Internationale Neerlandistiek. Jaargang 2014
(2014)– [tijdschrift] Neerlandica extra Muros / Internationale Neerlandistiek– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 67]
| |||||||||||||||
Waarom gingen Johan Huizinga en André Jolles in 1933 uit elkaar?
| |||||||||||||||
InleidingIn zijn korte autobiografie Mijn weg tot de historie schrijft Johan Huizinga over het abrupte einde van de vriendschap tussen hem en André Jolles: ‘Meer dan vijf en dertig jaar heeft die vriendschap een groote plaats in mijn leven ingenomen, totdat zij op 9 October 1933 met één woord werd afgebroken, niet door mij’ (Huizinga 1947, p. 36).Ga naar eind1 Hij heeft ook geschreven waar het gebeurd is, namelijk in het Centraal Station van Amsterdam. En door zijn zoon Leonhard Huizinga (Herinneringen aan mijn vader)Ga naar eind2. kennen we de precieze inhoud van hun laatste gesprek (Huizinga: ‘Dan, André, valt er tussen ons eigenlijk niets meer te zeggen’, waarop Jolles zei: ‘Nee, | |||||||||||||||
[pagina 68]
| |||||||||||||||
inderdaad, niets meer’Ga naar eind3.). Leonhard besluit met: ‘En hij stapte in de trein en keek niet eens meer om’ (Huizinga 1963, pp. 162-164). Ik stel mij al geruime tijd de vraag, waarom Huizinga en Jolles in 1933 plots hun decennialange vriendschap hebben verbroken. In het onderhavige exposé doe ik een poging om op die vraag een antwoord te geven. Doordat een regelrechte bewijsvoering wegens het ontbreken van de daartoe vereiste documenten niet mogelijk bleek, moest ik me van scenario's bedienen teneinde de waarheid zo dicht mogelijk bij de oppervlakte te krijgen. De beide scenario's die verder in dit exposé worden voorgesteld, kunnen misschien tot beantwoording van de vraag bijdragen. | |||||||||||||||
Leiden, dinsdag 11 april 1933Zoals bekend heeft er zich op die dag aan de Universiteit te Leiden een incident voorgedaan: de toenmalige Rector Magnificus prof. dr. J. Huizinga heeft de verdere toegang tot de universiteit ontzegd aan dr. Johann von Leers (1902-1965), leider van de Duitse delegatie op een conferentie van de International Student Service (ISS) die daar van 7 tot 12 april 1933 zou worden gehouden. Von Leers bleek namelijk de auteur te zijn van de brochure Forderung der Stunde: Juden raus! (1928 en 1933), met daarin een passage over de zogenaamde door Joden gepleegde rituele moord op christenkinderen. Merkwaardig genoeg moet de Nederlandse pers reeds bij de aanvang van de conferentie op de hoogte van Von Leers' gewraakte brochure zijn geweest (zie Het Vaderland van zaterdag 8 april 1933, Avondblad A: ‘Het Nationaal-Socialisme en de Joden’, het eerste artikel op de eerste bladzijde). Huizinga had dan ook niet hoeven wachten tot 11 april, de voorlaatste dag van het congres, om passende maatregelen te treffen. Of heeft hij het congres niet van bij de aanvang willen doen mislukken?Ga naar eind4. | |||||||||||||||
De wraak van Von LeersIngevolge de ontstane commotie ging het congres vervroegd uiteen en het kan niet anders dan dat Von Leers met wraakplannen tegen Huizinga naar Duitsland teruggereisd is. Over het voorval heeft prof. dr. Willem Otterspeer een zeer uitvoerig en omstandig verslag uitgebracht waarvan niets dan de titel (Huizinga voor de afgrond, 1984) al doet griezelen... Maar als men heel even de toga van de ‘advocaat van de duivel’ aantrekt, dan kan men zich beter in de gemoedstoestand van de tegenpartij inleven: als ‘edelman’, | |||||||||||||||
[pagina 69]
| |||||||||||||||
