is het niet wetenschappelijk genoeg. Juist omdat het een beetje van alles is, heeft het zoo'n groot publiek van lezers en bewonderaars gevonden.
Sommigen hebben het een pessimistisch boek genoemd. De auteur heeft dit tegengesproken, en zichzelf voor optimist verklaard. Nu moet men voorzichtig zijn met het geloof slaan aan zelfkennis op dit punt. Zou er wel één mensch gevonden worden die zich pessimist noemt? Iemand die het leven zwart ziet, is niet overtuigd dat dit aan hem ligt; integendeel, hij waant alles en iedereen op de wereld er op ingesteld hém het leven zuur te maken. Zoodra hij begint in te zien dat hijzelf de oorzaak is van zijn ongelukkigen toestand, krijgt hij kans zijne levensopvatting te verbeteren en te vermooien.
Een optimist ziet altijd in de eerste plaats het goede in van alles; het verkeerde en slechte negeert hij zooveel mogelijk. Wanneer hij het onder de oogen ziet, accepteert hij het als iets noodwendigs waar later, ook als hij dit niet begrijpt, toch weer iets goeds uit voort zal komen.
Deze levensopvatting kan men professor H. niet toeschrijven. Maar hij is ook niet iemand die uitsluitend jammert over den achteruitgang der beschaving en de verwildering der zeden; hij heeft wel vertrouwen in de jeugd en de toekomst. Dit vertrouwen is echter nogal vaag; het berust op niets concreets. Men zou misschien het dichtst bij de waarheid zijn met te zeggen dat zijne visie op het leven op de grenzen tusschen pessimisme en optimisme in ligt.
Het is niet gemakkelijk om in dezen tijd optimist te blijven. Het wordt steeds klaarder dat de fundamenten der tegenwoordige maatschappij meer en meer in verval geraken, en dat alle middelen tot herstel die de knapste menschen uitdenken, slechts tijdelijk en partieel succes hebben. Verval te zien en te beleven, zonder uitzicht op verbetering, stemt pessimistisch.
Om optimist te kunnen zijn en blijven, moet men of zóó sterk gelooven in een beter, gelukkig hiernamaals, dat de ellende van het heden als een noodzakelijkheid verdragen kan worden; of men moet geboren zijn met een uitzonderlijk gunstigen aanleg tot zalige onwetendheid.
Ook de ultra-individualist, die zichzelf eene wereld schiep en