hierboven als uitgangspunt noemde, zou men een dossier kunnen zien van wat tòt 1931 op het gebied van het proza door de jongere auteurs in ons land nagestreefd werd. Dat een dergelijke, voorloopige balans niet voldeed, kan men begrijpen.
Het is daarom toe te juichen, dat na een tijd van vijf jaren, waarin het proza zich bij ons rijkelijk ontwikkelde, een nieuwe balans opgemaakt werd, en nu met meer recht dan jaren geleden van het korte verhaal op zichzelf, van het verhaal als een volledige wereld, de wereld van een ‘kleine roman’, zooals Couperus het eens roman-moe heeft genoemd. De balans, ditmaal door Marsman en Du Perron samengesteld, zou een maatstaf kunnen zijn van wat in Nederland als kort verhaal op Europeesch peil werd geschreven. De keuze, zoo ruim mogelijk, omvat 16 auteurs van Noord en Zuid, geboren tusschen 1886-1905, t.w. Reinier van Genderen Stort, M. Nijhoff, Jeanne van Schaik-Willing, Paul van Ostayen, Maurice Roelants, J. Slauerhoff, H. Marsman, E. du Perron, Albert Helman, Gerard Walschap, A. den Doolaard, Eva Raedt-de Canter, Maurits Dekker, Jef Last, Filip de Pillecijn en S. Vestdijk. En zoo rijk blijkt de inhoud te zijn, dat men hier een ‘exotisch’ verhaal (Slauerhoff, Helman, Den Doolaard, Jef Last) met een Haagsche novelle, een cynische kuur met een lyrischen droom afwisselen kan. Het merkwaardige van dezen bundel is het polemische standpunt, waarvan de inleiding getuigt en waarop de keuze der verhalen werd gebaseerd. Zij verzet zich tegen de overheersching van den roman ten koste van het goede korte verhaal, tegen het voortwoekerend naturalisme en het provincialisme in onze litteratuur tot op heden, en zij verdedigt het bestaansrecht van de novelle en van de persoonlijkheid in den zin van eigen karakter.
‘Men ziet blijkbaar niet in hoeveel meesterschap en beheersching de novelle juist vereischt, hoe zich iedere inzinking hier onmiddellijk en beslissender wreekt dan daar (in den roman), tot welke resultaten een bondigheid leiden kan, die een maximum tracht uit te drukken in het kleinste bestek.’
Men vraagt zich voor Holland alleen af, of het korte, vlugge verhaal in een cultuur, die zoozeer bepaald wordt door sleepende levens en behagelijke kachels, ooit de roman (de lange baan) zal vervangen.
F.B.