| |
| |
| |
Bibliographie
Eline van Stuwe. De Tiara van de Hertogin van Berwick. - Amsterdam, P.N. van Kampen en Zoon N.V.
Onwillekeurig krijgt men de neiging deze begaafde zusters met elkaar te vergelijken. Ik zie onmiddellijk sterke en vanzelf minder opvallende overeenkomsten. Daar hebt ge wat ik zou willen noemen haar literair gemakkelijk bewegen. Beiden schrijven een weergaloos vlotte, direct overzichtelijke taal en een hartversterkende op de man af samengestelde dialoog. Zij zijn echt vroùw! Zij hebben er de onvolprezen intuïtie, de innemendheid, charme, vlijt en niet te vergeten de moederlijk-teedere aandachtigheid voor. Beiden maakten voor verschillende van haar romans uitgebreide voorstudies op historisch en economisch gebied. Beiden beheerschen het Mann-Weib probleem. Zij hebben zich verdiept in het menschelijk tekort en in de ontelbare zielige misverstanden, die aanleiding geven tot de zoo ernstige familie- of maatschappijconflicten. In haar boek ‘Symphonie en Jazz’ bewees Eline van Stuwe over een karakterologische ontleedkracht te beschikken, die in staat was veel wat in den mensch versluierd aanwezig is, volkomen aan de oppervlakte te brengen. In de ‘Tiara van de hertogin van Berwick’ kon zij haar krachten niet ten volle ontplooien. Door dit boeiende verhaal van het bekende moderne meisjestype, thans uit de hoogste adellijke kringen van Engeland, is een detective-intrige gevlochten met een verrassende oplossing, die een Edgar Wallace haar had kunnen benijden. Maar toch ontleent deze roman zijn waarde meer aan de pittige en picturale beschrijving van dit aristocratische milieu met zijn liaisons, braspartijen en teleurstellingen, dan aan een opvallende psychologie. Dit alles is echter op zulk een vakkundige en vitale manier weergegeven, dat wij ook uit dezen roman het bijzondere talent van Eline van Stuwe gemakkelijk kunnen herkennen en waardeeren.
| |
| |
| |
C. en M. Scharten-Antink. De Gave Gulden. - Amsterdam, '34. N.V. Wereldbibliotheek.
Het wordt zoo langzamerhand gewoonte dat de Schartens van de jongeren slechte kritieken krijgen. In het algemeen ziet men bij het opkomen van een nieuwe generatie een verguizing van de voorgaande. En heel erg is dit eigenlijk niet. Het enthousiasme van de jeugd, het ideaal voor de nieuwe beginselen is dikwijls oorzaak dat er eenzijdig en partijdig en daardoor onrechtvaardig wordt beoordeeld. Dit is daarom echter van niet zulk ingrijpend belang, omdat het werkelijk voortreffelijke kunstwerk, hetzij essay, gedicht of roman in welken tijd ook geschreven, intensief beschouwd, boven zijn tijd staat. Het werkelijk goede onttrekt zich aan elk etiket, sterft schijnbaar vele dooden, om tenslotte toch voorgoed te blijven leven. In mijn jeugd hadden schrijvers als Querido, Heijermans, Robbers, Johan de Meester en de Schartens hun bloeiperiode reeds bereikt en ik heb mij met het werk van de Schartens meermalen bezig gehouden.
Hoeveel goeds hun laatste roman ook bevat, ik moet eerlijk zeggen dat er momenteel veel belangrijker werk wordt verricht. Maar dit is het niet alleen; de Schartens zijn achteruit gegaan. Ik denk aan het coloristische, wijngaardgeurige verhaal ‘'t Geluk hangt als een Druiventros....’, aan de bijzondere compositie en de uiterst gevarieerde psychologie uit ‘Een huis vol menschen’. Neem de veel te langdradige deelen van ‘Het leven van Francesco Campana’ en de dito van ‘De Nar uit de Maremmen’ en belangwekkende bladzijden vol verve, andere van grondige menschenkennis getuigend zult gij daar toch vinden. Tusschen deze uitgebreide epische werken kunt ge het aristocratische en ironische verhaal van ‘Jhr. Mr. James de Beyll’ als een charmant intermezzo beschouwen. Het verwijt hun gedaan, dat verschillende Italianen op zijn Hollandsche reageeren is niet altijd geheel onverdiend. Belangrijker is echter dat de Schartens toch wel dit natuurlijk tijdsgevoel mogen bezitten, dat zij hun toekomstigen lezer niet meer kunnen vermoeien met ontegenzeggelijk verdienstelijke maar afmattende natuurbeschrijvingen, zooals in de meeste der bovengenoemde werken is geschied.
