over dergelijke enormiteiten niet bijzonder te verbazen. Er gebeuren in de muzikale wereld wel gekkere dingen!)
Heeft één meester gezonder taal gesproken dan Schubert! Of Strauss!
* * *
Wij, Noorderlingen met een muzikaal gemoed, 't welk veel overeenkomst vertoont met ons klimaat, weten precies hoe een lied van Schubert gezongen, een wijs van Strauss gespeeld moet worden. Wij weten het zelfs beter dan zonen uit het Oostenrijksche land. Een tijd geleden heeft een na-zaat van den wals-keizer dit aan den lijve kunnen meemaken. Vrijwel niemand was het eens met zijn tempi, zijn opvattingen van de walsen van den meester.
Wij doen het beter! Wij maken... onmogelijke, ongemotiveerde ritenuto's, huilende portamenti, eeuwen-durende points d'orgue. Wij maken van die natuurlijkste, muzikaal-gezondste kleinoodiën weeïg-zoete onsmakelijkheden.
En daardoor alléén is het averechtsche oordeel ontstaan.
* * *
De Weensche operette van Strauss is een gaaf, gezond, oerkrachtig product. Geënt op gezonden bodem: de gezonde, oud-Weensche wals. Strauss is in de conceptie niet meesterlijker dan Offenbach. Strauss bleef zijn muze trouw. Offenbach gooide op het laatste oogenblik den boeg om naar de opera. (‘Les contes d'Hoffmann’.)
* * *
Het aankomend verval - na Strauss - ligt, dunkt me, hoofdzakelijk in de omstandigheid, dat deze meester geen gelijkwaardige opvolgers heeft gekregen. Offenbach evenmin. Noch Lehar, noch Fall, noch andere Oostenrijkers of Duitschers hebben het verder kunnen brengen dan een tusschen-station.
Lehar schreef in het begin operettes, waarin een ver-bleekte Strauss rond doolde. Zijn ‘Lustige Witwe’ bezit, lijkt me, de meeste muzikale kwaliteiten. Maar ik vraag Uwe aandacht voor den daarin voorkomenden wals, welke een tijd lang op het vaste repertoire van strijkjes, kermistent-orkesten, straatjongens en kroeg-orchestrions