De Nieuwe Gids. Jaargang 51
(1936)– [tijdschrift] Nieuwe Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 113]
| |
De psyche van de vrouw in de litteratuur van alle tijden
| |
[pagina 114]
| |
H. Marsman. Er valt mijns inziens echter niet aan te twijfelen, dat deze roman-Angèle een realiteit is. Mijn het wezen van de litteratuur betreffende bedoeling in de voorgaande regels is wellicht ook de gedachte van Franz Werfel geweest, toen hij zijn roman-figuur, den componist Verdi, de woorden in den mond legde, als motto hierboven geplaatst. Elke goede roman geeft een realiteit, maar niet de heele realiteit. Het ligt in den aard van den roman van Marsman, dat hij het raadsel Angèle Degroux niet ontsluiert. Het is juist zijn groote verdienste, dat hij het raadsel-Angèle voor den lezer doet bestaan als een levende, op andere menschen invloed hebbende vrouw, die zelf haar eigen bestaan leidt. Daarentegen ligt de waarde van andere romans weer in de oplossing van problemen, in de ontsluiering van wat eerst raadselachtig was. Als het mij veroorloofd is werk van mijzelf te noemen, dan zou ik hier bijvoorbeeld willen wijzen op ‘Een Hoekje Stad’ (De Nieuwe Gids 1933)Ga naar eind*) en ‘De Hamerslagen’. In den geciteerden roman van Werfel voert de arts Carvagno een gesprek met Verdi over de vrouwenfiguren in diens composities. Carvagno meent begrepen te hebben, dat Verdi in zijn drama's alleen dit vrouwentype voorstelt: ‘Die Liebende, die vom Manne aufgeopfert wird, oder sich selbst für ihn aufopfert. Ist es nicht so?’ Verdi moet antwoorden, dat hijzelf daar nooit aan gedacht heeft. Dan noemt Carvagno voorbeelden: ‘Gilda, die Verführte, die freiwillig den Dolchstoss empfängt, der ihrem Verführer zugedacht ist. Violetta, die auf die grosse reine Liebe ihres flatterhaften Lebens verzichten muss, damit ein Bürgersöhnchen nicht anrüchtig werde, und die diesen Verzicht nicht überleben kann. Leonore in Trovatore, die Selbstmord verübt um den Geliebten zu retten. Luisa Miller, die dem Standesvorurteil zum Opfer fällt, Aida, die schon gerettet, dennoch das Felsengrab des Radames teilt.’ Dan zegt Verdi: ‘Für diese Frauen stimmt, was die sagen.’ Die woorden zou Verdi gesproken kunnen hebben. Bijgevolg is het een uitmuntend antwoord, van litteraire zinrijkheid, van den litterator Werfel. Carvagno vervolgt: ‘Im Weibe stellen Sie das Phänomen des Opfers und Leidens dar. Wie anders sieht doch jener berühmte | |
[pagina 115]
| |
Bizet das Weib! Als gnadenlose, als teuflische Naturkraft!’ Verdi betoogt, dat Carmen alleen van Parijs uit te begrijpen is. ‘Paris, ganz Frankreich, arbeitet mit Vollkraft. Aber wofür? Nur für die Frau, nur für das Weib! Hekatomben von Modewaren, Kleidern, Hüten, Schuhen, im Frühjahr geboren, im Herbst verwelkt wie die Blumen, werden dem Weib dargebracht. Bedenken Sie nur all die Nebenindustrien, die zur Konfektion gehören, die Fabriken, die all die tausend kosmetischen Artikel herstellen, die Galanteriewaren, diesen unsinnigsten Zweig der Wirtschaft. Ja, alle Manneskraft und -arbeit von Paris scheint ins Boudoir zu münden. Carmen, in Verkleidung spanisch-wüster Nachwüchsigkeit ist dieses Paris, dass den Mann aussaugt und ihn herunterbringt. Das gallische Weib, Carmen, macht Verzweiflungsversuche, die zeugunsträge Rasse durch pikante Reizmittel zu retten. Dies ist ihr männermordende Luxus, mit dem sie sich zugleich am Manne für seine Uufruchtbarkeit rächt und für seine dekadente Unlust, eine grössere Familie zu ernähren.’ - De Italiaansche vrouwen daarentegen willen nog een groot aantal kinderen hebben. - ‘Der Norden ist augenblicklich in Mode. Wir (Italië) aber stehen am Anfang.’ - ‘Wenn man im Weibe nicht nur die Lustbringerin sieht, sondern das von den Wehen hingestreckte, wimmernde Menschenwesen, dann wird man dieses Gefühl von Verehrung, Schüchternheit, Mitleid nicht los, das man als Knabe so gut gekannt hat. Veilleicht habe ich aus diesem Gefühl zu den unglücklichen Mädchenfiguren gegriffen, die in den erwähnten Kompositionen dargestellt werden. Dies ist natürlich nur Vermutung, denn ich habe mir nie Gedanken über solche Fragen gemacht.’ Wederom, een dergelijke visie van Verdi en Bizet is alleszins aannemelijk, zoodat de visie van den litterator Werfel volkomen verantwoord is. Twee problemen stip ik uit het citaat aan: de verleide vrouw en de zich opofferende vrouw. Deze problemen moeten onafhankelijk van elkaar gesteld worden, want ze staan niet met elkander in eenig oorzakelijk verband. Waar het idee ‘verleide meisje’ zijn oorsprong vond, weet ik niet. In christelijke kringen, al heeft het daar ook ingang gevonden, hoort het niet thuis; denken we slechts aan de Eva-tragedie. In de waarachtige litteratuur heb ik het ‘verleide meisje’ nooit ontmoet. | |
[pagina 116]
| |
Ik zou zeggen, omdat het in de realiteit niet bestaat. Le romancier est l'historien de la société, c'est le réel qui conditionne l'invention du romancier (Henri Massis). Er is hier, dunkt mij, verwarring van begrippen in het spel, ontstaan uit verkeerd woordgebruik. ‘Rien de plus dangereux pour une société que de ne plus savoir le sens des mots qu'elle emploie’, om Massis nogmaals aan het woord te laten, en ‘Nous avons pris, dans tous les ordres, une grande leçon de réalisme. Mais que serait un réalisme intellectuel, comme celui que nous souhaitons, sans les faits vivants, concrets, que le romancier a pour but de peindre et de montrer en acte?’ Bijna een halve eeuw vóór Massis heeft Willem Kloos reeds over het nauwkeurige begrip van het realisme en de juiste woordbeteekenis geschreven en precies hetzelfde gezegd. Teleurstelling, bedrogen verwachting, verbreking van een belofte, dat is alles iets heel anders dan ‘verleiding’. Ook duiden de woorden misleiding en verleiding niet dezelfde begrippen aan. Slordigheid in het taalgebruik is een onmiskenbaar teeken van slordig denken. Waar onze cultuur zoo ernstig bedreigd wordt door de tegenwoordige maatschappelijke verhoudingen en toestanden, en mede door een kwarteeuw verwaarloozing van het taalonderwijs, is dat een groot gevaar. Als beide partijen bewogen worden door een overeenkomstige begeerte, kan er van ‘verleiding’ geen sprake zijn. Of een van de partijen zich van te voren wel alle mogelijke gevolgen realiseert, doet daar niets toe. Een verleidingsscène, bijvoorbeeld in dezen zin, dat de man, die ‘er alles van weet’, het meisje, dat nergens besef van heeft, overhaalt tot dingen, waar zekere physieke organen bij te pas komen, - dingen, die voor beiden verrukkelijk zullen zijn, maar overigens niets beteekenen, noch in wezen, noch in gevolgen, - in dezen geest zal de constructie toch gegeven moeten worden - zoo'n geval heb ik in vele jaren litteratuurbeoefening nooit ontmoet. Een man kan het erop toeleggen, de begeerten van een vrouw te prikkelen, dat is iets anders. Dat komt in de litteratuur veelvuldig voor, evenals het omgekeerde: dat de vrouw den man prikkelt door kleeding, gebaar, blik, enz. Zoo ook, dat de vrouw den man tot de gemeenschap brengt, bijvoorbeeld om macht over hem te krijgen. De moeder is in verscheidene letterkundige werken veel meer bedacht op bescherming van haar zoon tegen de vrouwen dan van haar dochter | |
[pagina 117]
| |
