| |
| |
| |
Feiten en fantasieën (dames-rubriek).
Charlotte Brontë, Currer Bell, in haar werk.
(Vervolg van blz. 191.)
Jane Eyre.
Zooals ik reeds vertelde, was The Professor het eerste boek, dat Currer Bell de wereld inzond, terwijl Emily en Anne Wuthering Heights en Agnes Grey verstuurden.
Ook weet men reeds, dat The Professor door alle uitgevers werd teruggezonden, terwijl de boeken harer zusters direct werden aangenomen. Na Charlotte's dood werd The Professor evenwel tóch uitgegeven, doch, daar dit werk in nauw verband staat met Villette zal ik deze twee boeken tegelijk behandelen, en mij nu bezig houden met Jane Eyre, Carlotte's tweeden roman.
Toen (voor de zesde maal) het manuscript onder de oogen van een uitgever kwam, ditmaal Smith Williams (met wien Theodore Watts Dunston veel ‘delightful and interesting talks’ over de Brontë's had), ontdekte deze, dat ‘in spite of its crudeness there was evidence of the unmistakable gift of the novelist’; hij schreef haar dus, ofschoon hij The Professor moest weigeren, een aanmoedigenden brief; Charlotte was toen bezig met Jane Eyre; na de voltooiing stuurde zij hem het manuscript, en onmiddellijk zag hij, dat dit boek een succes worden zou.
In een brief aan George Lewes zegt Charlotte, dat de sensationeele, dramatische geschiedenis van Jane Eyre geschreven werd ‘in order to supply a market’; maar, zegt Watts Dunston, dat de meeste ‘great works of imagination from Shakespeare downward to Scott’, geschreven werden, geheel of gedeeltelijk, ‘to supply a market’, is curieus, doch desalniettemin een feit.
Ik vertelde reeds, dat Charlotte haar nieuwen roman begon op een dag in Augustus 1846, toen zij in de wachtkamer van een ziekenhuis te Manchester wachtte, of de operatie voor cataract,
| |
| |
die haar vader moest ondergaan, succes had gehad. Drie weken, na de weigering van The Professor, ontvingen de uitgevers Smith and Elder de copie van Jane Eyre. De literaire adviseur der firma was ‘overpowered’, en zes weken later, October 1847, was de roman gereed, om in het licht te worden gegeven.
Binnen zes weken was de eerste editie uitverkocht. Jane Eyre was ‘The novel of the season’, en men vroeg zich nieuwsgierig af, wie Currer Bell wel mocht zijn!
Jane Eyre, waarvoor, zooals ik reeds zei, de auteur zesduizend gulden ontving, evenals voor Shirley en Villette, is een hoogst merkwaardig boek.
Ofschoon het een groote negentig jaar geleden het licht zag, en het natuurlijk in sommige opzichten ‘ouderwetsch’ moet worden genoemd, is het zeer moeilijk het uit de hand te leggen, wanneer men er eenmaal aan begonnen is.
Thackeray zeide:
‘How well I remember the delight and wonder and pleasure with which I read Jane Eyre, sent to me by an author, whose name and sex were alike unknown to me; the strange fascination of the book; and how with my own work pressing upon me, I could not, having taken the volumes up, lay them down until they were read through.’
Het boek is gedeeltelijk gebaseerd op de eigen ondervindingen der schrijfster als schoolmeisje en gouvernante, gedeeltelijk op haar broer Branwell's mededeelingen omtrent mannen ‘and their ways’, en gedeeltelijk op haar eigen vurige verbeelding en de intuïtie van haar geniaal talent.
Het is ‘full of defects, solecisms and ignorance of the world, and yet it carries the reader away’, zegt K.A.R. Sugden, ‘through the sheer power of its narrative and the vigour of its style’.
Jane Eyre is een wees, en woont ten huize eener rijke tante; zij wordt door haar familieleden slecht behandeld, en ondervindt alle onaangenaamheden van haar armoede.
Dan gaat zij naar Lowood, een soort internaat voor weezen, waar de auteur in den breede vertelt, wat zij dacht, dat vroeger haar zusjes te Cowan Bridge, hadden ondergaan, en waarna zoowel Maria als Elisabeth spoedig stierven.
| |
| |
Als zij volwassen is, wordt Jane gouvernante op een afgelegen landgoed, bij een klein meisje, en op haar eenzame wandelingen ontmoet zij dikwijls Rochester, die haar nu eens uit de hoogte en dan weer met teedere vriendelijkheid bejegent.
