| |
| |
| |
Feiten en fantasieën (dames-rubriek).
Charlotte Brontë, Currer Bell, in haar werk.
(Vervolg en slot van blz. 389.)
The Professor.
The Professor, het boek, dat later werd omgewerkt en uitgebreid tot Villette, was de roman, dien Charlotte schreef, terwijl haar zusters Emily en Anne werkten aan Wuthering Heights en Agnes Grey. Men weet, dat The Professor door zes uitgevers werd terug-gezonden (en m.i. terecht!). En hoewel dit boek eerst na haar dood, in 1856 werd uitgegeven, (toen zij reeds beroemd was, en het natuurlijk curieus en interessant was, ook dit werk van haar aan het publiek te laten zien) en het dus nà Villette (1853) verscheen, behandel ik dit hier het eerst, omdat het geschreven werd vóór Villette, en er toch in nauw verband mee staat.
The Professor is een contrast tot Villette, zóó groot, dat men er in stomme verwondering tegen-aan staat te kijken. The Professor is zoo droog, zoo vervelend, zoo stug, zoo saai, zoo zonder eenigen hartstocht, dat de lectuur bijna een kwelling wordt, en ware de auteur niet Charlotte Brontë, men het hoek misschien niet zou kunnen uitlezen. Het was trouwens de bedoeling van Charlotte, om een ‘grey and sober book’ te schrijven, en dit werk is merkwaardig, zegt Mary Sinclair, in haar The Three Brontë's ‘for its cold and dispassionate observation. Nergens laat Charlotte zich hier gaan, zij houdt zichzelf met nuchtere
| |
| |
kracht in bedwang, òf.... zooals men het óók zou kunnen zien, Charlotte's genie was nog niet ‘ontwaakt’. Zij ziet nog niet, zij hoort nog niet, zij voelt nog niet. En het resultaat is een boek zonder geur, zonder kleur, zonder fleur. In Villette daarentegen is Charlotte's rijkste natuur opengebloeid in verrukkelijken overvloed; Villette is zoo levend, zoo gloeiend licht, dat het hier en daar soms visionnair lijkt; Villette wekt onze diepste liefde en onze diepste bewondering. En toen ik het jaren geleden voor de eerste maal las, dacht ik onmiddellijk: dit is Currer Bell's meesterwerk, en niet Jane Eyre: Villette overtreft Jane Eyre ver en ver. Tot mijn groote voldoening las ik toen in een Amerikaansch tijdschrift, dat Villette een der mooiste, zoo niet de mooiste roman is der 19e eeuw. En nog later, veel boeken over de Brontë's bestudeerende, zie ik, dat Theodore Watts Dunton Villette noemt: ‘The writer's masterpiece from a literary point of view’, en K.A.R. Sugden zeg: ‘Villette is usually regarded as the greatest of her four novels’. En Mary Sinclair: It is in this utter purity, this transparant simplicity, that Villette is great’.
Maar nu The Professor. Het was Charlotte's bedoeling in William Crimsworth een man te geven, die uitsluitend wil leven van het geld door hemzelf verdiend. Daardoor is haar boek zoo matter of fact, zoo kroniekachtig, zoo eng, en zoo zonder eenige poëzie, dat het bijna niet te harden is. Ziehier de inhoud.
Willem Crimsworth is de zoon van een failliet-geganen molenaar, die wegens zijn rijkdommen in de aristocratie is getrouwd. Bij den dood zijner ouders wordt hij door familie opgevoed; hij wil geen dominé worden, niet een van zijn nichtjes trouwen, niet de partner blijven van zijn oudsten broer, die het bedrijf van zijn vader voortzet, daar deze hem onvriendelijk behandelt en een te karig loon betaalt. Hij gaat naar Brussel, waar hij leeraar in het Engelsch wordt aan het Instituut van den heer Pelet, en hij heeft veel succes met zijn onderwijs. Naast de deur is het Pensionnat de Demoiselles van Mlle Zoraide Reuter, en deze dame verzoekt Crimsworth ook op haar school les te komen geven, daar zijzelve ook veel belang stelt in den jongen Engelschman. Een secondante, Frances Henri woont de lessen bij en maakt snelle vorderingen. Crimsworth begint zich te interesseeren voor zijn leerlinge, en
| |
| |
wekt zoodoende de jaloezie van Mlle Reuter, ofschoon deze al geëngageerd is met Monsieur Pelet van de jongensschool, en ten slotte gaat zij zóó ver om Mlle Henri te ontslaan. Crimsworth, die haar adres niet krijgen kan, neemt zijn ontslag, krijgt ruzie met Pelet, die hem nu óók bedankt, en staat zonder emplooi op straat. Niet lang daarna ondekt hij Mlle Henri en verlooft zich met haar, en door bemiddeling van een rijken Hollander, wiens zoon hij van verdrinken heeft gered, krijgt hij een betrekking, die hem 3000 frs per jaar opbrengt. Hij trouwt, en mevrouw Crimsworth zet een meisjesschool op. En tegen dat hun zoon oud genoeg is om naar Eton te gaan, hebben zij zóóveel gespaard, dat zij in Engeland van hun rente kunnen gaan leven.