tegen de mannen. In ‘Tijl Uilenspiegel in Vlaanderen’ van Auctor waarschuwt ‘de heks’ bij de wieg van een pasgeboren kind: ‘Bescherm uw zoon tegen de listen der vrouw’. Een in de litteratuur des te meer voorkomend verschijnsel is echter de vrouw, die een offer brengt, soms zich geheel en al opoffert, voor een man, een bloedverwant, en in veel meer gevallen nog voor of uit liefde tot haar kinderen. Ook hier is echter nauwkeurig onderscheiden geboden. De vraag is, wàt in werkelijkheid offer genoemd moet worden. In ‘Het afscheid van de wereld in drie dagen’ door Victor E. van Vriesland, lees ik: De stembuiging van pleegzusters tegen patienten is dezelfde als waarmee lichte vrouwen zich aanbieden; er is verschil in motieven, maar de ritus, het gebaar is hetzelfde, omdat beide een physiek offer brengen. Dit citaat bevat nogal wat onjuistheid, al geeft de genoemde roman overigens zeer aardige trekjes in verband met de vrouwelijke psyche. Vooreerst brengen op verre na niet alle pleegzusters een physiek offer, tenzij men aanneemt, dat allen, die een beroep kiezen om een materieel bestaan te vinden, een physiek of een ander offer brengen, indien zij volgens hun natuurlijke neiging een heel anderen werkkring verlangen. (Onze maatschappij biedt aan slechts weinigen de gelegenheid om hun aanleg te volgen, ook wat betreft de keuze van het bestaansmiddel.) Het betaalde vervullen van beroepsplichten staat lang niet altijd gelijk met offers brengen. Vervolgens brengen vrouwen, die werkelijk ‘lichte vrouwen’ genoemd kunnen worden, geen physiek offer. Zij zoeken veelal erotische genoegens langs paden volgens een anderen moreelen wegwijzer dan dien van de haar aldus categoriseerde beoordeelaars volgens hun sexueele moraaltheorie. In de litteratuur wemelt het - om het zoo maar uit te drukken - van vrouwen ook uit de ‘betere standen’ en financieel goede situaties, die door den drang van haar verlangens beheerscht, zich losmaken van de conventioneele banden van haar milieu. Dat ‘zich aanbieden’ kan op veel manieren gebeuren! Maar niet minder talrijk zijn de gevallen, dat de erotische genoegens gepaard gaan met de verkrijging van de middelen tot een veel weelderiger bestaan dan de vrouw anders, bijvoorbeeld als dienstmeisje, winkeljuffrouw, typiste, enz. zou kunnen leiden. Van een physiek offer is daar geen sprake. | |
[pagina 118]
| |
Beatrijs (Middeleeuwsche legende) ‘bood zich aan’, maar was absoluut geen ‘lichte vrouw’. Want men seit ons, overwaer,
Dat si langhe seve jaer
Ghemene wijf ter werelt ghinc,
Ende meneghe sonde ontfinc,
Dat haer was wel onbequame,
Die si dede metten lichame,
Daer si cleine gheneuchte hadde in,
Al dede sijt om een cranc ghewin,
Daer si haer kinder met onthelt.
‘Metten lichame’: haar verlangens bleven daarbuiten. Erotisch genot beleefde zij er niet van. Eerst heeft zij ook andere mogelijkheden overwogen: Al constic enen roc spinnen
In mochter niet met winnen
In tween weken een broet;
Ic moet gaen dor den noet
Buten der stad optfelt
Ende winnen met minen lichame ghelt,
Daer ic met mach copen spise.
In mach in ghere wise
Mijn kinder niet begheven.
Beatrijs brengt een physiek offer terwille van haar kinderen. En méér dan een physiek offer ook: zij was immers van adellijken huize, een geloovige vrouw en een vrome non. Uit niets blijkt, dat de prostituées Zwarte Lizzy en Greet in den zeer verdienstelijken roman ‘Die in het Donker’ van Jan Campert een physiek offer brengen. Zij zijn zoogenaamde ‘meisjes van pleizier’, die liever een gemakkelijk en wat weelderig leventje leiden dan te gaan stempelen, al zullen zij ook wel eens geldgebrek hebben, zoowel als de waschvrouw, de schoonmaakster, de vrouw van den kleinen ambtenaar en de vrouw van den werkloozen arbeider, die geen prostituées zijn. | |
[pagina 119]
| |
Tot de categorie ‘lichte vrouwen’ kunnen volgens een bepaalde sexueele moraaltheorie Zwarte Lizzy en Greet wel gerekend worden. Dat zonder meer zou lang niet alles zeggen. Wie doorpeilt de diepten der zielen? Vooral Lizzy heeft ook heel mooie hoedanigheden, die blijken uit haar verhouding tot ‘de Stille’. Zulke vrouwen kunnen natuurlijk licht neergehaald worden tot relaties met de ‘onderwereld’. Dat brengt mij op den roman ‘In de Strik’ van Ed. de Nève. Daarin waarschuwt een persoon uit de onderwereld iemand, die door de gemeenheid van ‘een vriend’ aan lager wal geraakt is en zich wreken wil over de ontrouw van zijn vrouw: ‘.... en die kerel zal je zeker uitlachen, hij en die slet van een vrouw. Die is 't niet waard. Laat 'm met rust. Ze zijn het niet waard. De beste vrouw is het niet waard.... En als ik zeg “beste”, is dat maar bij wijze van spreken. Er zijn geen goeie vrouwen en geen slechte. Er zijn alleen maar trouwe en ontrouwe. Trouwe vrouwen - die laten je nooit in den steek. Die verdedigen je door dik en dun en geven geen bliksem om iemand anders. Die heb je vast - voor altijd.... Dat is wat ik vrouwen noem. Die andere - die meiden op aandeelen - dat zijn sletten.... die zijn geen minuut van het leven van een man waard.’ Men zou zeggen, dat die onderwereld-beoordeelaar van de psyche der vrouw in de leerschool van Schopenhauer gevormd is, die immers leerde, dat de slechtste man nog altijd beter is dan de beste vrouw. Maar overigens voelt hij wel aan, welke soort van vrouwen in staat is tot het brengen van offers, zelfs van heel groote offers. Geertje, in den gelijknamigen roman van J. de Meester, is van die soort. Dat bewijst zij niet door haar illegale liefdesverhouding, want de geluksgewaarwordingen van de bevrediging hunner sexueele harstochten wil zijzelf, maar wel door de wijze, waarop zij - en zij alleen, want de man vertoont zich als een laag staand individu - de gevolgen draagt, als de verhouding met haar zwangerschap eindigt. Hendrickje, de huishoudster van Rembrandt, in den roman van Theun de Vries, is van die soort. De verhouding met Rembrandt was haar eigen hartstochtelijke begeerte. Haar offer is het aanvaarden van de onaangenaamheden. ‘Reeds tweemaal had men haar vanwege den kerkeraad bezocht; tweemaal had men haar | |
[pagina 120]
| |
dreigend gemaand, om de schuldige verbintenis, waarin zij met Rembrandt leefde, te verbreken. De twee eerste malen had zij zich wanhopig verzet. Maar nu was er onverwacht en ten derden male een van de zwarte tabbaarden bij haar gekomen: zij was dienstmaagd en had haar meester niet mogen verleiden.’ Zij noemden het hoererij. Hendrickje had Rembrandt niet willen verontrusten midden in den roes van werkgeluk. Zij had alles zwijgend op zich genomen en hem gespaard. Zulke gevallen zijn in de litteratuur zeer talrijk. Sélysette pleegt zelfmoord, als zij de liefde tusschen haar man en Aglavaine begrepen heeft, om hun geluk niet in den weg te staan (‘Aglavaine et Sélysette’ par M. Maeterlinck). Een offer is het; de vraag naar de mate van dat offer is afhankelijk van die andere vraag, wat haar leven zonder de liefde van haar man voor haar nog waard was. Het vernietigen van iets, dat geen waarde heeft of waar men niet aan hecht, is nog geen offer brengen. De beantwoording hangt ook af van iemands levensbeschouwing, karakter en gemoed. ‘Een vluchtige Liefde’ van Zola beschrijft, hoe de vrouw, die hartstochtelijk verliefd is geworden op den haar ziek kind behandelenden dokter, het geluk van die liefde weigert uit liefde voor haar kind. Overeenkomstige gevallen, dat een vrouw haar geluk door de liefde van een anderen man dan den vader van haar kind(eren) ten offer brengt, komen in de litteratuur veel voor. ‘Het hoogste Recht’ door Ina Boudier-Bakker, enz. Niet minder dikwijls overwint de macht van den hartstocht voor een anderen man dan hem, met wien zij gerouwd is, het moederschapsgevoel in een vrouw. Maar ook dan zal het verlaten van haar kind(eren) veelal een zwaar offer vergen. Niet altijd is dat zoo. ‘Een merkwaardige Nacht, een roman over vier uren’ van den Deenschen schrijver Laurids Bruun, om maar een enkel voorbeeld uit de vele te noemen, vertoont ons een heel ander geval. (De Nederlandsche bewerking is slecht geschreven.) Mevrouw Helwig Hjarmer geboren Lönfeldt zegt: ‘Een vrouw houdt van degeen die 't meeste biedt - degeen die álles geeft!’ Haar dochtertje is ernstig ziek. Zoolang stervensgevaar dreigt, is Helwig angstig en meent, dat de dood van het kind háár schuld zal zijn, omdat zij liefde gevoelt voor Werner Hilsöe. Reeds als meisje had zij | |