In ‘De Gave Gulden’, een boek dat het wel en wee, maar vooral
| |
| |
het wee van het huwelijksleven laat zien, toonen zij zich voor de zooveelste maal auteurs met inzicht in den mensch, zijn zielige liefde's- en andere conflicten. Bets, de gescheiden vrouw, die door een journalist-tooneelschrijver, eveneens een gescheiden man, wordt ingepalmd, omdat zij over een respectabel aantal gave guldens beschikt, leeft, en met haar leed voelen we mee. De laatste bladzijde van het boek is ontroerend en meedoogenloos als het leven zelf. Mijn groot respect echter voor wat zij ons vroeger schonken, dwingt mij er toe te zeggen, dat hun onderwerpen ons niet meer dat belang kunnen inboezemen als dit twintig jaar geleden het geval was. Dit laatste zou wellicht nog niet van zulk een ingrijpende beteekenis zijn, wanneer zij ons voortdurend van de echtheid hunner beschrijvingen konden overtuigen; wanneer de situaties altijd natuurlijk waren en de karakters volledig verantwoord. In dezen roman zijn de auteurs hierin niet geheel geslaagd.
| |
Johan van der Woude. Straat Magellanes. - Utrecht z.j. W. de Haan.
Een roman, die buiten het gewone Hollandsche huiskamermilieu valt. Ik zal even niet denken aan Jack London's ‘Sea-Wolf’, het ruige verhaal van den kaperkapitein, die slechts gehoorzaamt aan eigen wil en kracht en voor wien er slechts één recht bestaat: dat van zijn eigen sterke persoonlijkheid. Ook zal ik het eveneens in ons land zoo bekende ‘Das Totenschiff’ van Ben Traven buiten beschouwing laten, doch mij slechts bepalen tot ‘Het Fregatschip Johanna Maria’ van Arthur van Schendel en ‘The nigger of the Narcissus’ van Joseph Conrad. De taal van Van Schendel dringt in je, laat je niet gauw los, toch heeft hij ons met deze taalhanteering geen voluit echte zeelui verbeeld.
Bij Johan van der Woude's verhaal van den tocht van Olivier van Noordt door de Straat Magellanes in de jaren 1599 en 1600 treffen we een verwoording aan, die wel eenvoudig is, maar niet zeer oorspronkelijk. Dat neemt echter niet weg dat de beschrijving van den tocht en van de hoofdpersonen: den stoeren admiraal Van Noordt, den weifelenden vice-admiraal Jacob Claeszoon, dien de langdurige reis en haar ontberingen tenslotte rijp maken voor de Jago-influisteringen van zijn geniepigen stuurman Buytenwech
| |
| |
en hem tenslotte afkeerig doen zijn van zijn betrouwbaren uit-éénstuk-Hollander, luitenant Lambert Biesman, toch wel aardig geslaagd is. De heer Van der Woude heeft met kennis van zaken (niet alleen historische) den tocht naar en door de Straat van Magellanes besechreven. Ik moet er echter bij noteeren dat hij het scheepsvolk vanaf de ‘Campagne’ bekeken heeft. En hier herinner ik mij ‘The nigger of the Narcissus’. Joseph Conrad heeft voor zijn onderwerp ‘betaald’ (Dirk Coster) en er de eenig juiste plastiek voor gevonden. Een samengaan dus van de twee kwaliteiten, die onze Nederlandsche auteurs Van Schendel en Van der Woude ieder afzonderlijk in hun zeemansverhalen vertoonen. Bij Van Schendel treffen we geen onechte of reeds ‘overleden’ beelden aan, bij Van der Woude echter geen in de verte toch iets te geromantiseerden bootsman op de wijze van Van Schendel. Joseph Conrad, die jaren lang op Engelsche vrachtschepen gezagvoerder is geweest, heeft in zijn verhaal behalve de strakke verbeelding van echte varensgezellen ook nog de magische sfeer weten op te nemen van het buitenmaatschappelijk samenleven van mannen op een boot van de groote vaart. Ook Conrad beschrijft één reis, al heeft deze eenige honderden jaren later plaats gehad. De typische scheepsvolk-huishouding (op een vrachtboot wel te verstaan) zal gedurende die honderden jaren, evenals het leven bij de boeren op het land, intensief beschouwd, wel niet zoo veel veranderd zijn. De innerlijke spanning die Conrad in zijn boek weet te bereiken, ontstaat doordat deze buitengewone schrijver het niet tastbaar-sferische in het leven der zeeelui toch durend zichtbaren vorm heeft weten te geven. Dit vermag alleen een groot taalplasticus. De knappe psycholoog Johan van der Woude is van deze artistieke volmaaktheid nog vele ‘knoopen’ verwijderd. Maar een forsch en boeiend zeemansverhaal dat ik gaarne aanbeveel,
heeft Johan van der Woude ons met zijn eersten roman ongetwijfeld geschonken.
