| |
| |
| |
Maandelijksch overzicht
Droomen.
Een der vreemdste en interessantste verschijnselen van het menschelijk leven is onweersprekelijk: het droomen.
Sinds de vroegste tijden der wereld heeft de menschheid pogingen gedaan om achter het geheim van het droomen te komen. Er waren personen, die zich hun heele leven wijdden aan de bestudeering en de uitlegging ervan; bij de Egyptenaren, de Israëlieten, de Grieken en Romeinen genoten deze geleerden veel aanzien; droomboeken verschenen in ontelbare hoeveelheid; tot op den huidigen dag zien honderden verklaringen het licht.... maar wat droomen is, van welke werkingen het 't gevolg is, waardoor dit zonderlinge leven achter het leven, dit tweede, geheimzinnige menschelijke bestaan, veroorzaakt wordt, - ‘daar is geen stervling, die dit verklaart.’
Onderzoekers, analytici, weten precies, dat zorg, smart, verlangen, een overladen maag niet te vergeten, droomen, een bizonder soort droomen, doen ontstaan. Dat weten zij, en nog veel meer. Zij kennen ‘wenschdroomen’, ‘slaapbeschermers’, ‘vervullingsdroomen’, en duizend variëteiten meer; zij weten, dat een bepaalde geur, een bepaald geluid, zekere droomen ten gevolge kan hebben, en van welken aard deze droomen zijn, o, zij weten nog zoo oneindig veel meer; verschillende genres van droomen worden gerubriceerd; droomen worden naar jeugd en ouderdom, maatschappelijken staat en verstand, temperament en omstandigheden, verklaard.... maar hoe het mogelijk is, dat een mensch in zijn droomen ziet, hoort, ruikt, voelt, terwijl het orgaan, dat in wakend bewustzijn ons doet zien, hooren, voelen, - de hersens, - volkomen is uitgeschakeld en in bewusteloozen toestand verkeert, - hoe dat mogelijk is, en wat wij er uit moeten afleiden, dàt blijft ons tot op heden volslagen onbekend.
| |
| |
Wat beteekent het verschijnsel droomen?
Wat wil het zeggen, dat een mensch nevens zijn bewuste leven nog een onbewust leven heeft, twee levens dus, die volkomen parallel loopen, waarin wij dezelfde functies verrichten, dezelfde gewaarwordingen ondergaan; waarin wij zien, maar zonder dat onze oogen geopend zijn, waarin wij daden doen, loopen, zitten, maar zonder dat onze ledematen zich bewegen, waarin wij verdriet en blijdschap voelen, angst en pijn.... maar zonder dat ook maar één onzer dagelijksche zintuigen er iets mede te maken heeft!
Het droomleven.... het leven van den in feitelijkheid dooden mensch is zoo mysterieus, zoo onbenaderbaar, zoo volstrekt onbegrijpelijk, dat, indien de oorzaak ooit werd ontdekt, men vrij wat dichter zou gekomen zijn tot de ontraadseling van het tot dusverre nog nooit opgeloste levensgeheim.
En het is aannemelijk, dat wijlen Kees Meyer eenmaal als zijn opinie uitsprak, hoe het leven na den dood op onze droomen gelijken zou. Immers ruimte en tijd bestaan niet in den droom; en alle bewuste gewaarwordingen en ondervindingen van het dagelijksch bestaan, gebeuren, precies gelijk in den droom, maar zonder het gebruiken van eenig lichamelijk orgaan. Wij proeven zonder tong of verhemelte, wij nemen waar zonder oogen, wij voelen zonder zenuwen; wij beleven de felste gevoelens van wellust of pijn, wij voeren gesprekken zonder verstandelijk besef, wij handelen als overdag.... maar.... ons lijf ligt onbeweeglijk en gevoelloos, en men zou ons kunnen verplaatsen zonder dat wij er iets van merken, terwijl ondertusschen wij de levendigste droomen droomen, bergen bestijgen, aan een diner deelnemen, op de vlinderjacht gaan, kinderen wiegen of een wedren meemaken.
