Op school werd het nog erger. Elke dag om negen en om twee uur naar school; om twaalf en vier uur naar huis. De dagindeeling werd een jaar vooruit vastgesteld. Op de H.B.S. was nog meer regel. O, ik had niets tegen orde, maar de regel, de sleur vervéélde me.
Als kind durfde ik er niets van vertellen, want alle andere menschen schikten zich in de dingen, en ik wilde niet anders zijn.
Haha! natuurlijk wil ik niet anders zijn. Ik wìl niet. Maar ik bèn het!
De schooltijd was een kwelling. Toen werd ik ouder en zag, dat ik niet gewoon kòn zijn. Ik vond het grappig om van mezelf te zien, hoe ik m'n best deed normaal te zijn. Maar 't ging natuurlijk niet.
Ik heb gezworven van het eene kantoor naar het andere. Mijn getuigschriften zeiden, dat ik berekend was voor mijn taak; maar dat het me aan alle belangstelling ontbrak, stond er niet bij.
Toen ik eenentwintig jaar was, kreeg ik een groote erfenis. Belachelijk. Ik was er blij mee, omdat ik rijk-zijn nog niet kende. Nu ken ik het al haast twintig jaar. Kun je nu begrijpen hoe het mij verveelt? Als ik mijn geld weggeef, word ik weer arm. Dat ken ik. Ik behoef nu in elk geval niet voor brood te werken. Als ik lust heb, maar dat gebeurt niet veel, maak ik 'n schilderij. Maar ze zijn zoo gewoon, alsof m'n melkboer ze gemaakt zou hebben. Een keer heb ik een schilderstuk verkocht. Nu doe ik het niet meer. Bah, het zou me de keel uit gaan hangen. Al m'n stukken staan op m'n kamer waar ik zelden kom. Ik zie ze alleen maar, als ik er 'n nieuw kom brengen. Ze vervelen me.
Nu leef ik zoo'n beetje. Ik wilde dat ik was als andere menschen. Ik bestudeer ze soms om te zien hoe gewoon-zijn is. Maar ze doen net als ik. Alleen: ze vervelen zich niet.
Natuurlijk heb ik ook vrouwen gekend. Ik heb er veel gekend.
Eén enkele vrouw heeft me anderhalve maand lang kunnen boeien. Toen werd ik onrustig omdat ik iets miste: mijn verveling.
Haha! ik herinner me hoe de vrouwen mij verveelden.