| |
| |
| |
Maandelijksch overzicht
Letterkundige notities.
Het Dietsche dagboek.
Tot de allerbelangrijkste uitingen voor de nadere kennis van de psychologie der menschen behoort zeer stellig het dagboek.
In het dagboek, en uitsluitend in het dagboek, is het, dat een mensch zijn diepste gemoedsbewegingen aan zichzelven bewust maakt, dat hij zich rekenschap geeft van zijn aandriften en handelingen, dat hij toegeeft aan al zijn stemmingen zonder rem, dat hij onomwonden zijn oordeel over andere menschen en dier gedragingen uitspreekt, en dat hij al zijn geheime smarten, nooden, verlangens en vreugden openbaart.
Het gevolg hiervan is natuurlijk, dat in den loop der eeuwen een oneindig aantal dagboeken vernietigd zijn, hetzij door de schrijvers-zelf, (want wie heeft niet wel eens later spijt of schaamt zich over àl te snel neergeschrevene opinies of in hefige drift er uit gebrachte gevoelens, die zich door den invloed van latere gewaarwordingen, of beter inzicht van omstandigheden, hebben gewijzigd?), hetzij door scrupuleuse nabestaanden, die vreezen, dat in het dagboek ongunstig gekenschetste persoonlijkheden bij het bekend worden daarvan zich gekwetst zullen voelen, omdat zij ongemotiveerd of onverdiend beleedigd zijn, of dat de schrijverzelf in een minder goed daglicht zou komen te staan, omdat hij zich in zijn argeloos geschrijf van een zoo geheel anderen kant kennen laat.
Jammer, jammer! De zoo vreemde en ingewikkelde psychologie van den mensch zou misschien duidelijker worden, indien men alle gemoedsbewegingen, neigingen, opvattingen, beoordeelingen, wenschen, van zijn medemenschen kon leeren kennen. Of.... zou
| |
| |
de wereld dan nog een grooter en verwarder entanglement worden, en zou de arme menschheid dan nóg meer gekweld worden door teleurstellingen en leed en ontgoocheling, dan nu reeds het geval is? Is het waar, zooals Madame de Staël meende: Tout savoir c'est tout pardonner, of heeft Nietzsche gelijk toen hij dit gezegde veranderde in: Tout savoir ce n'est rien pardonner....? Of.... openbaart toch niemand, zelfs niet in zijn dagboek, de diepste en volste waarheid over zichzelf, omdat een sterveling dit eenvoudig niet kan? Zooals Edgar Allan Poe dit zegt in zijn My heart laid bare: indien iemand dit beproefde, het papier zou verbranden en shrivel up door de invretende gloeiing der pen? Of zijn vele dagboeken onbeduidender dan men, de personen, die ze te boek stelden in aanmerking genomen, zou mogen verwachten? Zooals bijvoorbeeld blijkt uit Baudelaire's Mon coeur mis à nu, dat, ondanks den veelbelovenden titel, niet veel meer bevat dan onbeduidende aanteekeningen en opmerkingen, waar de buitenstaander, die de toestanden en de betrokken personen niet kent, bitter weinig aan heeft?
Wij vermoeden, dat al bovenstaande veronderstellingen om de beurt het geval zijn. Wat mij persoonlijk betreft, ik vind alle soort van dagboeken tóch interessant en van waarde, en waar het geluk mij te beurt viel, inzage van een dagboek te krijgen, was dit voor mij een met uiterste belangstelling begonnen en met hartstocht vervolgde lectuur. Waarschijnlijk door mijn altijd ontzaglijk-groote interesse in het geheimzinnige en raadselachtige phenomeen, dat ‘mensch’ wordt genoemd. Met een waren honger nam ik de ongekunstelde uitingen in mij op, en ik wil gaarne bekennen, dat een oordeel van mij over bepaalde persoonlijkheden door de lezing hunner dagboeken dikwijls grondig gewijzigd is moeten worden, meestal in gunstiger zin.
Echte dagboeken, dat wil zeggen, die niet met de bedoeling geschreven zijn, later gepubliceerd te worden, zijn altijd interessant. Het eene meer, of minder, dan het andere natuurlijk, maar al deze opteekeningen geven op een zeker moment, pur et simple, een waarachtigen gemoedstoestand weer, zonder de gemaskerdheid, het voorbehoud, de veinzerij of de beperking, die de eene mensch, in den omgang of het gesprek, met anderen zoo vaak toepassen moet of wil.
| |
| |
Een echt dagboek is uit den aard der zaak voor een toevalligen lezer dikwijls onvolledig en onverstaanbaar. En kan het anders? De gewichtigste gebeurtenissen worden door den schrijver niet eens vermeld, omdat hij ze veel te goed weet en er eenvoudig niet aan dènkt daarvan nog een gedetailleerde beschrijving te geven, en vaak zijn de notities onbeduidende opsommingen van de onbelangrijkste indrukken, feiten en belevenissen. Daarom wantrouw ik altijd eenigszins de dagboeken, die een geregeld verslag geven van gebeurtenissen en die bedaard en volstrekt onnatuurlijk een schokkende ondervinding opschrijven, als ware het een roman, dien zij vertellen, en stonden zijzelf geheel buiten het geval. Een plotselinge dood, een ramp, een onverwacht buitenkansje zal waarschijnlijk op deze wijze worden vermeld:
O, God, wat een dag.