| |
Dez. De Faun. - Utrecht z.j. De Haan.
De auteur van ‘Straat Magellanes’ publiceert nog niet zoo lang, maar ik had hem al wel in de gaten. Er zijn enkele namen
| |
| |
van talentvolle roman- of novelle-debutanten, die je onder tientallen betrekkelijk waardelooze publicaties in je opneemt en onthoudt. Bep Vuyk, B. Stroman, J. v.d. Woude, Henriëtte van Eyck, C. Rijnsdorp, en zoo heb ik er nog meer in mijn literaire vestjeszak. Nooit genoeg natuurlijk. Het heugelijke verschijnsel doet zich echter voor, dat ik toch belangrijk meer verteltalent te noteeren krijg dan voor tien, vijftien jaar terug. Welke pessimist ziet het nu nog zoo donker voor onze vaderlandsche letterkundige toekomst in? Greshoff, Nijhoff, Marsman en Du Perron, vermoed ik. Enfin, het zijn mannetjesputters, ze kunnen het weten. Het is mij echter bekend, dat sommige mijner lezers belang stellen in mijn meening hieromtrent. Welnu: we gaan vooruit en hard! Ik denk nu vooral aan onze jonge romankunst.
Ook de heer Van der Woude heeft reeds vroeger royaal bewezen dat hij wat kan. Dit blijkt zelfs nog uit eenige plaatsen van zijn niet tot fantasie geworden verhaal ‘De Faun’. Het buitengewoon dichterlijk en mystisch gegeven heeft hem parten gespeeld. A. Roland Holst had deze zware taak wellicht gaaf kunnen volbrengen. J. v.d. Woude kan veel soepeler en overtuigender schrijven dan hij hier heeft gedaan. Dit verhaal is geen vleesch en geen visch. De auteur zal dit zelf wel inzien en het zou mij niets verwonderen, wanneer dit artistieke inzicht tevens in de naaste toekomst een vertelling zal opleveren, die evenals zijn werk van gansch andere allure ‘Straat Magellanes’ wederom den toets der kritiek met glans kan doorstaan.
| |
Dr. N. Japikse. Prins Willem III. De Stadhouder-Koning. Deel II. - Amsterdam, 1933. J.M. Meulenhoff.
Een historisch werk van belangwekkende beteekenis. Ik zou zoo zeggen voor den vakman zeer de moeite waard en ook voor den leek om van te smullen. Want dit uitgebreide werk behandelt in levendige en klare taal zeer overzichtelijk gecompliceerde historische verwikkelingen. Men moet wel ver boven zijn onderwerp staan om deze historische gebeurtenissen op zulk een eenvoudige en toch complete en diepgaande manier onder onze aandacht te kunnen brengen! Wie er ook maar eenige historische
| |
| |
belangstelling op nahoudt, zal van de eerste tot de laatste bladzijde geïnteresseerd lezen. Het standaardwerk behandelt onze situatie ten opzichte van Frankrijk, het huwelijk van den Prins, het leven van het leger en het Hof. Het leerzame boek geeft ons vervolgens de feitelijkheden van de expeditie naar Engeland. Het rijke werk bevat verder een overzicht der biographieën van Willem III. Wij zijn Dr. N. Japikse voor dezen uitgebreiden historischen arbeid, die ons op zulk een eenvoudige manier een beeld geeft van een der ingewikkeldste perioden uit onze geschiedenis, zeer dankbaar. En gaarne brengen wij ook uitgever J.M. Meulenhoff onze hulde voor de smaakvolle en deskundge wijze waarop hij dit historische levenswerk het licht deed zien.
| |
Aug. v. Cauwelaert. Harry. - Amsterdam z.j. P.N. van Kampen en Zoon N.V.