als vertrouweling van Goebbels, Himmler en Rosenberg en als leider van een talrijke delegatie - meer dan veertig deelnemers - uit het kersverse Nazi-Duitsland op een internationaal congres in Nederland door een Rector Magnificus in zijn hemd en aan de deur worden gezet, is iets om niet gauw te vergeten en dat is dan ook gebeurd. In het notenapparaat bij zijn tekst levert Otterspeer ons bovendien een merkwaardig portret van deze Von Leers, biograaf van Hitler, leidende figuur in de NSD Studentenbund, die na de oorlog eerst naar Argentinië vluchtte en van daar naar Egypte, waar hij zich tot de Islam bekeerde en voortaan onder de naam Omar Amin von Leers onder andere voor Joodse vraagstukken als adviseur van president Nasser bedrijvig was en er in 1965 overleed. Het denken en handelen van Von Leers was doordrenkt van een pathologische haat tegen de Joden en tegen het Christendom en, in de periode na de oorlog, van zijn verering voor de Islam. Op 1 mei 1933 was Huizinga's collega en vriend, de Nederlands-Duitse hoogleraar in de neerlandistiek en de vergelijkende letterkunde aan de Universiteit te Leipzig, André Jolles, auteur van Einfache Formen (1930), lid van de NSDAP geworden. Zeer kort nadien werd hij, zij het zijdelings, betrokken bij de terugkeer uit Zuid-Amerika van zijn communistische zoon Jan Andries, over wie het verder in deze bijdrage zal gaan. Von Leers zal dat in de nadagen van de gebeurtenissen in Leiden in het academisch milieu van het nieuwe Duitsland ongetwijfeld te weten zijn gekomen. Hij zal ook geweten hebben dat Jolles zelf communist was geweest en dat hij een Joodse schoonzoon had. Om Huizinga te treffen op een plaats waar die zeer kwetsbaar was, kan hij het nieuw toegetreden partijlid Jolles gechanteerd hebben en hem ertoe hebben verplicht, zijn vriendschap met Huizinga op te zeggen, wat Jolles dan uiteindelijk, wellicht na een laatste sommatie, op maandag 9 oktober 1933 in Amsterdam zou hebben gedaan, zoals verder erg plausibel zal worden gemaakt. Al ontbreekt daarvan elk bewijs, toch sluit deze hypothetische gang van zaken naadloos aan bij de reeds door Otterspeer vermelde wél bewijsbare Duitse maatregelen tegen Huizinga als wrekende straf voor zijn optreden tegen Von Leers:
| |||||||||||||||
[pagina 70]
| |||||||||||||||
Op de vraag of Von Leers dan zo machtig was, mag het antwoord luiden dat ten tijde van het incident het regime, naargelang welke fase van de Machtergreifung als terminus a quo gekozen wordt, tussen 19 en 71 dagen oud was. Von Leers zelf was toen 31 en had al een biografie van Hitler en twee boeken over de Joden op zijn naam, alsook het hoofdredacteurschap van het NS-tijdschrift Wille und Weg. Bovendien had hij met zijn strijdbaar karakter een groot aantal connecties gemaakt binnen de toen nog beperkte kring van het leiderschap, maar had ook met tegenstand in eigen rangen af te rekenen. Dat gebeurde al nauwelijks twee maanden na het Leidse incident en wel naar aanleiding van een zogenoemde Studentenputsch tegen de kunstpolitiek van het regime. Bij die gelegenheid schreef partijgenoot, kunstcriticus en even groot Jodenhater Walter Hansen: Ein Ausschlussverfahren gegen ihn [Von Leers, WT] ist einzuleiten. Vertreter vom Schlage eines Dr. Von Leers kann die Bewegung in ihren Reihen nicht duldenGa naar eind7. (Bundesarchiv Berlin, Signatur NS 15/67). In de plaats daarvan rees de ster van Von Leers zienderogen: kort na het incident in Leiden kreeg hij een Gastprofessur in Rome aangeboden, werd hij in 1936 tot Untersturmbannführer en vervolgens tot Obersturmbahnführer bij de SS benoemd, werd docent (1936) en, ofschoon niet habilitiert, | |||||||||||||||