Wat moet ik nu beginnen.
O, Emmy, arme, arme. Hoe zal je het maken zonder Louis...?
Neen maar! kostelijk. De hoofdprijs uit de liefdadigheidsloterij!
Maar niemand zal kalm en welbeheerscht genoeg wezen om te gaan zitten schrijven, terwijl alles nog aan hem beeft en trilt, en met het begin beginnen, langzaam en overwogen, inplaats van met het einde, om later, later misschien, nog eens op de zaak terug te komen en die pro memorie te detailleeren.
Dagboeken zijn dikwijls onbedoelde autobiographieën.... en elke autobiographie is van gewicht in het grenzeloos-ingewikkelde schema der dingen. Authentieke dagboeken zijn van eminent belang voor elken bestudeerder van menschelijke psychologie en menschelijk sentiment. Gevoelens, die altijd verborgen blijven, worden rond-uit bekend, verrassende mededeelingen worden gedaan, men toont zich zachter, wreeder, sensitiever of onverschilliger dan in het dagelijksche leven en openbaart drijfveeren, waarvoor men in openlijken omgang soms nooit uitkomen zal.
Ook in de kinderpsychologie is het dagboek van het allerhoogste belang.
Charlotte Bühler, de zoo bekende en gewaardeerde kinderpsychologe (Jo van Ammers-Küller wijdde een studie aan haar in haar Twaalf bekende vrouwen) heeft den derden druk van haar interessant werk Das Seelenleben des Jugendlichen geschreven, na bestudeering van een twintig kinderdagboeken.
| |
| |
Meestal zijn kinderen zeer geheimzinnig met hun dagboeken, verstoppen ze en vinden het een onvergeeflijk misbruik van vertrouwen maken als een ander ze stilletjes leest. Doch het spreekt vanzelf, dat het aan ouders ontzaglijk hun taak zou verlichten, indien zij inzage konden krijgen van het dagboek hunner kinderen. Maar als de vader of de moeder aan een kind laat weten, dat hij of zij het dagboek lezen wil, is het natuurlijk volkomen mis, daar de dagboekschrijver dan alle argeloosheid en spontaneïteit verliest. En.... het lezen achter den rug van het kind is inderdaad een schending van vertrouwen!
Freud, Adler, Stekel, Jung, de psycho-analytici hebben veelvuldig van dagboeken gebruik gemaakt, en Eduard Spranger beschouwt het dagboek van jeugdige personen als het ‘uitstippelen van de levenslijn’.
Vele dagboeken van beroemde personen zijn in de literatuur bekend geworden: die van Platen en Hebbel b.v. hebben veel bijgedragen tot de betere kennis dezer auteurs, en Pepys' Diary is ontzettend belangrijk voor een heele periode der Engelsche geschiedenis, evenals het Journal des Goncourts dit voor de Fransche historie is. Dagboeken van vrouwen zijn er vele, ik herinner aan de befaamde Diaries van Fanny Burney (eveneens historisch zeer interessant) en aan de menschelijk-gevoelige Tagebücher van Adèle Schopenhauer, en de nog steeds zeer veel gelezene Cahiers intimes van Marie Bashkirtseff.
Dr. G. Kalff Jr. legde dus de hand op een wel zeer waardevol onderwerp, toen hij de taak ondernam ‘een veronachtzaamd hoofdstuk onzer beschavingsgeschiedenis’ te verbeteren en te onderzoeken, of dagboeken ook een ‘eigen wezen en ontwikkeling’ vertoonen.
De romans in dagboekvorm, - een genre, ontzettend veel voorkomend, maar, zooals Dr. Kalff terecht opmerkt, van ‘verdachte authenticiteit’, waren voor zijn studie niet te gebruiken. We krijgen dus ‘echte’ dagboeken besproken, en, zooals begrijpelijk is, heeft het bijeenbrengen van de stof den samensteller zeer veel moeite gekost, zeer veel tijd en zeer veel onderzoek.