Jane's jaloezie wordt opgewekt, door geruchten, die zij hoort, over een vermeend huwelijk tusschen Rochester, en de mooie Miss Ingram, die zeer trotsch is en stug van humeur.
Een gezelschap, waaronder ook Rochester en Miss Ingram, bezoekt het eenzame buitenhuis, en dan beginnen er vreemde dingen te gebeuren.
Rochester, verkleed als een oude heks, voorspelt de toekomst. Een zonderlinge dienstbode tracht een der gasten te dooden, en steekt de gordijnen van Rochester's bed in brand, en Jane ontwaart, in het midden van den nacht, een spookachtige vrouwengedaante in haar kamer.
Nadat Jane een poos weg is geweest, naar het ziekbed van haar tante, en terug gekeerd is, stemt zij er in toe de vrouw van Rochester te worden, die gemerkt heeft, dat hij zonder haar niet leven kan.
Doch, terwijl de huwelijksplechtigheid plaats heeft, laat zich een stem vernemen, die het huwelijk verbiedt, omdat de bruidegom reeds getrouwd is. Rochester moet de waarheid hiervan erkennen, en geeft toe, dat de spookverschijning in Jane's kamer, èn tevens de brandstichtster en aanvalster van een der gasten, niet de dienstbode is, maar zijn (krankzinnige) vrouw, en stelt voor om met Jane uit Engeland te vluchten.
Ten hoogste verontwaardigd, ontvliedt zij hem. en na verschillende wanhopige omzwervingen vindt zij een tehuis bij twee zusters, wier broeder dominé is. Jane wordt onderwijzeres aan de dorpsschool, en na eenigen tijd doet de dominé haar een aanzoek.
Zij overweegt juist het aan te nemen, als zij een mysterieuse stem verneemt, die haar schijnt te roepen; zij vertrekt naar de nabuurschap van haar vroegere levensondervindingen, waar zij het huis van Rochester tot den grond toe vindt afgebrand; hij zelf is door een vallenden balk op het hoofd getroffen, en daardoor blind geworden. Alles komt dan in orde; Rochester herkrijgt zijn gezicht, en de minnenden worden vereenigd in een gelukkigen echt.
Het is, dat moet worden erkend, ten hoogste onwaarschijnlijk,
| |
| |
dat Rochester zijn krankzinnige vrouw, opgesloten in een geheime kamer, waaruit zij, ondanks de waakzaamheid harer oppasseres, toch telkens ontsnapt, en dan ‘grober Unfug’ bedrijft (bedgordijnen in brand steken, enz.), zoo vlak in zijn nabijheid zou houden. Elke man in zijn ongelukkige omstandigheden, zou die vrouw, voor wie hij zich schaamt, ergens op een klein, ver plaatsje hebben uitbesteed. Maar, enfin, anders had het verhaal zoo mooi niet geschreven kunnen zijn, zullen we maar denken.
(Typisch is het, dat de scène, waar de krankzinnige Bertha, na den brand van het huis te hebben veroorzaakt, boven op het dak klimt en daaraf springt, ontleend is aan een dergelijk geval in Walter Scott's Ivanhoe, en nog typischer, dat Elisabeth Barrett Browning, in haar Aurora Leigh, een gelijkluidend tooneel beschrijft. Een zoodanig hoogst-romantisch gebeuren sprak dan wel heel sterk tot de fantasie der toenmalige schrijvers!)
Het publiek kocht en genoot Jane Eyre tot herdruk op herdruk noodig was. Mijn moeder vertelde mij ervan, hoe iedereen in haar jeugd dit boeiende boek had gelezen en hoe er in Nederland zelfs een tooneelstuk van was gemaakt: Jane Eyre; de wees van Lowood.
Doch de pers was over het algemeen ongunstig. En hierdoor te meer wordt weer eens bewezen, dat het succes van een boek niet afhangt van de recensenten. Een klein voorbeeld uit mijn eigen ‘practijk’ kan ik hierbij voor de aardigheid aanhalen. Het eenige boek van mij, dat, door de pers unisono geprezen werd, tot zelfs in onderwijsbladen toe, waarover ik dus geen enkele ongunstige bespreking ontving, was Naar het levend Model; de Kinderen van Huize ter Aar. En toen, komende bij den boekhandelaar Couvée, alhier, vertelde deze mij heel toevallig: Ik ben Uw boeken altijd omstreeks Sint Nicolaas kwijt, behalve uw boek ‘Naar het levend Model’. Dit werk, ondanks allen lof en prijs, werd dus het minst verkocht!.... Dit tot troost aan vele auteurs, die lijden van de misgunst der pers!