[pagina 71]
| |||||||||||||||
hoogleraar aan de Universiteit Jena (1939). Intussen schreef hij onverdroten zijn haat tegen de Joden van zich af: Juden sehen Dich an (1933), Geschichte auf rassischer Grundlage (1934), Blut und Rasse in der Gesetzgebung (1936), Odal, Das Lebensgesetz eines ewigen Deutschlands (1936), Rassen, Völker und Volkstümer (1939). In de biografieën van Von Leers wordt graag vermeld dat hij vloeiend zes vreemde talen sprak: Engels, Frans, Spaans, Nederlands, Hebreeuws, Japans en zo goed als zeker sprak hij ook Arabisch. In 1939 brak de Tweede Wereldoorlog uit en tussen 10 en 14 mei 1940 werd Nederland door de legers van Hitler onder de voet gelopen. Zou het overdreven zijn te stellen dat Von Leers, nu hij daar als Duitser ‘de baas’ was, mede of zelfs meer dan ‘mede’ de hand kan hebben gehad in de maatregelen tegen Huizinga en tegen de Universiteit Leiden waar hij zeven jaar voordien op een voor hem zo vernederende wijze aan de deur was gezet? Zodoende zouden - uiteraard met voorbehoud - de vijf hierna opgesomde maatregelen aan het voorgaande lijstje kunnen worden toegevoegd:
| |||||||||||||||
[pagina 72]
| |||||||||||||||
Dat de bezetter bij het treffen van al die maatregelen het incident uit 1933 in het achterhoofd had of dat Von Leers druk heeft uitgeoefend om het in de besluitvorming te laten meespelen, is verre van onwaarschijnlijk. Alleen al zijn uitspraak over Huizinga als ‘der grösste Judenknecht und Hasser des Nationalsozialismus in Holland’Ga naar eind10. (Steinbach 2003, p. 950) zet de toon van zijn betrokkenheid. Tegen deze achtergrond is het verleidelijk en lijkt het haast logisch om de breuk van Jolles met Huizinga, op 9 oktober 1933 in Amsterdam, ook aan de rekening van Von Leers toe te voegen (chronologisch tussen de vierde en de vijfde door Otterspeer genoemde maatregel). Daarvoor ontbreekt evenwel vooralsnog elk doorslaand bewijs. Wel blijft het merkwaardig dat het incident van Huizinga met Von Leers en de scheiding tussen Huizinga en Jolles allebei in hetzelfde jaar plaatsvonden met een interval van slechts enkele maanden, waarbij de volgorde van beide gebeurtenissen eveneens ‘logisch’ lijkt. Doordat er geen bewijzen zijn, kan er, zoals reeds gezegd, alleen met scenario's worden gewerkt: | |||||||||||||||
Eerste scenarioLeipzig, zondag 8 oktober 1933Zoals hij dat wel meer deed, zat André Jolles in zijn bureauGa naar eind11. aan de Universiteit te Leipzig en schreef daar zijn wekelijkse zondagsbrief aan zijn dochter Jeltje in Frankfurt/Main. Jeltje Goldschmidt-Jolles had net haar derde kind, Ernst Walter, ter wereld gebracht en had haar vader gevraagd, wanneer hij eens naar zijn nieuwe kleinkind kwam kijken. Jolles antwoordde haar: Ob wir noch kommen? [...] Augenblicklich bin ich unabkömmlich. Es ändert sich bei der alten Universität wirklich Vieles. Der Geist der Studenten wendet sich immer mehr von der Wissenschaft ab - aber immer mehr einer Sache zu, die sie ‘Schulung’ nennenGa naar eind12. (Thys 2000, p. 857). En iets verder voegt hij er nog aan toe: [...] meine Söhne haben mich so bitter enttäuscht, dass ich das Bedürfnis habe, mit jungen Menschen, die zu mir kommen und Vertrauen zu mir haben, Dinge durch zu führen, die für ihre Zukunft wichtig sindGa naar eind13. (Thys 2000, p. 857). | |||||||||||||||
[pagina 73]
| |||||||||||||||