Maar nu ook hebben wij in handig, beknopt bestek, een uitstekend overzicht van Het Dietsche Dagboek (welk een goed gekozen titel!) gekregen. (Uitgave J.B. Wolters Uitg. Mtsch. N.V., Groningen.)
| |
| |
De heer Kalff heeft zich niet alleen bij Nederland bepaald, maar nam ook Vlaanderen en Zuid-Afrika in zijn gropeering op.
Dr. Kalff houdt zich (en hoe juist is dit!) het liefste op met het persoonlijke dagboek, en laat dus (gelukkig) niet de volle rij van middeleeuwsche kronieken de revue passeeren. Hij begint met Bedevaart en Tachtigjarige oorlog; Reisjournalen en Zeejournalen (uit beide genres kan men zeer veel historische bijzonderheden te weten komen uit langverleden tijden, wat zeden, gewoonten, omstandigheden, milieu's, kleeding, middelen van vervoer en huiselijke toestanden betreft) volgen.
Dan beschouwt de knappe, studieuse, consciëntieuse schrijver de 18e eeuw en de 19e; het bekende dagboek van Willem de Clercq, dat vaak tot voorbeeld heeft gediend, wordt onderhanden genomen, en Multatuli, die eenmaal zeide:
‘Er is geen mensch, wiens gemoedsgeschiedenis niet belangrijker is dan de “mooiste” gemaakte roman’, doch daarentegen weer woedend uitriep:
‘Geen mensch, die wezenlijk iets beteekent, houdt ooit een dagboek!’ wordt eveneens zeer rechtvaardig beschouwd. Ook van de diaristische uitingen der Tachtigers neemt de auteur kennis, en we kunnen alleen met nadruk opwekken tot lezing dezer even zaakkundige als goed-geschreven verhandeling, die óver-interessant is, omdat de schrijver met ijver, geduld en serieuse objectiviteit zijn studie heeft samengesteld.
Nogmaals: een dagboek behoort tot de meest belangrijke uitingen van den mensch, en de vraag van Dr. Kalff:
‘Geeft uw interesse aan dit cultuur-historisch document’, m.a.w. begin of vervolg een dagboek, onderschrijven wij met den meest beslisten ernst. Immers, zooals Pope zei:
The proper study of mankind is man, en ‘to know thyself’ is weer iets toevoegen aan het psychologisch materiaal, dat de menschheid weer wat verder brengt tot de ontraadseling van.... de menschheid.
‘Es bildet ein Talent sich in der Stille’, maar ook de dagboekhouder, zegt Dr. Kalff, ‘vormt en leeft zich uit in de stilte’, en eveneens zeer juist merkt hij op:
‘Het dagboek, dat zijn naam waardig is, moet van dag-tot-dag genoteerd zijn, en niet op een intiem publiek berekend.’
| |
| |
Amiel (die 17000 bladzij cahier intime vulde en dus wel als deskundige mag worden beschouwd) stelde als karakteristieken van een dagboek o.a.:
dégonfler son coeur;
s'apercevoir de sa vie;
éclaircir sa pensée.
Onze diep-betreurde vriend Frans Erens heeft eens gezegd:
‘Het incohaerente van ons leven in dit begin der twintigste eeuw vindt in een scherp gezift dagboek zijn meest adequate weerspiegeling.... Een diepgaand dagboek voldoet ons in de literatuur op dit oogenblik vrijwel.’
En Lodewijk van Deyssel schreef:
‘Ik heb mij dikwijls afgevraagd, hoe het toch komt, dat dagboeken en brieven zooveel prettiger zijn om te lezen dan de meeste gedichten, romans en al wat verder kunst of literatuur heet.’
Inderdaad, dagboeken behooren tot de allerinteressantste lectuur van alle landen en tijden. Men behoeft nog niet eens bezeten te zijn door een (overigens zeer natuurlijke en haast aan iedereen eigene) sens de curiosité om er belang in te stellen. Dagboeken, de echte, zijn nu eenmaal de waardevolste documents humains, die men zich denken kan, en wij moeten Dr. Kalff wel zeer dankbaar zijn, dat hij ons attent maakt op zeer veel, wat wij nog niet wisten, maar wat wij nu blij zijn te weten.
Het Dietsche Dagboek verdient een plaats in elke bibliotheek, maar ook tal van particulieren zullen er hun genoegen aan beleven. Moge het in veler handen komen! Het is een gewichtige, waardevolle bijdrage tot de Nederlandsche cultuur-historie, die natuurlijk elken Hollander ter harte gaat. De soliede, smaakvolle uitgave maakt het boek tot een aangenaam exemplaar in elke boekenkast of op elke schrijftafel, want een dergelijk belangrijk werk houdt men liefst een beetje dicht bij de hand.
N.G.
|
|