Het eenige, wat men met wat succes zou kunnen beweren, is: dat droomen uit, en in, onze onbewustheid ontstaan. Maar wat is onbewustheid? een nieuwe vraag, een nog veel belangrijker vraag, en waarmee men raakt aan de diepste kern van het zijnsbestaan.
Een bewijs, dat werkelijk de hersenfunctie hij het droomen niet in werking treedt, is, dat in den droom de verwondering niet bestaat. In het wakend bewustzijn is de verwondering een der natuurlijkste, daadkrachtigste en altijd aanwezige eigenschappen van den menschelijken geest. Ons verstand contrôleert, critiseert,
| |
| |
overweegt voortdurend de daden en uitingen van onszelf en onze medemenschen. En de lichtste handeling, de eenvoudigste gedachte, het flauwst opgemerkte, wekt nog snel de vraag in ons op: waarom? waartoe? waardoor?.... In den droom daarentegen neemt men alles als vanzelfsprekend aan, niemand verwondert er zich over, dat hij langs den voorgevel van een huis naar beneden klimt of in onvoldoend costuum zich over straat beweegt, of vreemdsoortige wezens ontmoet, of dieren hoort praten, of dat hij opeens paardrijden kan of gewichten tillen, of salti mortales maken, of breede rivieren overspringen, of koekjes bakken. De verwondering, rem en contrôle van ons denkend verstand, bestaat niet in den droom.
Het vreemde van droomen is, dat de persoon, die droomt, tegelijk tooneelschrijver en tooneelbouwer en tooneelspeler is, en het nog vreemdere, dat hij tòch niet weet, wat er het volgende oogenblik zal plaats grijpen. Vertoeft de droomer, zooals de theosofen meenen, in een andere, de astrale wereld? Verlaat, in den droom, het Ik en het Astraal ons lichaam om tezamen in ongeweten gebieden te gaan rondzwerven, zooals de anthroposofen beweren? Zijn droomen de uitvloeisels van ons subliminaal bewustzijn, zooals de psycho-analytici verkondigen? Zijn droomen de onsamenhangende resultaten van reminiscenties van halfvergeten belevingen, van physieke nawerkingen, van incohaerente verbeeldingen, van lectuur, van opgevangen gezichts- en gehoorsindrukken, zooals weer andere geleerden willen?.... Wie zal het zeggen? Ignoramus.
Het onderzoek naar droomen is niet altijd loonend, maar wèl altijd ontzaglijk interessant. En ook de zoogenaamde ‘voorspellende’ droomen zijn niet alleen op zichzelf merkwaardig, maar doen evenzeer de vraag rijzen: hoe staat het met den tijd? Is er tijd? buiten de menschen om? met andere woorden: maken wij niet zèlf den tijd, maar bestaat er een objectieve, universeele tijd?
De voorspellende droom, - die absoluut zeker voorkomt, - kan het bewijs zijn, dat de tijd een eeuwig nú is, waarin alles tegelijkertijd geschiedt, - welk eeuwig Nu door den mensch achtereenvolgens wordt beleefd, gelijk een film, die reeds geheel bestaat, maar die zich langzamerhand voor ons ontrolt. En dit zich langzaam ontrollen gebeurt volgens een verstandelijk procédé
| |
| |
van den menschelijken geest, omdat onze psyché slechts in staat is telkens maar een deel van het geheel der dingen te ondergaan.
De voorspelling kan echter ook het gevolg zijn van het volgende psychische proces. Volgens de wet van oorzaak en gevolg, die onverbiddelijk logisch is en onontkenbaar, staat reeds bij onze geboorte vast, dat wij op dit oogenblik aan ons bureau zitten te schrijven, en staat het evenzeer vast, dat wij ons, zeg over een uur of over twintig jaar, bijvoorbeeld, op die en die plaats zullen bevinden. Hij, die de toekomst voorspelt, slaat verschillende stadia over en ziet door een bizonder, dus niet aan iedereen eigen vermogen, de plaats, waar wij over een uur of over twintig jaar zullen zijn aangekomen òf het feit, dat alsdan zal gebeuren.
