| |
| |
| |
Maandelijksch overzicht
's-Gravenhage in bloei.
's-Gravenhage is in Nederland de stad bij uitnemendheid, die èn door de bewoners èn door de bezoekers gelijkelijk wordt bewonderd en gewaardeerd, en dit wel om de volgende vier redenen:
1. De liefhebbers van den historischen bouwstijl kunnen hun hart ophalen aan de schoonheid van Binnen- en Buitenhof, Voorhout, Kneuterdijk, Vijverberg, Tournooiveld, enz.
2. De liefhebbers van den modernen en allermodernsten bouwstijl kunnen daarvan genieten in de uitgestrekte buitenwijken, die van alle genres voorbeelden geven.
3. De omstreken van duin, bosch, strand en zee zijn onvergelijkelijk mooi.
4. De stad-zelf biedt met haar complex van prachtige lanen, parken en pleinen, een zoo verkwikkend aspect, dat het denkbeeld, als zou een stad gelijk zijn aan ‘een steenen gevangenis’, bij 's-Gravenhage in de verste verte geen reden heeft van bestaan.
's-Gravenhage is royaal gebouwd; het heeft een betrekkelijk kleine binnenkern maar heeft zich in de laatste tientallen jaren zoo ontzaglijk uitgebreid, dat haar grondgebied dat van Parijs overtreft, en zij aangebouwd is aan Rijswijk, Voorburg, Scheveningen, Loosduinen, Wassenaar.... Den Haag bevredigt ieders schoonheidszin en ieder's verlangen naar wat historisch interessant is, en waard is te worden gekend. Den Haag is altijd mooi, in lente, zomer, herfst en winter.
Den Haag in de lente.... De stad ontwaakt, bekoorlijk en jong. In het bosch ontbloeien de anemonen, Walter Crane's frail windflowers, blank als porcelein, met even aangeroode open kelkjes, en in de Scheveningsche Boschjes luikt het prille groen uit de struiken. Den Haag plekt open in de verrukkelijkste pleinen en parken, met vijvers en groene gazons. Statige lanen doorsnijden in alle richtingen de stad, en de juiste proporties, die het aan kanalen en grachten heeft, maken den Haag tot een voorbeeld van architectonischen bouw. Het stedenschoon van 's-Gravenhage, zoo imposant, zoo aristocratisch en kunstzinnig,
| |
| |
als vrijwel nergens anders in Nederland, dringt zich op, zelfs aan de ongevoeligste oogen.
In de lente zweeft een geur van meidoorn en sering door de lucht, van kamperfoelie en jasmijn.... all virgin cups of scent and dew.... sneeuwballen vormen een sneeuwigen achtergrond voor den trossenden gouden regen; de kastanjes ontplooien de pracht hunner waaierblaren; de rhodondendrons prijken met rose bouquetten en de magnolia's zijn als bloemen uit was gebootst.....
Den Haag in den zomer. In de parken, de tuinen, op de pleinen bloeien de rozen en heel de atmosfeer is één zoete welriekendheid, en gansch het uitzicht der stad is verfraaid door de gouden theerooskleuren, de fluweelige donzigheid der donkerroode rozen. Vanille-aroom van heliotropen, vlamheete gloed van scharlaken geraniums; vijvers, met opengebloeide ranonkels en waterlelies; zware looverboomen in alle deelen van de stad.... Den Haag in den zomer is de vacantiestad; wie er vrijheid zoekt en vermaak, die zal ze vinden.... en wie er schoonheid zoekt, die ontdekt ze vanzelf in de glooiende, gele duinen, de pronkende parken, de koele boschlanen.... de zwalpende, zilvergrijze zee....
Den Haag in den herfst.... Geen stad in Nederland is in den herfst zoo mooi, zoo vol, zoo rijk als 's-Gravenhage. In Bosch en Boschjes verkleuren de boomen tot goud en brons en vermiljoen. In de parken bloeien de hortensia's de herfstasters de chrysanten, de dahlia's.... De herfst is het seizoen van gebroken tinten en gedempte geluiden, en nergens is de herfst in een stad zoo bekoorlijk en zoo fijn aantrekkelijk als in den Haag, - de stad van charme en chic, van distinctie en goeden smaak....