Een boek dat men dient te kennen. Voortreffelijk gezien en gevoeld. Beheersching tempert in dit droeve verhaal nergens het schrijverstemperament in die mate, dat de dramatische verbeeldingskracht hierdoor te kort schiet. Volkomen eerlijk, naakt en waar beschrijft deze auteur het simpele en toch zoo bewogen leven van den boer Harry. Een niets ontziende waarheidsdrift maakt in de romankunst twee markante schrijfmethodes mogelijk. De beheerscht verhalende die het beeld zonder pregnante contour of kleur vlotweg in den stroom der zinnen meevoert (Aug. van Cauwelaert), of de als stilstaande stijl waarbij de extra geaccentueerde beelden - natuurlijk wanneer zij zuiver en kenmerkend zijn - de dramatische kracht van het verhaal opvoeren. In verband met deze laatste stijlsoort veroorloof ik mij te wijzen op de boeken van Van Cauwelaert's talentvollen jongen landgenoot Lode Zielens. Wat men met een dergelijke hanteering van het taalinstrument vermag te bereiken, bewijst bijv. diens dramatische sterke werk ‘Het duistere Bloed’. De gladde schrijfwijze van Van Cauwelaert is echter niet minder inkervend en overzichtelijk. Bovendien bereikt hij dezelfde effecten met nog geringere machtsmiddelen. Van Van Cauwelaert's kunst kan men niet zeggen dat zij uiterlijk modern is, zeker niet ultra-modern, maar wel dat zijn boek ‘Harry’ innerlijk van alle tijden is.
| |
| |
Dit boek vormt ongetwijfeld een uitzondering op den stroom der boeken, die elk jaar aan de markt komen. Deze Vlaming is een groot verteller. Als zoodanig overtreft hij Lode Zielens ongetwijfeld. Tot nog toe althans. Meermalen weet hij de onbarmhartigheid van het rottende leven, de pijn der herinnering, de bestiale woede, veroorzaakt door wanhoop en fatum, op simpele en daarom juist indringende wijze weer te geven. Deze roman openbaart den opmerkzamen hiervoor ontvankelijken lezer een brok leven, waarin ge een eenvoudige, onbaatzuchtige mensch ziet dwalen, liefhebben en te gronde gaan. In al zijn nietigheid is Harry vooral een minnaar én een vader, een zwerver, een zoeker naar leven, woeligheid én.... naar rust, die hij nergens zal vinden. Zijn temperament doet hem zijn lief doodsteken, zonder hem nochtans in engeren zin tot moordenaar te kunnen maken. De avonturier in hem is de schuld dat hij meewerkt aan een diefstal. Voor beide wandaden verdient hij, grondig doorschouwd, de gevangenis niet. Hij is zwerver van natuur. Zijn verre voorouders waren het reeds. Zijn broers en hij hebben deze koorts in hoogen graad geërfd. De vele bladzijden, die zijn gevangenschap en terugkeer in het leven meesterlijk suggereeren, behooren tot de meerdere onvergetelijke van dit boek. Slechts weinige Noord-Nederlanders zijn in staat hem dit zoo gaaf na te doen.
| |
Willem Elsschot. Een Ontgoocheling. - Amsterdam z.j. P.N. v. Kampen en Zoon.
Reeds een vijftiental jaren geleden schreef Elsschot deze novelle, spelend te Antwerpen. Wij weten het nu voor altijd dat deze origineele schrijver bij uitstek de kunst verstaat om het schijnbaar onbeduidende en nuchtere omhoog te tillen tot in de vlam der waarheid, waar veelal achter komische situaties de kervend tragische accenten zichtbaar worden. Niemand beter in Vlaanderen en in Holland dan deze auteur kan ons met een paar rake bladzijden, die zoo ‘en passant’ geschreven lijken, duidelijk maken wat het voor een zieligen kleinburger als De Keizer werkelijk voluit beteekent, wanneer hij als voorzitter van zijn buurtvereenigingetje ‘De lustige Whistspelers’ aan den dijk wordt gezet. Een knappe, heel gevoelige novelle.
| |
| |
| |
Franz de Backer. Longinus. - Arnhem, 1934. N.V. Van Loghum Slaterus. Uitg.-Maatschappij.
