| |
| |
| |
Feiten en fantasieën (dames-rubriek).
Mevrouw de Staël, in haar leven en werk.
(Vervolg van blz. 84.)
Eerste periode. II.
In haar eerste periode, waarin, evenals in haar derde, mevrouw de Staël leefde, temidden van een schitterenden kring, en daar zeer veel succes had, gaf haar geestig conversatietalent preciesheid, helderheid, conciesheid en gloed aan haar stijl.
Misschien kan men zelfs eenig verband vinden tusschen haar Lettres sur Rousseau en het posthume werk van Mad. de Staël. In beiden treft de vlotheid van taal, en ondanks het enthousiasme en de levendigheid der sentimenten, heerscht in beiden eenzelfde sereniteit van geest. In een beeld zou men kunnen zeggen: de morgenkalmte en de avondvrede hebben dezelfde stemming. Er waren in haar eerste periode nog geen stormen over haar heen gegaan, en natuurlijk bezat zij toen nog niet veel menschenkennis en levensondervinding. C'est presque toujours la souffrance qui nous force à creuser dans notre âme; il faut que l'abîme s'ouvre pour qu'il y pénètre un rayon du jour.
De analyse van de reacties der smart op den mensch, het aanbrengen van zeer sombere kleuren in contrast met lichte, is altijd het fort van mad. de Staël geweest. Maar in de Lettres sur Rousseau, hoewel ze spiritueel en gevoelig zijn, vindt men zachter tinten en een rustiger toon. En de lezers, die in lectuur een douce distraction zoeken, vinden hier hun gading. De Lettres sur Rousseau
| |
| |
houden ons aangenaam bezig, zonder ons te veel op te winden of te ontroeren.
Den leeftijd van Germaine Necker in aanmerking genomen, is dit werk stellig bewonderenswaardig te noemen; het bezit evenwel noch de sterke verbeeldingskracht, noch het superieure doordringingsvermogen, waarvan de schrijfster later blijk heeft gegeven; en daarom zullen wij niet meedoen aan de maar al te dikwijls voorkomende gewoonte om, ten koste van een eerste goed-geslaagde poging, al het verdere werk van een auteur te denigreeren. We zien dat, in de literatuurgeschiedenis honderden malen gebeuren. Een eerste werk slaat in, verrast, en wordt onthouden; en al staat de latere productie op een gelijk of zelfs hooger plan, de schok, de revelatie, de emotie is dan natuurlijk minder groot, en de geringere aandoening van den lezer-zelf wordt aan de mindere qualiteiten van het werk geweten.
| |
Tweede periode.
Kort na de verschijning der Lettres sur Rousseau brak de Fransche revolutie uit. Mevrouw de Staël had reeds in dit werk van haar hartstochtelijke vrijheidsliefde blijk gegeven, waarvan zij reeds in haar vroegste jeugd was bezeten. Zij leefde niet afgezonderd, of ‘achter de wereld’; zij was, door de positie van haar vader midden in het volle leven geplaatst; en het kon niet anders, of zij moest wel deelnemen aan de gebeurtenissen van haar tijd. Toen alle hoofden op hol gingen, kon het hare moeilijk rustig blijven. Zij bewonderde de Engelsche constitutie, en hield heel veel van haar eigen land, en zij zou niets liever willen dan dat de Franschen op hetzelfde niveau stonden als de Engelschen en een menschwaardig bestaan konden leiden. Ook haar vader was dezelfde principes toegedaan, en men kan zich dus de geestdrift van Germaine heel goed begrijpen, - alleen ging zij veel verder dan de heer Necker. Zij had een sterk gevoel voor het lijden der menschheid en haar mededoogen was zeer ontwikkeld, bovendien had zij een hevige aversie tegen tyrannie, en een terreur vond zij afschuwelijk. Hoewel zij geen persoonlijke verliezen had te betreuren, kan toch in die dagen niemand zwaarder geleden hebben dan zij. Zij voelde
| |
| |
het, alsof het nobele denkbeeld van ‘vrijheid’ voor altijd bezoedeld was.
In haar Influence des Passions zegt zij:
‘Il me semble que les partisans de la liberté sont ceux qui détestent le plus profondément les forfaits qui se sont commis en son nom. Leurs adversaires peuvent sans doute éprouver la juste horreur du crime; mais comme ces crimes mêmes servent d'argument à leur système, ils ne leur font pas ressentir comme aux amis de la liberté, tous les genres de douleur à la fois.’
Gedurende het bloedige schrikbewind van Robespierre was Mad. de Staël niet in staat eenig werk te ondernemen; al haar krachten waren er op gericht, de slachtoffers te helpen, zooveel in haar vermogen lag, en ze aan een wissen dood te onttrekken. Maar zij vond nooit, dat zij genoeg had gedaan. Als zij een ongelukkige redde, verging zij van spijt, dat zij zoovele anderen zonder hulp moest laten. Haar toewijding in deze zaak is zoo algemeen bekend, dat wij er niet verder over hoeven te spreken.
| |
Défense de la Reine. Epître du malheur. Twee politieke geschriften.