Het boek is steeds het beste in de gedeelten, waar Frances Henri (Lucy Snowe in Villette, of Charlotte-zelve) ten tooneele verschijnt.
‘From the first page to the last’, zegt May Sinclair, ‘there is not one pulse, not one breath of passionin it. The bloodless thing comes coldly, slowly, tentatively, from the birth. It is almost as frigid, as a devoir, written under M. Héger's eye’.
Ook in dit opzicht doet het mij pleizier, dat ik niet verkeerd heb gezien, en dat The Professor algemeen wordt beschouwd als een vrijwel onleesbaar boek!
| |
Villette.
Maar Villette!
Hier is Charlotte in haar volle, haar volste kracht. Zonder eenige aarzeling zet zij haar zinnen neer, en in al haar beschrijvingen slaagt zij. Alle karakters staan voor ons in levenden lijve, alle sentimenten kunnen wij medevoelen, alle omstandigheden aanvaarden. Natuurlijk is Jane Eyre vertaald (in de Wereldbibliotheek), omdat nu eenmaal iedereen dezen naam kent, maar waarom wordt ook niet eens Villette aan het Hollandsche publiek gegeven, dat minder romantisch, maar veel natuurlijker, veel poignanter, veel boeiender is? Hoe vreemd is het, dat men altijd maar blijft hangen aan een oude traditie, en dat het eerste boek van een schrijver, dat insloeg, ook altijd den grootsten naam blijft houden, ook al schreef hij daarna even goede, of zelfs
| |
| |
betere boeken? Waarschijnlijk omdat dit eerste boek de ‘verrassing’ bracht, en de latere werken als vanzelf sprekende geschenken worden aangenomen!
* * *
In de jaren 1852 en 1853 werkte Charlotte te Haworth hard aan Villette (met dezen naam is bedoeld ‘de kleine stad’, namelijk Brussel, - klein in vergelijking met bijvoorbeeld Londen, Berlijn, Parijs) en in het begin van 1853 zag het boek reeds het licht, en ‘had a great reception’.
Lucy Snowe (Charlotte had haar eerst Lucy Frost genoemd) is een wees, die wij het eerst ontmoeten, ten huize van haar peettante, mevrouw Bretton, waar zij tweemaal per jaar gaat logeeren. Mevrouw Bretton heeft een zoon, John, die voor dokter studeert, en soms logeert er ook een klein meisje, Paulina, dat zich zeer aan John heeft gehecht.
Een jaar of acht later is Lucy dame de compagnie bij een dame, die onverwacht sterft, en haar niets nalaat, zoodat Lucy besluit zich te bekwamen voor onderwijzeres. Zij begeeft zich naar Brussel (precies dezelfde reis makende als indertijd Charlotte zelf), en na nog eenige omzwervingen komt zij terecht bij het Instituut van Madame Beck, waar zij een plaatsing vraagt. Madame aarzelt, maar een der leeraren Monsieur Paul raadt haar aan het meisje als secondante te nemen:
‘Engage her. If good predominates in that nature, the action will bring its own reward, if evil, - ehbien, ma cousine, ce sera toujours une bonne oeuvre’.
De school wordt streng geregeerd door Madame Beck, die overal toezicht op houdt, zich niet ontziet, brieven te lezen, kasten na te speuren, en die haar oogen overal tegelijk schijnt te hebben. Lucy, eerst bonne der kinderen van mevrouw, wordt later leerares in het Engelsch. Een harer leerlingen is Ginevra Fanshawe, een genadelooze flirt, die het hof wordt gemaakt door Monsieur de Hamel en een jongen dokter, op wien ook mevrouw Beck verliefd is.
Op den verjaardag van mevrouw Beck zal er tooneel worden gespeeld; monsieur Paul heeft de leiding. Hij is van een chole- | |
| |
rische natuur en Lucy heeft al verscheidene malen ongenoegen met hem gehad Lucy, wordt verzocht de rol van een ziek geworden meisje op zich te nemen, maar zij weigert hartstochtelijk, vooral omdat zij dan als man gekleed zou moeten zijn. Er is een vreeselijke scène, maar tenslotte krijgt monsieur Paul zijn zin, en Lucy wordt het succes van den avond.
Met de groote vacantie blijft de arme Lucy geheel alleen. Zij dwaalt wanhopig door de stad, wordt uitgeput in een huis opgenomen, en bevindt zich bij haar peettante, terwijl dr. John haar zoon blijkt te zijn dien Lucy in geen acht jaren had gezien.
Lucy ligt verscheidene weken ziek te bed, en lijkt doodelijk verliefd op dr. John, die haar meeneemt naar concerten en lezingen, waar zij vaak monsieur Paul ontmoeten, die scheel zier van jalouzie. Eens op een avond gaan zij naar den schouwburg om de beroemde Rachel te zien spelen; er breekt een brand uit, en in de daardoor ontstane paniek redt dr. John een jong meisje, die niemand anders blijkt te zijn, dan de meer vermelde Paulina. Lucy merkt, dat John niets om haar geeft, daar er tusschen hem en Paulina een wederkeerige liefde is ontstaan, en zelve voelt zij zich al meer en meer aangetrokken door monsieur Paul. Ze hebben nog wel telkens verschil, maar leeren elkaar hoe langer hoe beter verstaan, en eer hij voor drie jaar naar Guadeloupe vertrekt, omdat hij daar een bezitting heeft geërfd, toont hij haar een aangenaam huis, waar zij een meisjesschool inrichten kan, en zijn terugkomst afwachten, waarna zij zullen trouwen. ‘He gave his pledge and then his farewell’.
