De Nieuwe Gids. Jaargang 45
(1930)– [tijdschrift] Nieuwe Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 185]
| |
Shakespeare in onzen tijd
| |
[pagina 186]
| |
Toch, niettegenstaande zoo'n jeremiade, waag ik het, met mijn lees-betoog aan te komen, omdat de werkelijke strekking er van goed bedoeld is: lees minder, maar goed! En hiervoor neem ik speciaal Shakespeare, en wel, omdat deze op zoo verschillende wijze kan gelezen worden. Het is merkwaardig, hoeveel menschen Shakespeare in verschillenden vorm in hun bezit hebben en hoe weinigen er zijn, die werkelijk met hem kennis trachten te maken. Wij zien Shakespeare in een keurig net bandje, met goud op snee, op den boekenhanger staan, gedrukt met een letter, zoo zuiver en fijn, dat het een lust is om te zien, maar tevens zoo klein, dat iemand de tranen over de wangen loopen, wanneer hij beproeft er in te lezen. ‘Daar staat Shakespeare...... Ja...... jawel...... dat 's Shakespeare...... Een aardige editie, nietwaar?’ - ‘Ja, keurig!’. - En daar blijft het bij. Verder heeft men portretten van Shakespeare en schilderijen, waarop hij wordt voorgesteld in den een of anderen toestand, of wel: men heeft zijn buste, zijn borstbeeld. ‘Een mooie kop!’ - Men heeft schilderijen van Romeo en Julia, van Hamlet en Ophelia, of van Ophelia alleen, of wel...... ja, men heeft allerhande dingen, die van Shakespeare afkomstig zijn, zelfs boorden en manchetten. Men weet of heeft gehoord, dat hij acteur geweest is en in zijn tijd nog al een doordraaier was; men haalt dan zijn schouders op en zegt: ‘Och, ja, dat is dikwijls zoo met die soort van menschen,’ of met andere woorden: dat wil men hem dan wel vergeven, en men neemt zijn buste van het plankje of den schoorsteenmantel en blaast er het stof een beetje af. - En...... daar blijft het bij. Maar lezen doet men hem niet. Tenzij...... door menschen, die er ‘geleerdheid mee plegen’ en die men hoort zeggen: ‘wel zeker, ik heb die en die stukken gelezen, terwijl men dan, in gedachte, zijn kuif opstrijkt (als men er een heeft) en gevoelt, dat dit feit op de omgeving den indruk maakt, dat men met een zeer hoog letterkundig ontwikkeld mensch te doen heeft. - Ik meen zelfs van tijd tot tijd wel eens ontdekt te hebben, dat er in dit opzicht personen worden gevonden van zoo practischen aard, dat zij zich het Tauchnitz-deeltje aanschaffen met de Tales from Shakespeare van Charles Lamb, die zij dan zeer aandachtig doorlezen en hierdoor het geraamte van de Shakespeare- | |
[pagina 187]
| |
wereld in hun hoofd krijgen, en, als ze hierin een weinig geoefend zijn, dit op een alleraardigste manier met een vernuftig kleed weten te bedekken; zoodanig, dat een deel hunner omgeving in de meening verkeert, dat onder deze japon niet maar alleen een geraamte, doch werkelijk de Shakespeare-wereld zelf in vleesch en bloed aanwezig is. Deze menschen behooren tot een rubriek, die ik gewoon ben de revue-mannen te noemen, die de letterkundige beweging bijhouden, door ijverig iedere maand of dag alle overzichten en recensies te lezen; alles in zich opnemen, wat een ander hun omtrent iets mededeelt en dit dan later bij het een of ander discours als eigen fabrikaat weer aan de markt brengen, en als zoo'n revue-man er den slag van heeft, kan hij van zoo iets heel veel genoegen beleven en vooral van dat Shakespeare-geraamte. ‘Wat 'n knappe kerel is het toch, zeggen de menschen dan later en de denkbeeldige kuif van zoo iemand gaat dan heelemaal naar boven. Maar er zijn ook menschen, die werkelijk Shakespeare lezen, maar in den geest, zooals ik indertijd te Rome (waar ik ook geruimen tijd geweest ben) meer dan eens een troepje Engelschen door het Vaticaan zag jagen, in zenuwachtige haast. De stumpers werden hijgende voortgesleept door een cicerone of gids, die blijkbaar had aangenomen, hen in zekeren tijd alles te laten doorloopen, alles te wijzen en niets over te slaan! ......‘Well, you see, we must have seen every thing. We can't come home, without having seen that most interesting......’ En dan noemden ze dit of dat voorbeeld of voorwerp. Zij durfden niet thuis te komen, wanneer zij niet iedere bekende merkwaardigheid hadden aanschouwd en dit feit onder eede konden verklaren. Nog herinner ik mij het zielelijden, dat ik uitgedrukt zag op een aardig Engelsch meisjeskopje, toen de gids haar bij het uitkomen van eene zaal, op hare vraag of het nu gedaan was, met medelijden aanzag en een welsprekend: ‘O, no!...... op lange na nog niet,’ liet hooren. En vooruit ging het maar weer; terwijl de gids voortging met zijn eentonige beschrijving op te dreunen, evenals een voortdurend druppelende en druppelende dakgoot in een regenachtigen nacht...... De stumpers! En zóó wordt, helaas, ook Shakespeare wel eens gelezen. Helaas! want men moet hem langzaam lezen, er is zoo'n zee van in-goeds in; iets, wat ons bij blijft ons heele leven lang! Werkelijk mooie | |
[pagina 188]
| |
‘romannetjes’ en ‘novelletjes’ zijn er ook in, en ‘amusant’ is hij dikwijls ook. B.v. Falstaff in Merrij wives of Windsor enz. enz. enz. Verbeeldt men zich, dat het tijdelijk ‘vervelend’ begint te worden, dan legge men hem voor een poosje op zij...... Desnoods in een geheel jaar niet meer dan één stuk. Maar, toch, dat ‘loont’...... Wat een zee van schoone, geestige en ware menschkundige gezegden zijn er niet uit Shakespeare te halen. Ik zou mij een ‘Shakespeare-dominee’ kunnen voorstellen, die ze gebruikt als teksten voor zijn preek. En nu wil ik dit artikel besluiten met een toepasselijk woord in deze, aan Shakespeare ontleend: ‘To climb steep hills, requires slow pace at first.’ (Henry VIII) ‘Die een steile hoogte op wil, dient langzaam aan te beginnen,’ zou voor eene Shakespeare-studie in deze wel zeer vrije, maar meest toepasselijke vertaling zijn. |
|