De Nieuwe Gids. Jaargang 51(1936)– [tijdschrift] Nieuwe Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 498] [p. 498] Verzen van Finus M.P. Oosterhof. Lied van den korenoogst. Ik bond de schoven Ik bond het koren; In bussels en hoopen Staat er het graan. Wieg 't in je armen Gooi 't naar boven Bove' op den wagen Pakken ze het aan: Twee sterke armen Vangen het op en Leggen het schoof aan schoof Vast op elkaar. ‘Vrouwenwerk, vrouwenwerk; Grijp naar de sikkel!’ Suizen de sikkels In 't blinkend graan.... Boven de ruggen Zindert de hitte; Koel klikt de wetsteen Aan 't klare staal. [pagina 499] [p. 499] Middeleeuwsch huis achter de Notre Dame van Dijon. A Madame G. Guédeney. De hand betast de holte van de bank Die de geslachten sleten in het steen. En ik herken: Hier zát ik - eeuwenlang? Eeuwen geleên? Dit alles is mij zoo bekénd, zoo vreemd niet-vreemd: Die vensterboog, die vensterbank, De zon, die warm Mij in de open hand schijnt En mijn beenen Nog loom verwarmt.... En dan, wanneer de avond valt, Trekt 't licht koud weg; Maar killer nog dan de avond Is het late stijgen van de duiven Boven 't silhouet der kerk. [pagina 500] [p. 500] Verlossing aan zee. Op eigen armoe aangewezen, Met eigen bitterheid vervuld Hebben mijn woorden me uitgewezen Hoezeer in weemoed ook verhuld. Je oogen staarden in geduld En je mond weifelde om te spreken Omdat de teerste woorden breken Tot scherven letters in de stilt'. Dan riep 'k je naam - In blij, erbarmen Nam je mij zwijgend in je armen, Trotsch, vrij en puur. Mist nevelde over zee en stranden, Het laatste avondrood verbrandde; De stilte suisde in uur na uur. Vorige Volgende