De slechtste critiek over Jane Eyre stond in de Quarterly Review, en was geschreven door Miss Rigby, later Lady Eastlake. Zij is waard om drie redenen te worden aangehaald. Ter eerste, om te begrijpen, waarom deze bespreking Charlotte zooveel leed veroorzaakte, ten tweede waarom een oom van Charlotte den ‘schrijver’
| |
| |
wilde afranselen, en ten derde omdat Charlotte zoo geestig was, om verschillende exacte citaten er uit te leggen in den mond van een persoon in Shirley.
De schrijfster laakt, dat het hart van Jane Eyre is ‘entirely lacking in grace’. Dit is in haar opinie ‘the great, the horrible defect’ van dit boek. De heldin is op en top het voorbeeld van een onbeheerschten en ongedisciplineerden geest. Jane Eyre is trotsch, en tengevolge van dien ondankbaar voor het vele goede, dat zij ondervindt. Zij staat alleen op de wereld, zij heeft geld noch vrienden, maar is zij erkentelijk voor haar kleederen, haar voedsel, haar onderdak, haar opvoeding? Allesbehalve. In het kort, de autobiographie van Jane Eyre is een ‘anti Christian work’.
Het is duidelijk, dat een kleine eeuw geleden een Engelsch meisje moest weigeren te vluchten met een getrouwd man. Maar ook veel later vinden we dit motief terug bij Engelsche schrijfsters, die eveneens te prude waren, om de consequenties van een groote liefde voor hare heldinnen te aanvaarden. Ik herinner hier aan Rhoda Broughton's Not wisely but too well; een boek, waarvan haar moeder de lectuur aan haar dochter (de schrijfster) verbood; en het in de laatste tientallen jaren verschenen boek The mistress of Shenstone door Florence Barclay (de bekende auteur van The Rosary), waar een dergelijk voorstel van een aanbidder, door de aangebedene wordt beantwoord door een slag in het gezicht met haar waaier.
G.H. Lewes, de schrandere, fijngevoelige intuïtieve, menschkundige levenskameraad van George Eliot, schreef in The Edinburgh Review:
‘It is now scarcely a secret, that Currer Bell is the pseudonym of a woman. An eminent contemporary, indeed has employed to prove “upon irresistible evidence” that Jane Eyre must be the work of a man. But all that irresistible evidence is set aside by the simple fact that Currer Bell is a woman. We never, for our own parts, had a moment's doubt on the subject. That Jane herself was drawn by a woman's delicate hand, and that Rochester equally betrayed the sex of the artist, was to our minds so obvious, as absolutely to shut our ears to all the evidence which could be adduced by the
| |
| |
erudition even of a marchande de modes; and we felt that there was no man who could so have delineated a woman, or would so have delineated a man.
This question of authorship, which was somewhat hotly debated a little while ago, helped to keep up the excitement about Jane Eyre; but independent of that title of notoriety, it is certan that, for many years, there had been no work of such power, piquancy and originality. Its very faults are on the side of vigour, and its beauties are all original. The grand secret of its success however, - as of all genuine and lasting success, - was its reality. From out of the depths of a sorrowing experience here was a voice, speaking to the experience of thousands. The aspect of external nature, too, were painted with equal fidelity.
Faults enough has the book undoubtedly: faults of conception, faults of taste, faults of ignorance, but in spite of all, it remains a book of singular fascination. A more masculine book in the sense of vigour was never written.’
Eenige jaren geleden vertelde ik in De Nieuwe Gids, dat er een boek was van Eugène Sue, dat door sommigen gehouden werd voor een eerste lezing van Jane Eyre. Inderdaad vertoont ‘Miss Mary, ou l'Institutrice’ eenige overeenkomst met bovengenoemd boek. (Ik bezit het in de Engelsche vertaling, het heet dan Kitty Bell. The Orphan.) In dit boek, verschenen in 1850, zijn verschillende parallel-plaatsen aan te wijzen. Het werd in 1850 in vervolgen in het London Journal opgenomen.
Malhem Dembleby (in The key to the Brontë works) meent, dat Charlotte Jane Eyre aan den heer Héger liet lezen, en dat deze er over sprak met Eugène Sue, die te Brussel heeft vertoefd. Mary Sinclair in The three Brontë's denkt, dan Sue het boek Jane Eyre gelezen heeft, en een ‘unscrupulous plagiarist’ is, die het spreekwoord ‘prends ton bien où tu le trouves’ ruimschoots toepaste. Want, zegt zij, Monsieur Héger was ‘a man of proved gravity and honour’.
Jeanne Kloos-Reyneke van Stuwe.
(Wordt vervolgd.)
|
|