In de uren of de minuten die op het schrijven en posten van zijn zondagsbrief volgden, moet er zich iets ernstigs hebben voorgedaan. Maar wat? Jolles kan plots het bezoek hebben gekregen van één of twee van de oudstudenten naar wie hij in zijn brief verwees. Het meest in aanmerking komend is Wilhelm Spengler (1907-1961) die vanaf 1927 in Leipzig onder meer bij Jolles Germanistik gestudeerd had, daar in 1932 op een dissertatie over Schiller gepromoveerd was en op het ogenblik van de ‘feiten’ in Leipzig gymnasiumleraar was. Hij kon Jolles dus heel gemakkelijk benaderen. Hij had voordien al een behoorlijk aantal ambten en opdrachten bij de partij vervuld en kort na het bezoek, in november 1933, werd hij tot medewerker van de Sicherheitsdienst aangesteld. In een Gutachten over prof. Jolles (Thys 2000, pp. 874-875) had hij verklaard dat hij sedert 1931 ‘einen persönlichen engen Kontakt’ met Jolles onderhouden had. Het is dan ook zeer goed mogelijk dat Spengler in ‘the inner circle’ had vernomen dat er (op instigatie van Von Leers?) besloten was Jolles disciplinair te treffen indien deze niet stante pede - wellicht na reeds eerdere vermaningen - zijn betrekkingen met Huizinga definitief zou verbreken.Ga naar eind14. Jolles zag er zich dus toe genoodzaakt hals over kop naar Nederland te vertrekkenGa naar eind15., vermoedelijk zonder zijn gezin op de hoogte te stellen - zo handelde hij wel vaker. En hij zag meteen af van een omweg langs of een halte in Frankfurt om zijn kleinkind te zien want Spengler zal hebben laten verstaan dat alles in Jolles' eigen belang zo discreet mogelijk diende te gebeuren (vandaar in de verdere correspondentie met zijn dochter nergens een spoor van de reis en de ontmoeting). Wat Jolles wel moest doen was Huizinga opbellen of hem een telegram sturen teneinde zeker te zijn dat zijn vriend bereikbaar was en hem kon ontmoeten. Eén van de betekenissen van de term ‘scenario’ is ‘de te veronderstellen loop van de gebeurtenissen’ (Van Dale). Dat is de definitie die hier van toepassing is. Een scenario verliest evenwel zijn geldigheid als er een ander in de plaats treedt dat geloofwaardiger is. Welnu, er dient zich een andere, bijzonder merkwaardige en tot nu toe onbekende loop van de gebeurtenissen aan waarin buiten Huizinga en Jolles een derde speler op het toneel verschijnt: Jolles' zoon Jan Andries. | |||||||||||||||
Tweede scenarioDe derde manVan de vijf kinderen uit het huwelijk van André Jolles (Thys 2000) met de Duitse Mathilde Mönckeberg was de oudste zoon Jan Andries (Freiburg i. B. | |||||||||||||||
[pagina 74]
| |||||||||||||||
1906 - Quito/Ecuador 1942; Thys 2012) wel de avontuurlijkste. Dat bleek al van in zijn jonge jaren: gevaar en pijn trotseren, op ongezadelde paarden rijden, in de dakgoot van zijn school wandelen, clandestien over grenzen trekken, enzovoort. Hij was van opleiding boekbinder. Op zijn zoektocht naar werk vanuit Leipzig waar hij toen met zijn vader en diens tweede vrouw woonde, belandde hij in 1924 in Amsterdam maar doordat hij daar geen baan vond, wilde hij naar Engeland, het ‘beloofde land voor boekbinders’. Om een niet bekende reden zag hij daar evenwel van af en scheepte zich hals over kop naar Uruguay in. Van daar bereikte hij langs sluipwegen Argentinië waar hij zich onmiddellijk bij de Communistische Partij aanmeldde, naar eigen zeggen als vertegenwoordiger van de Nederlandse Communistische Jeugd. Hij heeft een aantal jaren clandestien en meestal pro deo op diverse plaatsen in het land allerlei politieke opdrachten voor de partij vervuld, waarbij hij meerdere malen door de politie werd gearresteerd. Inmiddels was hij met een Argentijnse compañera getrouwd en had met haar twee