De eerste maal, dat zij haar talent ‘terug-vond’ was het om de Koningin te verdedigen. Men weet, hoe voorzichtig een auteur in die rampzalige tijden moest zijn, om de ‘monstres sanguinaires’ niet te irriteeren. Maar het was Mad. de Staël eenvoudig onmogelijk daarmee rekening te houden, hoewel zij al haar best deed, om het hart der tijgers te vinden en te ontroeren. Zij legt er niet zoozeer den nadruk op, dat Marie Antoinette koningin was, maar zij beijvert zich, om haar voor te stellen als een bekoorlijke vrouw, een goedhartig wezen, een teedere moeder, een liefhebbende en dappere echtgenoote. En men kan er zeker van zijn, - want zoo was zij, - dat mevrouw de Staël op dezelfde wijze zou hebben geschreven, ook al had zij persoonlijk iets onaangenaams van de koningin ondervonden.
En later drukte zij de droefheid, die zij ondervond uit in een:
| |
| |
Epître au malheur, een kort gedicht, merkwaardig door de kracht en de oprechtheid der expressie. Zij wil erin te kennen geven, dat het idée du désastre universel les peines particulières de la vie, voor elk sterveling nog verergert.
De gedichten van Mad. de Staël zijn weinige; het is dus misschien wel interessant, om hieruit iets aan te halen.
De la nature enfin le cours invariable,
A travers tant de maux ne s'est point arrêté;
La mort, comme autrefois, se montre impitoyable,
Et l'hymen le plus saint n'en est point respecté.
L'amour peut être ingrat, et l'amitié légère;
Et sous le poids affreux des communes douleurs,
Nourissant en secret une peine étrangère,
Seule, à d'autres chagrins on donne encor des pleurs.
Dieu puissant! du malheur daigne borner l'empire...
Na den val van Robespierre publiceerde Mad. de Staël, niet lang na elkaar, twee anonieme brochures, de eene geheeten: Réflexions sur la paix, en de andere Réflexions sur la paix intérieure. Het eerste geschrift verwierf de loftuiting van Fox in het Engelsche Lagerhuis, en bevat alle opinies, die de schrijfster durfde uiten over de inwendige en uiterlijke situatie van Frankrijk in het jaar 1785, en is daarom zeer belangrijk voor de geschiedenis dier tijden. Men vreesde toen voor oorlog van Frankrijk met het overig Europa, maar Mad. de Staël zag daarin geen heil, en waarschuwde ertegen. Met bloedvergieten, meende zij, wordt nooit iets goeds bereikt, en zeer zeker niet de nationale onafhankelijkheid. En het bloedbad tijdens de revolutie was zeer zeker al een meer dan voldoende aderlating!
In deze prozastukken weet Mevrouw de Staël rekening te houden met de belangen van iederen stand, zij komt met gezonde argumenten voor den dag, en eerbiedigt elks inzichten. Zij wenschte niet de monarchie hersteld te zien, want begreep zeer goed, dat dit niet mogelijk zou zijn, zonder de nieuwe gruwelen van een burgeroorlog, of een militair despotisme, maar zij pleit voor een geregelder ordre des choses, en voor individueele vrijheid.
| |
| |
| |
De l'Influence des passions sur le bonheur des individus et des nations.
In dit werk wordt deze algemeene en abstracte gedachte door Mevrouw de Staël op philosofische wijze beschouwd en behandeld.
In de Lettres sur Rousseau treft men een jeugdig persoontje aan, tintelend van geest en vuur, die verschillende belangrijke vragen opwerpt, en tegelijkertijd ook beantwoordt. In L'influence des passions daarentegen geeft alles blijk van bezonken meditaties, en rustige, maar trieste overwegingen. De hartstochten zijn om haar heen ontketend, en rondom ziet zij weinig anders dan ruïnes. De instellingen der vroegere tijden zijn omvergeworpen, en degenen, waardoor ze vervangen werden, zijn nog niet algemeen aanvaard. De rede, de vrijheidsidee, de deugd, hebben geworsteld, om zich te handhaven, maar moesten den strijd opgeven tegen de wilde driften der menigte. Madame de Staël tracht nu deze hartstochten te analyseeren; zij vraagt zich af, of de brandende verlangens der passie zich ooit zullen realiseeren, en.... het antwoord is ontkennend. Het is niet door blind geweld, dat de rechtmatige eischen van eerlijke menschwaardigheid zullen worden vervuld. En zij komt tot de slotsom, dat:
.... les passions sont le véritable obstacle au bonheur des individus et elles nuissent aussi à celui des nations.
