeten te verraden, te beginnen met den nog President-zijnden Azaña en het energieke hoofd der Madrileensche verdediging Largo Caballero, uit den weg te ruimen. Daarom vooral is men aan Russischen kant voor een gewapend ingrijpen in het Spaansche wespennest, onverschillig voor de vraag of men daardoor een algemeenen oorlog ontketent. Want daarover denken de vurige hoofden van roode gezindheid ‘en bagatelle’. De beruchte Dimitroff, o.m. bekend uit het Berlijnsche brandproces van het gebouw van den Rijksdag, waarvoor de jammerlijke half-idioot Van der Lubbe, uit Leiden, als aanstichter en slachtoffer werd aangewezen, bezit thans grooten invloed bij de Russische ‘Komintern’, ook als gewaardeerd publicist. Ook hij ziet zeer terecht het groote gevaar voor de Russische denkbeelden en propaganda in het Fascisme, dat tegen de zoogenaamde ‘Democratie’, zooals de heeren die opvatten, ingaat, en daarmee in Spanje reeds tot een bloedend en brandend conflict is gekomen. Waar ook, de ‘Democratie’ moet worden versterkt: eerst in Spanje, vervolgens in Frankrijk, waar in geen geval het Volksfront mag worden ontbonden, dàn overal. ‘Dóór oorlog tegen oorlog!’ is hun leus.
En hier komen wij dan weer bij ‘kameraad Blum’, wien men zoo waar nu beschuldigt van dictator-manieren, doch die intusschen een gewenschte schoonmaak heeft gehouden in het bekende Nieuwsagentschap van Havas, dat in dit opzicht in Frankrijk almachtig heerschte over 's lands dagbladpers, en bijvoorbeeld over het Buitenland geen woord duldde, dat niet in overeenstemming was met zijn belangen. Ofschoon het voor een rijkssubsidie van honderd millioen francs te boek stond, had de regeering er niets in te zeggen, ja, immers anti-kapitalistisch, moest dulden, dat zij van dien kant werd bestreden, zoodra zij haar inzichten anders belijnde dan met de Havas-belangen strookte. Nu heeft onze vriend ‘kameraad Blum’ een wet voorgesteld, waarbij elke publicatie van tijdschrift
| |
| |
of blad verplicht wordt haar bronnen van inkomsten open te leggen. ‘Vrijheid van drukpers’? Dit is zeer zeker een licht. Maar een licht onder een korenmaat. Blum is een vijand van monopolies en om te handelen in de lijn tegen Havas, daar is in Parijs ook het monopolie-‘Hachette’, de bekende uitgevers-firma, welke de administratie van de geheele Fransche pers beheerscht. Dit zijn dan de dictators-maatregelen, waarvan men den ‘camarade Blum’ beschuldigt, en als hij op dien weg voortgaat, komt hij nog eens terecht, waar Mussolini nu staat, en men zou het Bijbelwoord op hem kunnen toepassen, dat er in den Hemel meer vreugde is over een zondaar, die zich bekeert, dan over duizend rechtvaardigen. Zelfs de schrijver dezer bladen begint schik te krijgen in onzen kameraad en vriend L. Blum.
De Europeesche politiek lijkt op een bellen-borrelende brouwketel, door welker schuim elk oogenblik iets anders naar boven komt, zelden wat goeds, althans zelden iets, dat door alle omstaanders als iets goeds wordt erkend. Van ‘kameraad’ Blum sprekende mag men hier niet vergeten melding te maken van het droevige drama van zijn minister van Binnenlandsche Zaken Roger Salengro. Om diens persoon heen ontstond kort geleden in de vergaderzaal van het ‘Palais Bourbon’ een schandaal, gevolgd door een gevecht, zooals in deze vergadering, welke men als achtbaar voorstelt, nog niet was voorgekomen. Salengro, van zijn jongensjaren af ‘rood’, werd gedurende den oorlog beschuldigd van desertie voor den vijand, doch van dit, anders met den kogel bestraft misdrijf vrijgesproken. De tegenpartij haalde in de vergadering deze oude koe uit de parlementaire sloot, en daarop ontstond het nog ongekend pandemonium’. Het leger der roode ‘Blümchen’, aan het eind van argumenten, wierp zich in gesloten gelederen over de banken heen op de tegenpartij, greep alles aan als wapen wat het kon krijgen, en weldra bestond de parlementaire meerderheid uit bloedende koppen en lamgeslagen ledematen. Dit is wat men noemt parlementair leven in de Fransche republiek van het oogenblik.
