De Nieuwe Gids. Jaargang 51
(1936)– [tijdschrift] Nieuwe Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 248]
| |
ArbeidGa naar voetnoot1) door Joannes ReddingiusScheppenEen Dichter moet altijd de Poëtiek
hoog houden: als bezieling hem verlaat
stil zwijgen, wachtend tot opnieuw ontstaat
ontlading van hart's krachten in muziek.
Hij moet een moedig man zijn, die weerstaat
wat tegenwerkt, bouwend zijn hoog cantiek,
naar rede juist, verlangend een plastiek
fijn-scherp: zoo staat een hert bij dageraad.
Van uit den geest dalen in het domein
van 't eigen hart lichtkrachten als een vloed
van wereld-al-muziek, als zonlicht rein.
Gelijk een Bouwer hij te werken staat.
Zijn hart bewogen door het stroomend bloed
volbrengt in deemoed hij de scheppingsdaad.
| |
[pagina 249]
| |
III.Als water zingend zacht, soms noô te hooren,
Wen gouden vuur zijn blanke ziel bevrijdt;
Als winddoorvlogen, buigend, suizlend koren,
Van rijpheid zwaar, de zeis tot brood gewijd;
Als boomen stormgezweept, om loof verloren
Rebellie ruischend, in den herrefststrijd;
Als droef eentonig lied van golvenkoren
- Is 't niet de zang der Zee van de Eeuwigheid?
Zoo zingt wel zacht de stem der stilte, in duister,
Van neuriewater, winddoorsuizeld graan,
Gezweepte boomen - 'k Richt mij op en luister
Naar 't lied van de aarde en wil den zin verstaan.
Dan, diep en donker, tragisch plechtig, ruischt er
De roep der Zee, waar 'k in zal ondergaan.
|
|