Bij een volk, niet bewogen door innerlijken, hartstochtelijken aandrang zijn alle regeeringsvormen goed. Maar komen de hartstochten in het spel, dan deugt er geen enkele.
Op bewonderenswaardige wijze heeft Mad. de Staël de hartstochten ontleed; zij karakteriseert elke nuance, die zij zeer fijn onderscheidt, en haar definities zijn zeer aannemelijk. In dit geschrift toont zij ook een opmerkelijk talent voor de satire: zij is hierin niet luchtig en schertsend, maar ernstiger en dieper dan zij gewoonlijk schrijft. Zij was in deze tijdsperiode zwaarmoedig, ja, smartelijk gestemd.
Het hoofdstuk L'esprit de partie is in het bizonder interessant. Het politieke fanatisme, de dwaze doordrijvingszucht, het op niets steunende partijgeloof worden kranig geanalyseerd.
| |
| |
En voorts geeft zij een klaar-omlijnd beeld van deze twee tegenover elkaar staande groepen: les novateurs en les défenseurs du passé. En in het hoofdstuk Du crime (waaronder zij in de eerste plaats de wreedheid verstaat) geeft zij een schrikwekkend beeld van het grootste mysterie der menschelijke natuur. In deze beschouwing ontplooit zij een groot dramatisch talent, en laat ons, zonder iets te vergoelijken, de menschelijke natuur zien, met haar intrinsieke behoefte aan opwinding, dronkenschap; de mensch, zegt zij, is bezeten door een férocité convulsive, een rage intérieure, die hem steeds weer tot nieuwe wreedheden, tot nieuwe misdaden drijft, en die zich gehaat voelt, omdat hij zelf haat, en die andere schepselen ongelukkig wil zien, omdat hij zichzelf ongelukkig voelt.
En is het zoo niet? Spreekt Mevrouw de Staël hier niet een verschrikkelijke, maar onaantastbare waarheid uit? Is de menschheid niet van den aanvang af bezeten geweest door een drift naar pijn en bloed, en zouden oorlogen en revoluties mogelijk wezen, als la bête humaine niet hunkerde naar zijn prooi? In vroeger eeuwen kon de animale mensch zich uitleven op de jacht, kon straffeloos wreedheden begaan op zijn medemenschen; altijd heeft het publiek onuitsprekelijk genoten van den strijd der gladiatoren, van stierengevechten en hanengevechten, en thans nog zwelgt het van barbaarsch genot bij bokswedstrijden, waar de kampioenen, met tot onherkenbaarheid toe bebeukte, blauwe, bebloede koppen, die klompen lijken van gekneusd en lillend vleesch, en met ronkenden, snorkenden adem elkaar nogmaals te lijf gaan, om opnieuw een reeks stompen te ‘incasseeren’.... Zou er een oorlog, zou er een revolutie mogelijk zijn, indien niet in de menschheid zelve dat vernielende instinct zat, de brutale, gewelddadige wil, om te verpletteren, te vernietigen, om bloed en doodsstrijd te zien? De nationale leuze, de frase der landsverdediging zijn niets anders dan ‘paravents’, waarachter den mensch zijn eigenlijke bedoeling, zijn heete satisfactie, zijn woeste bloeddorst verbergt, en het juichend en bloem-bekranst ten strijde trekken, is de hartstochtelijke vreugd, om nu, ongestraft, te kunnen pijn doen, te laten lijden, te zwelgen in anderer bloed.... Homo homini lupus!....
Een modern trekje van Mevrouw de Staël is, dat zij de hartstochten ziet als een gevaar voor het geluk der menschen, en niet voor hun deugdzaamheid. Zij zegt dan ook niet: Les passions vous
| |
| |
rendront coupables, maar: les passions vous rendront sûrement malheureux.
Zij predikt energie, zonder in de eerste plaats aan succes te denken; goedheid, zonder te rekenen op dankbaarheid. Zij is een tegenstandster van den zelfmoord; en volharding acht zij een der noodzakelijkste en beste qualiteiten van den mensch, en een contemplatieve berusting in het lot van de wereld verkiest zij verre boven een apathische melancholie.
Dit werk van Mevr. de Staël is geen systematische compositie; het is ook geen résumé van hier en daar opgevangen meeningen; haar stijl is nergens geforceerd; men voelt, dat zij uit innerlijke overtuiging schrijft, en dat zij haar onderwerp heeft doorvoeld en er grondig over nagedacht.
Men krijgt den indruk te doen te hebben met een verstandige vrouw, die goed beslagen ten ijs komt, en niet alleen den moed harer overtuiging heeft, maar wier overtuiging origineel van haarzelve is, en verworven door ernstig overpeinzen en de zaken van alle kanten bekijken.
Jeanne Kloos-Reyneke van Stuwe.
(Wordt vervolgd.)
|
|