kinderen maar het gezin leefde in uiterst armoedige omstandigheden. In 1931 werd hij opnieuw gearresteerd en ditmaal tot achttien maanden gevangenisstraf veroordeeld waarna hij, op 1 april 1933, als illegale vreemdeling door Argentinië aan Duitsland werd uitgeleverd. Hij was ervan overtuigd dat hij bij het aanmeren van zijn schip in Hamburg onmiddellijk naar een concentratiekamp zou worden afgevoerdGa naar eind16. maar dat vooruitzicht boezemde hem geen vrees in. Bij aankomst op 29 april 1933 mocht hij evenwel vrij van boord en was binnen luttele minuten bij zijn moeder thuis. Niemand, ook niet hijzelf, begreep hoe dat mogelijk was. Kan het zijn dat zijn vader (aan zijn dochter Jeltje op 28 mei 1933: ‘Ich habe getan, was ich glaubte tun zu müssen’,Ga naar eind17. Thys 2000, p. 842) van de partij bekomen heeft dat Jan niet werd gearresteerd onder de voorwaarde dat hij het land na korte tijd opnieuw zou verlaten? Het is denkbaar. Het kan ook de reden zijn waarom hij naar Spanje wilde gaan. Maar de communistische cel waarmee hij in Hamburg in contact trad, liet aan Moskou weten dat ze hem wantrouwde. Omdat er ook van de politieke rechterzijde gevaar dreigde - zijn vader ‘und seine übrige Familie’Ga naar eind18. waren volgens de SA in Hamburg bereid, nadere inlichtingen over hem te verschaffen (Thys 2012, p. 107) -, vroeg hij aan de Hamburgse bankier Ernst Sachs, een aangetrouwde neef van zijn moeder, een vals paspoort voor hem te maken. Het stond op naam van Manuel Enrique Casson Arribar, in 1903 in het Spaanse Tararon uit Spaanse ouders, Gilberto Casson en Julia Arribar, geboren.Ga naar eind19. Daarop vroeg Jan in vercijferde telegrammen naar Moskou om een visum voor de Sovjet-Unie. Moskou moet hem dan enige tijd later hebben laten weten dat er imminent gevaar voor arrestatie dreigde en hem bevolen hebben, van | |||||||||||||||
[pagina 75]
| |||||||||||||||
zijn reisplannen naar Spanje af te zien en zich zo snel mogelijk naar de Sovjet-Unie te begeven. Doordat hij vloeiend Spaans sprak en zijn Duits een sterk Spaans accent had, verschafte hij zich als ‘Spaans toerist’ bij het Sovjet-reisagentschap Intourist in Hamburg zonder enige moeite een reiskaartje voor Moskou en reisde daar onder zijn nieuwe identiteit op 10 augustus 1933 ongehinderd naartoe. Daar had hij eerst moeilijkheden omwille van zijn ‘trotzkistische afwijkingen’Ga naar eind20. maar hij vond uiteindelijk gehoor bij Sinani,Ga naar eind21. verantwoordelijk voor Latijns-Amerika bij het hoofdkwartier van de Komintern, de Kommunistische Internationale of EKKI, in 1919 opgericht om het communisme in de wereld te verspreiden, onder meer door het uitsturen van instructeurs (in Zuid-Amerika: delegados) die door Moskou in dollars werden bezoldigd. Jan, die ook Portugees sprak, werd naar Brazilië gestuurd waar een communistische staatsgreep voorbereid werd. In de tweede helft van september 1933 verliet hij de Sovjet-Unie - die hij voortaan ‘mijn vaderland’ zou noemen - als Manuel Casson (later ook ‘Cazón’ gespeld) en vatte in eerste klasse zijn reis naar Brazilië aan. Deze verliep via Leningrad, Helsinki, Stockholm, Kopenhagen, Harwich, Amsterdam, Brussel, Parijs en vervolgens naar Boulogne-sur-Mer vanwaar zijn schip naar Zuid-Amerika zou vertrekken. In bepaalde steden waar hij meerdere dagen op nieuwe instructies uit Moskou moest wachten, was het hem ten strengste verboden, met iemand te spreken. De reis door Europa heeft haast twee maanden in beslag genomen en we zijn daarover vrij goed geïnformeerd in de zestien