| |
| |
| |
Feiten en fantasieën (dames-rubriek).
Charlotte Brontë, Currer Bell, in haar werk.
(Vervolg van blz. 293.)
Shirley.
Currer Bell's tweede roman Shirley werd begonnen kort na de gunstige ontvangst van Jane Eyre, en werd bij tusschenpoozen voortgezet in de vreeselijke dagen van haar broeder en zusters ziekte en sterven, en zag het licht in 1849.
Dit boek vertoont de duidelijke sporen van de zorg en zenuwspanning, waaronder het werd geschreven, en het derde deel, dat aanvangt met het hoofdstuk: The Valley of the Shadow of Death, leest, of het een heelen tijd later geschreven is dan de eerste twee deelen.
Shirley was ook een onmiddellijk succes, en inderdaad zijn dan ook de tooneelen, waarmee deze roman opent, nieuw en aantrekkelijk. Dominé's waren nog maar zelden in Engelsch proza opgetreden, en dan nog steeds voorgesteld met de uiterste reverentie, maar de eerste zin: Of late years an abundant shower of curates has fallen on the North of England.... doet al voldoende begrijpen, in welken geest de beschrijving der gestudeerde heeren was gehouden.
We maken in het begin kennis met een lief en aardig meisje, genaamd Caroline Helston, nicht van een dominé, die tevens voogd over haar is. Caroline is verliefd op haar neef, Robert Moore, den eigenaar van een molen, die ontwikkelder is en meer geavanceerd in zijn ideeën dan zijn dorpsgenooten. Hij wil zijn molen door mechanische kracht laten drijven en is daardoor in den omtrek
| |
| |
weinig populair en vooral wordt hij door zijn eigen werklieden gehaat. Robert, ofschoon hij er nooit openlijk voor uitkomt, houdt waarschijnlijk ook wel van zijn nichtje, als onverwacht een mooi, rijk, hartstochtelijk meisje haar entrée en scène maakt. Een aan stemmingen onderhevige, maar nobele en fiere natuur. Shirley Keeldar is geconcipiëerd volgens den indruk, dien Charlotte had van haar zuster Emily.
Caroline bewondert Shirley, en wordt haar toegewijde en trouwe vriendin, maar Robert voelt zich al meer en meer tot de mooie Shirley aangetrokken, en de arme Caroline lijdt zwijgend en slaat met droefheid de wassende genegenheid tusschen de twee gade. Dit is het thema, dat in deel I en II behandeld wordt.
We krijgen allerlei beschrijvingen en beschouwingen van en over het leven in een landelijk district: we ontmoeten de dominé's op de thee, wonen een schoolfeest bij, zoowel als een nachtelijken aanval op den molen; we hooren, hoe Shirley gebeten wordt door een dollen hond. Maar onwillekeurig krijgen wij den indruk, dat Charlotte niet goed wist, hoe zij het boek zou eindigen en dus voorloopig maar wat voort door blijft vertellen, zonder dat de handeling veel verder komt.
Maar plotseling, in deel III, komt er schot in het verhaal.
Louis Moore, een broer van Robert, doet zijn intrede. Vroeger was hij Shirley's leeraar in het Fransch geweest, en men merkt, dat hij zeer veel van haar houdt. De paren vormen zich nu in meer aannemelijke combinaties, en het boek eindigt aldus in Charlotte's karakteristieksten sijl:
It is August. The bells clash out again, not only through Yorkshire, but through England: from Spain, the voice of a trumpet has sounded long: it now waxes louder and louder; it proclaims Salamanca won. This night is Briarfield to be illuminated. On this day the Fieldhead tenantry dine together; the Hollow's mill workpeople will be assembled for a like purpose; the schools have a grand treat. This morning there were two marriages solemnized in Briarfield Church, - Louis Gerard Moore, Esq. late of Antwerp, to Shirley, daughter of the late Charles Cave Keeldar, Esq. of Fieldhead; and Robert Gerard Moore, Esq. of Hollow's Mill to Caroline, niece of
| |
| |
the Rev. Mathewson Helston. M.A. Rector of Briarfield.
Het is niet alleen in het titanische karakter van Shirley (soms wel eens wat al te titanisch, b.v. in de wijze, waarop zij een jongen behandelt, die haar mindere is in stand, wat een fijne, gevoelsbeschaafde vrouw natuurlijk nooit zou doen), dat Charlotte haar kracht toont. Zij teekent in haar tweede boek haar karakters met meer inzicht en accuratesse: Robert Moore, Mr. Helston, Joe Scott en Barraclough. Met een paar penseelstreken staan zij levend voor ons. Zij is ook knapper in haar dialogen en zij toont zich een meester in het weergeven van het dialect der dorpsbewoners. Niet alleen is Mr. Yorke geschilderd met onfeilbare zekerheid, maar ook zijn gesprekken correspondeeren daar volkomen mee. Alleen in haar beschrijving van de dominé's voelt men, dat Charlotte uiting geeft aan een ondraaglijke verveling en geïrriteerdheid.
‘Curates apart, two thirds of Shirley are written with an unerring devotion to the real, to the very actual’, zegt May Sinclair in haar The three Brontë's, en Robert Moore noemt zij ‘almost a masterpiece’....:
‘Robert Moore, the heart-headed man of business, the man of will and purpose, who never gives up, is not only almost a masterpiece, but a spontaneous masterpiece, one of the first examples of his kind.
Maar over Louis Moore is May Sinclair minder goed te spreken:
‘....there is no blood in Louis' veins, no virility in his swarthy body. He is the most unspeakable of schoolmasters. Yet Charlotte lavished on this puppet half of the wealth of her imagination. She flings phrase after perfect phrase to him to cover himself with, - some of her best things have been given to Louis Moore to utter; but they do not make him live. Again she strangles him in his own rhetoric.... The courtship of Louis Moore and Shirley will not compare with that of Jane and Rochester. There is no nightingale singing in their wood....