Dit gevecht zou den komieken kant kunnen genoemd worden van het eigenlijke drama-Salengro. De arme man gevoelde zich niet enkel vernietigd door den laster, misschien ook door zijn politieken gewetenslast, doch ook door droevige familieomstandigheden. Door zelfmoord maakte hij een eind aan zijn leven.
| |
| |
Ziedaar, waarheen de demagogische politiek kan leiden. Door alle kronkelingen van gepeupelgevlei heen was deze politicus aangeland op de hoogste hoogten van zijn eerzucht in de demagogische politiek van zijn land, toen hij zich wierp in den ontzettenden afgrond van de Ontkenning van Alles: den zelfmoord.
Dat bijvoorbeeld Hitler's Duitschland nu den laatsten stoot heeft gegeven tegen den bouwval, welke nog opstond van dat hoogtepunt van politieke verdwazing, welke het ‘Tractaat van Versailles’ genoemd werd, een laatste duw nog, het zoogenaamde Rijn-regiem, waarbij mogendheden wat te zeggen hadden, welke niets met den Rijn of andere Duitsche stroomen hadden te maken: Engeland en Italië, heeft eigenlijk niemand verrast, en zelfs in Frankrijk maakt men er zich niet heel ongerust over. De Nederlandsche Rijnvaart is er het eerst bij betrokken, dat Duitschland dit regiem te niet doet, doch de positie van ons scheepvarend volk kan er eêr beter dan slechter bij varen.
Ook in dit opzicht werd het spreekwoord gehuldigd, dat driemaal scheepsrecht is. Hitler en zijn paladijnen ramden het gammele kasteel van het ‘Tractaat van Versailles’ met drie stooten: eerst duwden zij de militaire bepalingen weg en gingen over tot herbewapening, althans herwapenden zich openlijk. In Maart van dit jaar brachten zij het Rijnland onder Duitsch militair gezag, thans hernemen zij ‘den ouden Duitschen Rijn’ weer als voorvaderlijk erfdeel, waarover geen vreemde iets te zeggen heeft. Zelfs niet Frankrijk, dat nu toch een oeverstaat is geworden. En wij? De Duitschers schamen zich over het verloop in ons land van dien machtigen stroom, den Rijn. Welk een decadentie! Doch, ‘there is much in a name’, van Maas en Waal zullen zij wel afblijven. Zij beweren echter dat nu ook de Rijnvaart akte van 1868 is geëindigd. Dit schijnt erger dan het is: wij maken er ons niet ongerust over.
Van algemeener belang nog is wat de tegenwoordige Duitsche regeering doet in verband met die van andere mogendheden, in de eerste plaats Italië. Mussolini wil den Koning nu als Keizer van Abessynië doen erkennen. Inderdaad, daar waren mogendheden, bezocht door zijn schoonzoon-minister van Buitenlandsche Zaken, graaf Ciano, die er voetstoots toe overgingen: Duitschland, Oostenrijk, Hongarije. Japan volgde het voorbeeld op voorwaarde dat Italië Mandsjoekwo als zelfstandigen staat zou erkennen, wat
| |
| |
grif werd toegestaan. Doch er zijn andere mogendheden, waartoe ook Nederland behoort, mogendheden van tenminste even groote zedelijke en militaire beteekenis: Groot-Brittannië, Frankrijk, de Skandinavische landen, die tegen de erkenning een theoretisch bezwaar hebben. Zij erkennen, leden van den Volkenbond, Abessynië nog steeds al medelid en den dapperen vluchteling, ‘keizer’ Haile Selassië, nog als hoofd. Hoewel hij in droevig nadenken ergens in de buurt van Londen verblijf houdt en droomend van wat eens was, nu en dan zijn ‘keizerlijk woord’ tegen Italië verheft. Dit moeilijkheidje tusschen genoemde mogendheden en Italië zou lang kunnen duren en in diplomatieken omgang tot onaangename betuigingen leiden. Immers zij willen Victor-Emanuel III nièt ‘keizer van Abessynië’ noemen. Doch Mussolini zou niet de groote man