Longinus heeft het goddelijke bloed van Jezus gestort, toen hij hem zijn speer in de borst stak. Gelijk Ahasverus doolt Longinus op aarde rond. De oorlog werd dezen zonderlingen mensch tot een obsessie. In dit kleine, zeer schoone verhaal werd deze gruwelijke episode vastgelegd. Met groote fijngevoeligheid en treffenden eenvoud is de auteur hierbij te werk gegaan, waaraan zich bovendien een buitengewoon fraaie woordplastiek paart. ‘Longinus’ van Franz de Backer is een klein kunstwerk van hoog gehalte.
| |
Lode Monteyne. De Sabbe's. - Antwerpen. Uitgegeven in opdracht van het Maurits Sabbe-Comité.
Een huldeblijk ter eere van den zestigsten verjaardag van Prof. Dr. Maurits Sabbe, conservator van het Museum Plantin-Moretus, en bekend auteur.
Het uitgebreide en met groote kennis en liefde geschreven werk is de aanvankelijke bedoeling nog een heel eind voorbijgestreefd, want het is een boek over het geslacht der Sabbe's geworden, n.l. over Julius Sabbe en zijn beide zoons Herman en Maurits. Uiteraard zijn de verdiensten van Julius en Herman van te localen aard, dan dat wij hiervoor die groote belangstelling kunnen hebben als de Vlamingen zelf. Voor ons zijn de vele bladzijden uit dit knappe boek die over den romancier, novellist en criticus Maurits Sabbe handelen, van het meeste belang. Want de verdienste van dezen zestigjarigen Vlaming zijn het tegendeel van plaatselijk. Heel Holland kent en houdt van den humorvollen auteur van ‘De Filosoof van 't Sashuis’ (1907). Lode Monteyne heeft met dit boek een zeer verdienstelijk werk gedaan. Wij weten nu wat de Sabbe's voor Vlaanderen beteekenen. Met tal van trekjes heeft hij ons bovendien een scherp portret gegeven van den auteur Maurits Sabbe. Het boek verschaft geen droog wetenschappelijk materiaal, maar het is in bijzonder goed klinkend Nederlandsch geschreven en het levert toch een compleet en aantrekkelijk beeld van den talentvollen schrijver en zijn werk.
| |
| |
De analyse die Lode Monteyne van de verschillende werken geeft, zijn behandeling van de voornaamste figuren uit boeken als ‘Een Mei van Vroomheid’ (1903), ‘De Nood der Bariseele's’ (1912), ‘'t Pastoorken van Schaerdycke’ (1919), ‘'t Kwartet der Jacobijnen’ (1920), stellen opnieuw en duidelijker wellicht dan ooit te voren de bijzondere kwaliteiten in het licht van den bescheiden auteur van bovengenoemde werken. Klaar en overzichtelijk maakt Lode Monteyne ons voelbaar dat Maurits Sabbe als geestig en fijngevoelig romancier en novellist, scherpzinnig essayist en criticus en als geleerd historicus de meest representatieve persoonlijkheid van zijn geslacht is. Wij hier in Holland hielden al van den fijngevoeligen en geestigen schrijver Maurits Sabbe. De auteur van de ‘Sabbe's’ moge het zich echter tot een niet geringe verdienste rekenen, dat hij door zijn zeer sympathiek en inlichtend werk, objectief en aan de bronnen getoetst, onze genegenheid voor den jubileerenden auteur nog heeft versterkt.
| |
André de Ridder. Paul Kenis. - Overdruk uit ‘De Vlaamsche Gids’, Oct. 1934.
Ik ben blij met deze slechts weinige bladen overdruk. Gevoelige woorden van een vriend over een vriend, een kunstenaar over een kunstenaar, versierd met die zeldzame eerlijkheid, die alleen een waarachtig kameraad kan schenken. Paul Kenis is Vlaanderen en ons te vroeg, op 49-jarigen leeftijd reeds, ontvallen. André de Ridder schrijft over den stillen weemoed en de sentimenteele vervoering die hem kenmerkten. Kenis was naar buiten toe demokratisch; hij voelde zich met den gewoonsten mensch verbonden. In zijn liefde voor de kunst was hij aristocratisch. Zijn artistieke kwaliteiten komen in zijn boeken ‘Roman van een Jeugd’, ‘De kleine Mademoiselle Cerisette’ en ‘Fêtes galantes’ het volledigst tot haar recht. Te midden van zijn vruchtbaren arbeid eischte de dood hem op. Het stemt wel zeer droef te moeten bedenken, hoeveel edel en schoon werk ons deze sympathieke auteur nog had kunnen geven. Met hart en ziel was hij aan het mooie boek verpand; zijn hartstochtelijke liefde voor de literatuur was van een zeldzame oprechtheid.
Hij ruste in vrede.
Max Kijzer.
|
|