Welke van de twee mogelijkheden de ware is? Alweder: wij weten het niet. En zullen wij het ooit te weten komen?....
* * *
Het geheim van het droomen. Waar komen de beelden vandaan, die we zien in den droom? of liever, waar worden ze bewaard, en hoe komt het, dat we, terwijl we den heelen dag, in wakenden toestand, duizenden gedachten en fantasieën krijgen, deze nooit voor onze oogen zien, terwijl we in den droom ze zoo duidelijk voor oogen krijgen als leefden we er midden-in? En dàn is juist onze bewuste geest uitgeschakeld, waarmee we in het dagelijksche leven alles waarnemen!....
De occultisten zijn er absoluut van overtuigd, dat ‘gedachten dingen’ zijn, en dat wij dus onophoudelijk zijn omringd èn door onze eigen gedachten, èn door de gedachten van anderen. In ons waakbewustzijn kunnen deze gedachten-dingen ons niet veel doen; we hebben ons verstand, ons oordeelsvermogen, onzen wil te onzer beschikking, al zal het wel eens gebeuren, dat de antenne van onzen zielsontvanger een gedachte van een ander persoon opvangt, dit blijft toch steeds een uitzondering en wordt dan ook altijd met ophef, en verbazing over dit toeval, vermeld.
Maar slapende zijn wij machteloos. We hebben geen afleiding door werk of lectuur of andere bezigheden; we hebben geen weerstand, zelfs geen wil. We zijn, physiek gesproken, volkomen inactief en moeten alles gelaten over ons laten komen. Het is dàn, in dezen passieven toestand, zeggen de occultisten, dat de oceaan
| |
| |
van andermans gedachten en van onze eigene, over ons komt en dat deze bezit nemen van het etherische gedeelte van ons brein.
Vandaar de onsamenhangendheid, de vreemde tegenstellingen, het bliksemsnelle overgaan van het een op het ander, het chaotische amalgama onzer droomen.
Deze verklaring voor het onwerkelijk-reëele karakter onzer droomen is zeker plausibel, indien we tenminste aannemen, dat thoughts are things.
Maar wàt voor ‘dingen’ gedachten zijn, hoe ze in de wereldruimte rondzwerven en in welken vorm, dat leert ons de historie niet. Komen ze soms:
werken zij op dezelfde wijze als suggestie, hypnose, telepathie? Maar hóe dan, hóe?
Wat gaat er uit van den hypnotiseerenden mensch, wat komt er binnen bij den gehypnotiseerde?.... Mysterie, mysterie....
Al deze onopgeloste en, helaas, misschien onoplosbare vragen zijn waarschijnlijk de oorzaak, dat de auteurs, die over droomen schrijven, zich dan ook in hoofdzaak bezig houden met de droomen zèlf, waardoor wèl een heeleboel wordt opgehelderd over het temperament van den droomer, over zijn innerlijk wezen, zijn haat en zijn liefde, zijn natuurlijken aanleg, zijn kennis en zijn kunde, zijn verhoudingen tot andere menschen, zijn jaloezie, zijn egoïsme of zijn belangeloosheid.... maar van of over het ontstaan van den droom, het wezen van den droom, de psyché van den droom, het karakter van den droom hooren wij niets, of te weinig em er iets aan te hebben.
Ook het pas verschenen werk Mensch en Droom, een studie over het droomleven, door Dr. P.A. Dietz, privaat-docent aan de Rijksuniversiteit te Leiden (uitgave van A.W. Sijthoff's Uitg.-Maatsch. N.V. te Leiden) brengt ons omtrent dit hoogst belangrijke, want de diepste kern van ons menschelijk bestaan rakende vraagstuk niet verder. Maar als we daarin berusten en van Dr. Dietz niet eischen wat hij ons niet geven kan en wat vermoe- | |
| |
delijk niemand vermag, - immers, misschien wel veertig eeuwen van rusteloos speuren en onderzoeken en nadenken en vorschen, door de scherpst en langdurigst denkende koppen hebben ons de oplossing niet gebracht, - dan lezen wij zijn hoogst interessante beschouwingen met de grootste aandacht en strijken er heel wat uit op.
