Bibliographie
Aug. van Cauwelaert. Vertellen in toga. - Amsterdam, Antwerpen 1935. Elsevier, Standaard-Boekhandel.
Aug. van Cauwelaert is een knap verteller. Ook op den korten afstand, de schets, toont hij zich een belangwekkende kracht. Op gevaar af door enthousiaste kunstenaars als literair administrateur gebrandmerkt te worden, wil ik toch de volgende notitie maken. Aug. van Cauwelaert is verplicht met zijn onbetwistbaar vertellerstalent nimmer roekeloos om te gaan. Er komt wel eens iets in zijn figuren voor dat ik vlak moet noemen door een niet onjuiste maar te haastige psychologie en eveneens door zijn iets te vluchtige taalgebruik. In zijn uitstekenden roman Harry dreigde op enkele bladzijden reeds even dit gevaar. Deze auteur moet zich dus nimmer overhaasten. Wat wordt hiermede nu bedoeld? Dat de goede schrijver noodzakelijk aan een roman jaren behoeft te schrijven? Geenszins. Er is een methode Flaubert en er is een methode, die overeenkomt met de wijze waarop Multatuli zijn Max Havelaar schreef. Eerstgenoemde, het is genoeg bekend, werkte, vijlde en schaafde jaren lang. De Hollander voltooide zijn beroemd boek in dertig dagen. Aan Multatuli vooral kan men gewaar worden, dat een cultureel en artistiek werk het resultaat is van jaren intensief leven, een losbarsting van elementaire psychische inhoudelijkheden, die eindelijk geuit moesten worden. Niet te haastig arbeiden voor een kunstenaar beteekent dus: geen werk verichten dat innerlijk niet gerijpt is. Iemand die niet wacht totdat zijn ideeën volgroeid zijn en dan toch schrijft, zal een werk geven, waaraan de beste waarden ontbreken. Aan het karakter van een werk bemerkt men wel eens, of zulk een schrijver inderdaad die mogelijkheid tot vervlakking in zich heeft.
Elk land, ook Vlaanderen, mag blij zijn, wanneer het weer eens iemand in zijn midden telt, waarvoor de Franschen het woord