Het boek eindigt met de penetrante beschrijving van een storm, die drie jaar later plaats heeft, juist als Lucy hem thuis verwacht, en de schrijfster geeft duidelijk te verstaan, dat ook de boot van Paul is vergaan.
Dit is de korte inhoud van Villette, dat, ondanks alle toevalligheden en een zeker gebrek aan harmonische compositie, ons vasthoudt met onvergetelijke kracht.
Charlotte Brontë zelve leeft in elke daad en gedachte van Lucy Snowe; Madame Bretton is mevrouw Smith; John haar zoon George,; Madame Beck is Madame Héger, en monsieur Paul is klaarblijkelijk geïnspireerd op Constantin Héger. En zóózeer wordt het algemeen geloofd, dat de heer Héger en monsieur Paul
| |
| |
identiek zijn, dat ik een editie bezit.... waar voorin het portret van Constantin Héger is opgenomen!....
Als een hoogst bizondere curiositeit mag ik hier vermelden, dat onze Hélène Swarth den heer Héger nog van aangezicht tot aangezicht heeft aanschouwd. Zij werd, als heel klein kindje eens meegenomen naar een openbare les in het Instituut der Rue Isabelle, en toen de heer Héger, - toen zeer oud en met sneeuwwit haar, - de ontroering van het kindje zag, toen er verzen werden voorgedragen, vroeg hij haar vriendelijk, of zij zooveel hield van poëzie?....
Men twijfelt er tegenwoordig, na de publicatie van Charlotte's brieven in The Times in 1913, nauwelijks meer aan, of Charlotte droeg den heer Héger een brandende, radelooze liefde toe. (Ik heb de opinie van Fanny Ratchford, die, goed gedocumenteerd, hieraan twijfelde, behandeld in de April-afl. 1935.)
Maar.... als men mijn opinie vraagt.... dan zou ik zeggen, afgaande op het slot van Villette, èn Charlotte, door mijn uitgebreide lectuur van en over haar, door en door kennende, dat Charlotte ja! den heer Héger heeft liefgehad.
En waaròm ik dit denk! Omdat de schrijfster, Lucy Snowe (zij zelve) en monsieur Paul (de heer Héger) niet wilde laten trouwen. Haar waarachtige, zuivere, diepe, virginale pudeur schrikte daarvoor terug.
Ontelbare malen heeft men Charlotte verzocht, het slot te wijzigen, en het paar te laten trouwen. Zij heeft het niet gewild.
Ware er in haar ziel geen liefde geweest, dan zouden Paul en Lucy natuurlijk in het huwelijk zijn getreden. Nú was dit einde voor Charlotte onmogelijk, en ik verbeeld mij, dat de meeste vrouwen mijn bewijs als bewijs zullen kunnen aanvaarden.
Wèl wil ik er hier bijvoegen, dat het onbeschaamd bloot leggen harer intiemste gevoelens (door de publicatie der brieven) Charlotte, als zij het geweten had, misschien tot zelfmoord zou hebben gedreven. Want dusdanig was de fijngevoelige, teedere kuischheid harer ziel.
Met de publicatie van Villette (there are few novels in which an imagination so supreme is wedded to so vivid a vision of actuality, zegt May Sinclair) begonnen twee jaren van volmaakt geluk voor Charlotte Brontë, misschien het eerste echte geluk,
| |
| |
dat zij ooit had gekend. Haar gezondheid, die, sinds den dood van Anne, altijd wankelend was geweest, verbeterde aanmerkelijk; het geld, dat zij met haar boeken verdiende, bracht comfort, en bijna weelde in de eenvoudige pastorie; haar uitgevers zonden haar allerlei nieuw uitgekomen boeken; de critiek was haar gunstig.... Zij had vele goede vrienden.... en dan was daar Arthur Nicholls....
* * *
En thans, aan het einde van mijn studie over de merkwaardige familie Brontë gekomen, moet ik erkennen, dat het een veelomvattende, doch ontzaglijk aangename taak is geweest.... want stellig zijn er weinig gezinnen, in de omstandigheden der Brontë's verkeerende, waar het genie op een zoo wonderbare en eclatante wijze tot uiting is gekomen!....
Jeanne Kloos-Reyneke van Stuwe.
Na in deze rubriek behandeld te hebben achtereenvolgens: George Eliot, George Sand, Harriet Beecher Stowe, Bettina von Arnim, Karoline von Günderode, Colette, Fanny Burney, de familie Brontë, hoop ik, in onze Juli-aflevering een aanvang te maken met een nieuwe studie, thans over Madame de Staël.
J.K.-R.v.S.
|
|