Den Haag in den winter.... Is er iets mooiers dan berijpte boomen....? De parken, als er sneeuw is gevallen, zijn blanke velden geworden en de straten zijn stille, witte gangen.... En overal door de stad verspreid, staan op de pleinen de vaste planten het oog met hun glanzend groen te verheugen, en soms beginnen de hazelaars reeds hun katjes uit te zenden....
* * *
Er is een boek verschenen, dat ik in handen van iederen Hagenaar, en van allen, die het hopen te worden, zou wenschen. Wie den Haag nog niet kent, zal door deze uitgave (die niets mooier
| |
| |
voorstelt, dan het is, en alleen door de loutere realiteit zóódanig bekoort, dat het bezit ervan een blije vreugde is, en dat men bekijkt als een overal boeiend en bekorend beeld. Ik bedoel het zoo juist verschenen Groen en bloemen in den Haag, dat geschreven werd door de heeren Ir. P. Bakker Schut, Directeur Stadsontwikkeling en Volkshuisvesting, S.G.A. Doorenbos, Directeur Gem. Plantsoendienst, Dr. A. Schierbeek, Leeraar H.B.S. Privaat Docent Universiteit, en met een Inleiding van Mr. S.J. de Monchy, Burgemeester van 's-Gravenhage. (Uitgave der Algemeene Vereeniging voor natuurbescherming voor 's-Gravenhage en omstreken.)
Dit zeer mooi uitgegeven boek, op kunstdrukpapier, en met een keurigen, sober-grijzen band, bevat 13 kaarten en 73 figuren naar foto's, en de tekst is zoo aangenaam geschreven, dat men het werk telkens weer opslaat, en leest, leest, leest, en voortdurend met oogen, geest, en voorstellingsvermogen geniet. De auteurs spreken allen met kennis van zaken, maar hun artikelen zijn geen droge of geleerde opsommingen geworden; de geschiedenis der ontwikkeling van de stad 's-Gravenhage, zooals die ons door den heer Ir. P. Bakker Schut wordt verteld, is zoo aantrekkelijk en levendig en interessant als een fascineerende roman. De beschrijvingen van den heer S.G.A. Doorenbos en Dr. A. Schierbeek brengen ons heel wat kennis bij, doch doen dit op zulk een prettige, bevattelijke wijze, dat ons ‘leeren’ hier eigenlijk ontspanning is. De beschouwingen over de bloemen en planten in den Haag worden hier, - nog verduidelijkt door platen, - zoo aangenaam opgedischt, dat men, zonder het te weten, op ruime wijze, zijn inzicht in vele dingen verrijkt.
En terecht zegt Burgemeester de Monchy in zijn woord ter inleiding:
‘Een uitstekende gedachte is het in een smakelijk en bij uitstek deskundig boekje den Haagschen burger te doordringen van de waarde van het kostbare goed, waarvan de hoede mede aan iederen inwoner is toevertrouwd: den Haag, in zijn gordel van parken en landgoederen, van bosschen en duinen, - het oudste en wellicht nog steeds het schoonste voorbeeld van organische samengroeiing van stedeschoon en natuurweelde.’
* * *
| |
| |
Hoevele ingezetenen van 's-Gravenhage, kennen hun stad?
Hoevele bewoners van het Bezuidenhout-kwartier kennen de Bloemenbuurt, de Vogelbuurt, Duindorp, het Zuiderpark? Hoevelen, die het Schilderkwartier of Spoorwijk tot domicilie kozen, weten iets af van Marlot of Zorgvliet? Kennen àlle Hagenaars de verrukkelijke Waterpartij in de Scheveningsche Boschjes, den Vogeltuin, de Eendenkooi, - de Boschjes van Pex, Voorlinden en Meyendell?.... Het zijn meest de vreemdelingen en vacantiegasten, die het volledigst van 's-Gravenhage-en-omstreken's onvergelijkelijk schoon genieten. Een enkele komt op den lumineuzen inval de tramlijnen tot de eindpunten af te rijden, en ‘ontdekt’ aldus het Stuyvesantplein, den Schimmelweg, de Stuwstraat, de Escamplaan, den Pioenweg.... en wordt verrast door de rijke verscheidenheid in bouwstijlen; het genre Engelsche cottage, de comfortabele, ruime boven- en beneden huizen of de Amerikaanschachtige flat-gebouwen en étagewoningen.... Maar de meesten blijven hun dagelijkschen gang volgen, automatisch en verlangeloos, - alsof niet om hen heen de stad zich grandioos uitbreidde en al meer en meer terrein omvaamde en steeds verdere uitzichten opende op nieuwe en schoone belangrijkheden. Voor dezulken is het bovengenoemde boekwerk een openbaring. Zij zien, dat den Haag nog heel iets anders is dan een behagelijke woonplaats met vele maatschappelijke geriefelijkheden, - namelijk een centrum van weergalooze schoonheid, door de gelukkige vereeniging van Kunst en Natuur tot een aanzienlijke hoogte opgevoerd.