zijn, die hij is, indien hij in zijn arsenaal ook niet het lichtere wapen der slimmigheidjes verzorgde. Hij heeft niets van het ‘hier sta ik, ik kan niet anders’! doch in het practische leven van diplomatieken omgang hebben ook slimmigheidjes haar waarde. Indien genoemde mogendheden den koning van Italië Victor-Emanuel III dan al niet als ‘keizer van Abessynië’ willen begroeten, zij hebben er waarschijnlijk niets tegen, als de fascistische regeering den koning keizer wil heeten en van het rijk spreekt als van het ‘Italiaansche keizerrijk’. Stilzwijgend daarbij Abessynië inbegrepen. Immers snel op weg naar algeheele inlijving, wijl het regenseizoen is verstreken, zijn de Italiaansche wapenen bezig den opstand der horden in het land neer te werpen. Dit vraagstuk is voor de Nederlandsche politiek van oogenblikkelijk belang omdat onze gezant, doctor J.A.N. Patijn, naar Brussel is overgeplaatst en zijn zetel in Rome ingenomen zal worden door doctor Hubrecht. Althans zoo stelt onze
regeering voor. Maar hoe moet dit in de betiteling van Victor-Emanuel geschieden? Koning of Keizer? Voor den laatst-genoemden titel wordt de Italiaansche grondwetherziening vereischt. Hoe gaat zoo iets echter thans in het schoone land? Op bedachtzame, langzame, veilige Nederlandsche manier, waarbij alle, ja, alle vertegenwoordigde partijen haar woordje mogen meespreken? Of door een pennestreek van Mussolini? Zoodat Italië op dit oogenblik een ‘keizerrijk’ kan zijn geworden, zonder dat er een haan naar kraait, allerminst de Gallische Chantecler, wiens strottehoofd onder gezag staat van ‘kameraad’ Blum. Zullen wij er ooit iets meer van
| |
| |
vernemen hoe dat is toegegaan bij het overhandigen zijner geloofsbrieven door doctor Hubrecht aan den ‘koning’ of den ‘keizer’ van Italië?
Wat echter - en dit is van meer belang nog - de Duitsch-Italiaansche politiek uitdenkt, welke nu vrijwel openlijk gearmd denzelfden kant uitgaan, althans in de richting tegen Soviët-Rusland, dit al of niet vereenigd met het roode Frankrijk van het oogenblik: een Midden-Europeesch blok dus? De Balkanstaten hebben er zich bij aangesloten of zullen dit doen. Immers de Russische communistische begrippen zijn voor allen een dreigende geestelijke orkaan.
Duitschland heeft dan, beweert men, met Japan een overeenkomst gesloten tegen het Bolsjewistisch Rusland in, althans tegen de Bolsjewistische propaganda. Hoe langer hoe meer ziet men daarvan het gevaar in. De tijd schijnt nabij, dat het voor goedgeloovige proletariërs welmeenende evangelie, het Oost-Russische Communisme, reeds overal gepredikt in alle landen, vooral voorgestaan door onwijze intellectueelen, die uit den aard hunner mentaliteit verblind zijn, krachtig zal worden bestreden. Gelouterd de woningen der volken, zooals huizen door insecten verpest, onder voor hen giftige dampen worden gezet.
De politieke brouwketel staat te vuur op geestelijke vlammen, welke heel de wereld roosteren. Alle landen staan voor de levensvraag of zij nog langer geregeerd zullen worden door de ondanks alle teleurstellingen verlokkende theorieën van de Fransche revolutie van 1789, door het Liberalisme tot een schijn van levensvatbaarheid gebracht, doch die onweerstaanbaar uitloopen op anarchisme, of door daden van mannen, die eerst zullen hebben te vechten voor algemeene erkenning. Niet alle volken echter zijn geroepen om zulke mannen van overtuigende daadkracht voort te brengen. Hun evolutie zal daardoor waarschijnlijk zooveel moeilijker, misschien zelfs zooveel gevaarlijker zijn.
|
|