[pagina 121]
| |
Werner lief, en nu hij dezen nacht (haar man is afwezig) bij haar teruggekomen is, vraagt zij hem, waarom hij haar niet genomen heeft, toen zij eens, vóór haar huwelijk, in een nacht samen waren in een prieel. Zij is daarna met Hjarmer gehuwd om maatschappelijke redenen, zonder liefde, maar Hjarmer is hartstochtelijk op haar verliefd en merkt niets van haar comedie. Zoodra het stervensgevaar geweken is, beteekent haar kind weinig meer voor haar en volgt zij volkomen gelukkig Werner Hilsöe. Er is echter een jonge huishoudster, Selma Sindal, die Knud Hjarmer liefheeft, en nu blijkt, dat hij eigenlijk ook van Selma houdt. Werner Hilsöe wordt ten onrechte verdacht van moord. Hij kan zijn alibi niet bewijzen zonder Helwig te verraden, want op het moment, dat de moord gebeurde, was hij bij Helwig. Selma weet dat en verklaart, dat Werner bij haar op haar kamer was en dat mevrouw Hjarmer, die hen betrapt heeft, dit getuigen kan. Zoo brengt Selma het offer van haar naam om Helwig te redden, maar zij doet dat inderdaad om Knud Hjarmer het leed van zijn vrouw's ontrouw te besparen. Tenslotte bekent Helwig zelf de waarheid. Zoo worden in één nacht van vier uren een paar groote levensvergissingen hersteld en de offervaardigheid van een liefdevolle vrouw geopenbaard. Laat ik daar nog even bijvoegen, dat in denzelfden roman juffrouw Berg den man, dien zij lief had, liet loopen om als huishoudster in concubinaat te leven met den ouden vrek Hilsöe, den oom van Werner, teneinde in zijn testament bedacht te worden. Zelfzucht en offervaardigheid van de vrouw staan in dezen roman scherp tegenover elkaar. Een opmerking terloops: Blijkens de Scandinavische litteratuur heerscht in de Noorsche landen een andere sexueele moraaltheorie dan b.v. in Nederland, Frankrijk en Duitschland; ik zou zeggen een meer onbevangene, meer natuurlijke; daar volgt echter nog niet uit, dat er ook verschil zou zijn in het practische leven. Volgens de Noorsche litteratuur geven de vrouwen in die streken zich vrij gemakkelijk aan een man, als de wederzijdsche begeerten daartoe dringen, zonder veel scrupules en zonder veel te vragen naar bestaande of te knoopen legale banden, en ook zonder dat er veel over te doen valt, als het bekend wordt. Zooals een vrouw in een roman van J. Anker Larsen het uitdrukt, zijn de Scandinavische vrouwen blijkbaar dikwijls en licht ‘vijf minuten in de war’. | |
[pagina 122]
| |
Nora (Ibsen) verlaat haar man, omdat hij haar teveel als een speelpopje behandelt en vertroetelt en haar te weinig als een levensgezellin en een kameraad beschouwt, voor wie belangrijker dingen bestaan in de liefde tusschen man en vrouw dan de ‘liefde’. Dat was in den tijd van de emancipatiezucht. In de Noorsche litteratuur van de twintigste eeuw, voor zoover die mij bekend is, vind ik van dergelijke verschijnselen geen spoor meer. Integendeel, het sexueele vraagstuk speelt er, zoo niet de alles overheerschende, dan toch een van de gewichtigste rollen. Knud Hamsun ‘(Pan’), J. Anker Larsen (‘De Steen der Wijzen’), enz. enz. Maar van het verlangen naar het moederschap, dat van de vrouw wellicht de allerzwaarste offers vergt, merk ik er al even weinig als in de litteraturen van ons land, Frankrijk, Duitschland en Engeland. De roman ‘De Steen der Wijzen’ krioelt van vrouwen, van allerlei stand en psyche. Interessant is o.m. Nanna Bang, die graag ‘het bruisen van het leven’ zou voelen met den man, die haar nog al eens komt bezoeken. Hij is echter van andere gedachten vervuld. En als zij toespelingen maakt, waarop hij een ‘onschuldig’ antwoord geeft, zegt zij: ‘U begrijpt, wat men bedoelt, de meeste heeren begrijpen een dame altijd verkeerd.’ Daarna gaat zij er over zitten peinzen, wie het best op de hoogte zijn van de vrouwelijke verlangens, de heeren, die ‘goed’ begrijpen, of zij, die ‘verkeerd’ begrijpen.
(Wordt vervolgd.) |
|