brieven die Jan uit de bezochte landen aan zijn moeder en aan zijn jongste zus Ruth in Hamburg heeft gestuurd (Thys 2012, pp. 129-158).Ga naar eind22. Uit de brieven weten we dat hij van 4 tot tenminste 16 oktober 1933 in Amsterdam verbleef en wel in Hotel Van den Berg, Damrak 58. In een brief aan Ruth van zondagochtend 8 oktober deelde hij mee dat hij in de middag met de familie Sachs die intussen vanuit Hamburg naar Zandvoort was gevlucht, een uitstap per auto zou maken en dat hij op maandag 9 oktober ‘ganz sistematisch’ [sic, WT] met een bezoek aan het Rijksmuseum zou aanvangen. | |||||||||||||||
Terug naar Leipzig, zondag 8 oktober 1933Op die bewuste dag kan Jolles na het schrijven en posten van zijn brief aan Jeltje een telefonische oproep of een telegram van haar hebben ontvangen - zij stond in geregeld contact met haar beide gescheiden ouders - waarin zij hem heeft meegedeeld dat Jan op doorreis naar Frankrijk en vandaar naar Zuid-Amerika in Amsterdam was en daar in Hotel Van den Berg aan het Damrak verbleef. Dat kan de haat/liefdeverhouding (‘Jan [war] zugleich mein Sohn und meine Karikatur’Ga naar eind23. (Thys, 2000, p. 721), aan Jeltje op 9 febru- | |||||||||||||||
[pagina 76]
| |||||||||||||||
ari 1930) tot zulk een graad van spanning hebben opgevoerd dat Jolles in een opwelling zijn zoon een laatste maal wilde ontmoeten omdat hij zich verantwoordelijk voelde voor diens politieke keuze - hij was immers zelf communist geweest en had zijn zoon in die overtuiging opgevoed -, hem dit wilde ‘opbiechten’ en hem tevens wilde overreden om van zijn opdracht van de Komintern af te zien. De ontmoeting van een nazi met een communist was evenwel voor beide partijen niet zonder risico en moest daarom in het grootste geheim gebeuren. Vandaar dat Jolles een alibi nodig had om naar Amsterdam te reizen en daarvoor Huizinga heeft gebruikt.Ga naar eind24. Hij heeft hem blijkbaar onmiddellijk opgebeld of getelegrafeerd en hem om een afspraak verzocht, waarbij Huizinga hem zal hebben geantwoord dat hij het op maandag 9 oktober zeer druk zou hebben met twee vergaderingen van de Koninklijke Nederlandsche Akademie van Wetenschappen die hij niet alleen moest bijwonen maar ook voorzitten zodat hij zich niet vroeg vrij zou kunnen maken. Misschien zal Huizinga een andere dag hebben voorgesteld maar Jolles had een bijzondere reden om de ontmoeting niet uit te stellen: hij wist niet hoe lang Jan in Amsterdam zou blijven - Jan wist dat blijkbaar zelf ook niet - maar na Nederland kwamen België en Frankrijk aan de beurt en André Jolles verkeerde in de mening dat hijzelf nog altijd in elk van beide landen kon worden gearresteerd wegens zijn veroordeling bij verstek in Gent in 1920 tot 15 jaar dwangarbeid als straf voor zijn medewerking aan de ‘Vlaamsche Hoogeschool’. Juridisch gezien was zijn vrees, althans wat Frankrijk betreft, ongegrond: de zaak was verjaard. Bovendien, noch in België, noch in Frankrijk beschikte Jolles over mensen met gezag die hem een alibi en hulp konden verschaffen. | |||||||||||||||
Amsterdam, maandag 9 oktober 1933Toen André Jolles dan na een lange treinreis op maandag in Hotel Van den Berg verscheen, bleek Jan daar niet te zijn: hij was die dag immers naar het Rijksmuseum en kan nadien nog elders heen zijn gegaan zodat zijn vader hem niet kon bereiken.Ga naar eind25. Jan kan ook zelf, mede omwille van de door Moskou opgelegde strenge gedragsregels, elk contact met zijn vader hebben afgewezen maar de kans is veel groter dat Jan niets van de zoektocht van zijn vader heeft geweten want nadien was hij in Parijs herhaaldelijk samen met zijn broer Matthijs en zij hebben toen in uiterst negatieve termen over hun vader gesproken, wat Jan dan weer in de brieven aan zijn moeder of aan Ruth liet weten, maar daarin wijst absoluut niets op een - mislukte - ontmoeting met zijn vader. | |||||||||||||||