Yet, for all that, Shirley comes very near to being Char- | |
| |
lotte Brontë's masterpiece. (Voor mij is dit Villette!) It is inspired from first to last with a great intention and a great idea.... If it has not Jane Eyre's commanding passion, it has a vaster sweep. It was literally the first attempt in literature to give to woman her right place in the world. (Cursiveering van mij.)
‘Shirley’, zegt May Sinclair verder, ‘is a great prophetic book.’ Shirley's visioen van de vrouw, knielende op de heuvelen, is Charlotte's ‘vindication of Eve, her vision of woman as she is to be.’
De oordeelen over Shirley waren zeer verschillend. Er is zoo juist een interessant boek over de Brontë's verschenen van E.M. Delafield: ‘Their lives recorded by their contemporaries’, waarin beschouwingen staan van de meest verschillende personen over hun persoonlijkheid en hun boeken, door den compilator verzameld uit brieven, gesprekken, dagboeken, enz.
De spiritueele mevrouw Carlyle (Jane Welsh) - over en van wie ik vier groote, dikke boeken bezit, - was niet best over Shirley te spreken. Zij schrijft in 1849:
‘Meanwhile do not trouble to send me Shirley. I have just finished that not-masterly production. Now that this authoress has left off “corsing and schwearing” as my German master used to call it) one finds her neither very lively nor very original.’
Zij is evenwel hoogst verlangend te weten, wie Currer Bell is, want, zegt zij, er is in haar uitspraken zooveel exacte overeenkomst met mijn eigen opvattingen en gevoelens, dat ik haar bepaald moet hebben ontmoet in een ‘previous state of existence.’
Sara Coleridge schrijft aan mevr. Jones:
‘Have you read Shirley? We are delighted with it. The review in the Edinburgh made far too much fuss about its little faults of style and breeding.’
Catharine Winkworth vergeleek Shirley met Jane Eyre:
| |
| |
So you like Shirley better than Jane Eyre, so do I, in some points.... The book is infinitely more original and full of character than the ordinary run of novels, - it belongs quite to a higher class. Caroline and Mr. Helstone are thoroughly good characters. Shirley and Mrs. Pryor are good ideas but badly worked out, and Hortense Moore is good too....
In power and in description of scenery, there is nothing in Shirley, which seems to me to come up to some parts in Jane Eyre, but then there is nothing also in Shirley like the disagreeable parts of Jane Eyre.
Sara Coleridge schreef ook aan een vriend te Philadelphia in 1850 over Charlotte Brontë:
‘Jane Eyre and Shirley by Miss Brontë’, are full of genius. There is a spirit, a glow and a fire about them, a masculine energy of satire and of picturesque description, which have delighted me; but they also abound in proofs of a certain hardness of feeling and plebean coarseness of taste.
Na den dood van Charlotte (31 Maart 1855) schreef Harriet Martineau een zeer karakteristieke Biographical Sketch over haar, (waaraan wij een paar treffende alinea's ontleenen) en die verscheen in de Daily News.
Charlotte had de gewoonte om alle recensies, ook de minder gunstige, over haar boeken te lezen ‘for the sake of instruction’; boos werd zij nooit, wel soms verbaasd; en met vleiende critieken was zij blij, maar werd er nooit opgewonden door: she accepted them with a humility which was full of dignity and charm.’
Door haar zwak gestel, haar smart om het sterven van bijna al haar familieleden en het afgezonderde en hoogst eentonige leven, dat zij leidde, was zij in sommige opzichten ziekelijk overgevoelig geworden; maar bij de geniale intuïtie der begaafde vrouw, bezat zij de geestkracht van een man, het geduld en de doorzettingskracht van den held, de gewetensvolheid en de toewijding eener heilige.
Zij was een der eerste vrouwelijke auteurs, die afgedaan hadden met sentimentaliteit en aanstellerij en niet bang waren in haar boeken kracht en passie te toonen.
| |
| |
‘Her heroines love too readily’, zegt Harriet Martineau, ‘too vehemently, and sometimes after a fashion which their female readers may resent (tegenwoordig stellig niet meer!) but they do their duty through everything and are healthy in action, however morbid in passion.
Om de laatste uiting lachen wij thans, maar wij moeten in aanmerking nemen, dat de opvattingen van vrouwen en meisjes wel heel anders waren dan nu, een kleine honderd jaar geleden! en vooral in Engeland! We komen daarvan heel aardig op de hoogte, als we het interessante en goed gedocumenteerde boek van Rose Macauly lezen, dat verschillende perioden achtereenvolgens behandelt, met exacte historische kennis, en dat den eigenaardigen naam draagt: Told by an idiot, een titel, die geen aanleiding meer geeft tot humoristische commentaren, als men weet, dat hij ontleend is aan Shakespeare's vlijmende uitspraak:
Life is a tale, told by an idiot.
Jane Eyre, vertelt Harriet Martineau, werd haast altijd geïdentificeerd met Charlotte zelf, ‘but she always denied it calmly, cheerfully and with the obvious sincerity that characterizes all she said. She declared that there was no more ground for the assertion than this: dat zij beiden op kostschool waren geweest en dat de heldin evenmin mooi was als zijzelf! But Jane Eyre is not myself, any further than that.
Doch dat zij aan haar karakter van Shirley het temperament en de natuur gaf van haar zuster Emily, is van algemeene bekendheid.
Jeanne Kloos-Reyneke van Stuwe.
(Wordt vervolgd.)
|
|