Men ging nog niet in zee, want het was eb.
De onrustige Hegeliaan leunde weer rustig tegen zijn strandstoel.
Een van ons had de onvoorzichtigheid tegen hem over het weer te beginnen; over het mooie strand; over het inderdaad zeer schoone eiland Texel; over de karakteristieke ‘schapendammetjes’ allerwegen; over De Koog, dat heerlijk dicht bij zee is.
De Hegeliaan protesteerde. De bril rees, de kijker en Bolland gingen heen-en-weer.
- Maar heeren!....
Toen begrepen wij hem niet.
- 't Is hier een gat.... mijne heeren! Een ellendig gat. En de zee zegt u? Och kom.... mijne heeren! De zee is hier als overal: vervelend.
- Pardon...., waagde een van ons te zeggen.
- Ach.... mijne heeren, ging de in 't zwart gekleede Hegeliaan hardnekkig verder, - ach.... wat zal ik u zeggen....
Was dat een vraag? Zocht hij naar woorden?
Wij vergisten ons. Zijn laatste zin was als de inleiding van een lang protest bedoeld.
- Het is hier.... mijne heeren, met uw permissie.... snert. Absoluut snert.... mijne heeren.
Er kwamen dames, dus verdween hij.
Wat er volgde was: wachten tot zij voorbij waren; te voorschijn komen; bril boven de wenkbrauwen; kijker gebruiken; zwaaiend met Bolland zich weer tot ons wenden.
- Excuus, excuus.... mijne heeren, zei hij. - Wij waren over dit gat bezig. Ja juist, dit gat. Een dorp.... wat zeg ik: een negorij!.... mijne heeren. Vervelende zee, afschuwelijk strand en troostelooze duinen. Niet chic, geen mondain publiek, geen comfort.... mijne heeren. U roemt de omgeving? Banaal.... mijne heeren. Anderhalve koe in de wei en 'n handvol magere schapen tusschen lugubere muurtjes. Leege pensions.... mijne heeren.
- 't Eigenlijke seizoen is nog niet -
Verder kwam ik niet. Hij viel direct in met:
- Zeker, 't is nog vroeg. Maar zelfs in Augustus blijft het hier snert.... mijne heeren! En zijn de heeren hier 's avonds wel eens buiten geweest? Ik bedoel, zoo tegen elf. Nee zeker. Geen hand voor oogen te zien! Goed voor struikroovers.... mijne heeren.