De uitgave ‘Groen en bloemen in den Haag’ heeft maar één nadeel: namelijk, dat zij niet in den handel is. Zou zij niet in den handel kunnen worden gebracht? Dit werk mag toch eigenlijk niet alleen een toevallig geschrift zijn voor enkele uitverkorenen; het kan worden tot een nuttig en noodig propagandamiddel; en ik vermoed, dat het, als het op ruime wijze verkrijgbaar werd gesteld, in de boekhandels, de kiosken, en aan de stations, het gretig zou worden gekocht, en het voor alle koopers een kostbaar bezit zal blijken, dat zij niet graag zouden willen missen, en waarvoor zij blijvend dankbaar zullen zijn.
Jeanne Kloos-Reyneke van Stuwe.
| |
| |
| |
Desiderius Erasmus.
Stelt men thans, nadat in de geheele pers, den 400sten sterfdag van Erasmus is herdacht, - men kon geen tijdschrift opslaan, geen geïllustreerd blad inkijken, geen courant openvouwen, of het geestig-scherpe profiel, omlijst door beschouwingen van den meest verschillenden aard, viel ons in het oog, nog belang in dien Groote? Het was bijna te veel van het goede, men was fed up met den beroemden humanist, - en toch, - hoe vreemd! ondanks de overgroote hoeveelheid, bleef de markante persoonlijkheid van onzen landgenoot ons boeien, en lazen wij geduldig, en aldoor geïnteresseerd, het eene artikel na het andere.
Desiderius Erasmus, - (Gerrit Gerritsen, zooals wij op de H.B.S. leerden, vertaalde zijn eenvoudigen naam in Grieksch en Latijn, evenals Filippus Schwarzerd, de medestrijder van Luther, zich Melanchton noemde) werkt nog altijd op de verbeelding, zelfs van de modernsten onder ons. En daarom kan de lectuur over hem, die als een lawine in boek, brochure, essay, en tijdschrift-studie, ons overweldigde, ons niet vervelen, en bleven wij belangstellend bij elke nieuwe verschijning.
Maar, wat kan er, nadat Erasmus zóó van alle kanten is beschouwd, en alle facetten van zijn Wezen, zóó helder in het licht zijn gesteld, nog worden uitgegeven, dat ons interesseeren kan? Wel, - naast zijn geschriften vormen zijn Brieven een enorm belangwekkende uiting van dezen zoo volstrekt natuurlijken geest, die geheel vrij was van aanstellerij, eigenliefde of behaagzucht.
Brieven, zoowel als dagboeken (mits absoluut authentiek,) behooren tot de meest belangwekkende documents humains. Men laat zich hierin gaan, en geeft zich, zooals men is, zonder terughouding, zonder effectbejag. Vooral is dit het geval met dagboeken, maar ook door brieven, aan vertrouwde personen, leert men den schrijver in diens binnenste karakter kennen, zooals dit nauwelijks door het gesproken woord mogelijk is.
Erasmus, in den spiegel van zijn brieven is de titel van een bij de firma W.L. en J. Brusse N.V. te Rotterdam uitgegeven bloemlezing; een keuze uit Erasmus' epistels, vertaald en toegelicht door Dr. O. Noordenbos en Truus van Leeuwen, met een woord vooraf van Prof. Dr. J. Huizinga, waarin deze zegt:
| |
| |
‘Een zeiltocht op de zee van dagelijksche mededeeling uit een der sterkst bewogen tijdperken der geschiedenis blijft iedereen aanbevolen.... De lezer zal hier Erasmus ontmoeten in al de wisselingen van zijn moeizamen levensloop. Als dichterlijk jongeling in het klooster, als worstelend litteraat in Parijs, als nieuweling op het veld der godgeleerdheid, als wereldberoemdheid, als onwillig medespeler in het drama der Hervorming, als het licht, dat in Bazel onderging.... Hij zal Erasmus zien in de levendigheid van zijn geest, in de scherpte van zijn betoog, in de vroolijkheid van zijn scherts, in den ernst van zijn verontwaardiging.... en ten slotte ook in de trekken die ons somtijds beletten, Erasmus van ganscher harte te bewonderen....’