Menschenkennis, ziedaar wat men verkrijgt door de bestudeering van droomen; een dieper en grondiger inzicht in de menschelijke psyché en in de verborgenheden der geestelijke persoonlijkheid; droomen bevatten vaak een waarschuwing voor den producent zelf of voor anderen, omdat ze argeloos een opheldering geven der fijnste en achterafste zieleroerselen.
Het boek van Dr. Dietz bevat een overrijke verzameling droomen van de meest verschillende personen, met de uitlegging daarbij. De psycho-analyse heeft ontdekt, dat in den droom de mensch zich in naieve eerlijkheid bloot geeft, dus dat men door den droom dikwijls de gelegenheid krijgt op te maken, wát den droomer innerlijk beweegt, wat hem kwelt of verblijdt, wat hem onthouden wordt of wat hij verkreeg, wat hij vreest of wat hij verlangt.
De welbekende Freud wil, zooals men weet, uit droomen de diepst-innerlijke natuur van den mensch opmaken; in den droom komen alle ‘verdrongen complexen’ te voorschijn, openbaart zich ieders ware aard en bekent elk, ingénu-impudiek, zijn physische begeerten. Volgens Freud is elke droom terug te brengen tot sexualiteit; er is volgens hem geen droom, die geen erotisch element bevat, en komt er totaal niets libidineus in voor, - wel, dan is het een klein kunstje om de beelden en belevingen van den droomer ‘symbolisch’ op te vatten, - een landschap, een schouder, een tasch, een tafel, een lamp zijn ‘bekende’ symbolen voor sexueele organen en als een vrouw niets van liefde weten wil en in haar slaap van den philosoof Leibnitz droomt, dan droomt zij juist van Leibnitz, omdat men dezen naam lezen kan als Leib-nitz. C'est simple comme bonjour, dat zult ge me, lezers, moeten toestemmen!
Wij zijn Dr. Dietz dankbaar voor de ontzaglijke moeite, die hij voor ons heeft gedaan om het eindeloos gevarieerde en uitgebreide droommateriaal meer overzichtelijk voor ons te maken.
| |
| |
Dit voorhanden materiaal, tot dusverre nog weinig geschift, heeft Dr. Dietz, naar enkele principes, globaal verdeeld. Anders dan globaal kan het natuurlijk niet, want conforme en symbolisch-dramatische droombeelden zullen herhaaldelijk, zegt hij, gemengd voorkomen.
Hij geeft ons voorbeelden van bevredigingsdroomen, machtsstreven in den droom, bewegingsdroomen, protestdroomen; droomen van levensbouw; waarschuwingsdroomen en paragnostische droomen; de schrijver begint met critische en grondslagleggende beschouwingen, die der lezing overwaard zijn.
Het spreekt vanzelf, zouden we zeggen, dat Mensch en Droom succes hebben zal. Ten eerste is Dr. Dietz een auteur, die door zijn geschriften en de gegeven resultaten zijner psychische onderzoekingen altijd met belangstelling dient te worden gevolgd, want hij is in deze bevoegd en tevens zeer conscientieus. En ten tweede is de behandelde stof voor stellig iedereen interessant.
Men zegt, dat er geen slaap is zonder droom, doch dat men bij het ontwaken meestal zijn droomen vergeten is (ofschoon men beweert, dat men zich oefenen kan in het onthouden ervan). Een onderzoek naar droomen, dit gelooven wij absoluut, kan revelaties brengen omtrent het binnenste binnenst der menschen, en wellicht zou men kunnen zeggen:
Zeg mij, wat ge droomt, en ik zal u zeggen, wie ge zijt.
Overigens is het allerbelangrijkste niet zoozeer wat men droomt als wel dat men droomt.... tenzij men van von Platen's meening is (en hij is niet de eenige, die dit denkt!) dat:
‘Traum ist alle irdische Erscheinung.’
Of nog hypothetischer, zooals Calderon Sigismund in Das Leben ein Traum laat zeggen:
....denn flüchtger Traum ist Menschenleben,
Und selbst die Träume sind ein Traum.
N.G.
|
|