Want Erasmus heeft zijn zwakkere zijden nooit verborgen. Hij was volkomen eerlijk, en, vooral in zijn brieven, geheel open en argeloos. Wij voelen daarin den mensch, den volledigen, menschelijken mensch, dien wij, ondanks onze eventueele critiek op hem, blijvend waardeeren, ja, liefhebben.
Erasmus niet in de taal, waarin hij schreef, namelijk het Latijn, is, zegt Professor Huizinga terecht, (want is dit niet zoo goed als altijd het geval met alle vertalingen?) als de reproductie in zwart en wit van een olieverfschilderij. Een zeer goed gekozen beeld. Maar, door de reproductie, krijgen we toch een idee, en een tamelijk compleet idee, wat vorm en lijn en uitdrukkingsvermogen betreft, van het origineel, moge dan ook de kleur er aan ontbreken. En getroost zetten wij ons dus aan de lectuur der hier geboden brieven, die zorgvuldig voor ons zijn uitgekozen, en gerangschikt, naar verschillende perioden in Erasmus' bestaan.
Om te beginnen krijgen wij eerst echter nog een beschrijving van Erasmus' leven, van zijn geboorte te Rotterdam, den 27en October 1466 tot aan zijn sterfdag te Bazel, 12 Juli 1536. En zoo worden wij dan over deze groote persoonlijkheid, dezen eminenten geleerde, dezen geweldigen werker voldoende georiënteerd, eer wij de lezing der brieven aanvangen.
De brieven zijn voor ons des te belangrijker en te begrijpelijker, omdat de samenstellers van dezen bundel er telkens toelichtingen tusschen voegen, zoodat wij voldoende op de hoogte komen, wat er aanleiding toe gaf. Ook verdeelen zij Erasmus' leven in verschillende perioden: Jonge jaren in het klooster te Parijs; Goede
| |
| |
dagen in Engeland; Brieven aan Colet; van Engeland naar Parijs; Angst en zorgen; Holland en Hollandsche vrienden; Op weg naar roem; verblijf in Italië; Erasmus tegen den oorlog; Erasmus verdedigt zijn levenswijze; Jaren van roem, verwachting en arbeid. De tragedie Erasmus-Luther; Uitingen van vriendschap en bewondering; Erasmus' levensavond.
De brieven zelf.... Men leest ze, met een geboeidheid, die aan fascinatie grenst. Alle menschelijke gevoelens wisselen er zich in af: nu eens zijn ze gemoedelijk, dan weer vol diepen ernst; nu eens zijn ze humoristisch, dan weer geven ze een tragischen kijk op het leven; nu eens zijn ze verstandelijk, dan weer gevoelig.... maar overal hoort men een mensch zich uiten, aan wien niets menschelijks vreemd is geweest....
Las men ooit zoo iets kostelijks als de plastische beschrijving van den twist tusschen dienstmeisje en kostjuffrouw?.... Is dit geen literatuur van de beste soort: schilderachtig, realistisch en origineel?.... En lees eens zijn betoog tegen den oorlog, een uitvoerige veroordeeling van dit verschrikkelijk kwaad.... ‘Een oorlog is iets zoo verderfelijks, zoo monsterachtigs, dat geen deugdzaam mensch hem, moge hij nog zoo rechtvaardig zijn, kan billijken....’
Wie gelooven mocht, dat onze tegenwoordige tijd de ergste en noodlottigste is, die de menschheid ooit heeft beleefd, leze eens deze brieven uit de 16e eeuw, toen Europa niet alleen op verschrikkelijke wijze werd geteisterd door de pest, maar ook door oorlogen, die toen heviger dan ooit hebben gewoed!....
De bescheiden uiting van Erasmus:
....overigens kon het wel zijn, dat ik misschien niet geheel onbekwaam ben tot het schrijven van brieven.... zullen alle lezers zeker met graagte onderschrijven, en dit zeer fraai gedrukte en keurig uitgegeven boek zal, bij de werken van en over Erasmus zeker een eereplaats innemen in elke openbare, maar ook in menige particuliere bibliotheek.
N.G.
|
|