[pagina 77]
| |||||||||||||||
Maar in dit tweede scenario kunnen de gebeurtenissen nóg een ander verloop hebben gehad. Ik herlas toevallig een correspondentie die ik in 1971-1974 met Mea Nijland-Verwey (1892-1978), dochter van Albert Verwey, heb gevoerd. Ik moet haar toen gevraagd hebben of zij iets meer wist over het uit elkaar gaan van Huizinga en Jolles. Haar antwoord van 25 oktober 1972 luidde als volgt: Dat laatste bezoek van Jolles aan Huizinga blijft me intrigeren. A.J. kan toch niet gemeend hebben, dat hij J.H. tot het Nazisme had kunnen overhalen! Hij moet hem een concreet verzoek gedaan hebben, waarop hij op een gunstig antwoord hopen kon, in verband met antecedenten, en dat Huizinga geweigerd heeft. Maar daar zal niets over vastgelegd zijn, dus het moet een gissing blijven. Wat voor een ‘concreet verzoek’ kan Jolles op 9 oktober 1933 aan Huizinga hebben gedaan dat tussen hen tot een breuk leidde? Hij kan hem gevraagd hebben, onmiddellijk zijn gezag en zijn invloed (bij de overheid? bij het Hof?) aan te wenden om Jan Andries Jolles die zich dus met een vals paspoort in Nederland bevond, te doen arresteren en/of interneren - of dat in 1933 in Nederland juridisch mogelijk was, blijft nog een open vraag - maar er tevens voor in te staan, dat hij niet aan Duitsland werd uitgeleverd want dan zou hij haast automatisch in een concentratiekamp terecht zijn gekomen en Jolles zal ongetwijfeld geweten hebben wat dat voor een communist betekende. Hij wilde zijn zoon dus tegelijk straffen en beschermen, wat opnieuw in de lijn lag van zijn ambivalente houding tegenover hem, zoals deze onder meer uit zijn jarenlange correspondentie met zijn dochter Jeltje blijkt. Huizinga zal het verzoek van Jolles met begrijpelijke verontwaardiging en tevens met een non possumus hebben afgewezen. Er zijn daarbij ongetwijfeld heel harde woorden gevallen die tot een breuk met Huizinga hebben geleid, waarna Jolles, wat Jan betreft, zijn terugreis naar Leipzig onverrichter zake heeft aangevat. De ontreddering van Huizinga na het voorval is bekend. | |||||||||||||||
BesluitHoe het ook zij, op die maandag 9 oktober 1933 bevonden Johan Huizinga uit Leiden en André Jolles uit Leipzig enerzijds en Jan Andries Jolles alias Manuel Casson Arribar uit Moskou anderzijds zich tegelijk in Amsterdam. Dat kan onmogelijk worden betwist of aan het toeval worden toegeschreven. Deze vaststelling leidt evenwel onvermijdelijk tot de verwerping van het eerste scenario want dat houdt geen rekening met het bestaan van een derde man.Ga naar eind26. | |||||||||||||||
[pagina 79]
| |||||||||||||||
Bibliografie
| |||||||||||||||
[pagina 80]
| |||||||||||||||
| |||||||||||||||
Over de auteurWalter Thys is emeritus hoogleraar aan de Université de Lille III (Rijsel) en de Universiteit Gent. Initiator en voorzitter (1961-1976) van de Colloquia Neerlandica, initiator en mederedacteur van onder andere Neerlandica Extra Muros, voorzitter van de ‘Werkcommissie’ respectievelijk de IVN van 1961 tot 1976. Erevoorzitter van de IVN. Auteur van onder meer De kroniek van P.L. Tak (Amsterdam/Antwerpen 1955), Intra & extra muros. Verkenningen (Delft, 2008), André Jolles, Eenvoudige vormen (vertaling) (Delft, 2009), Vom Wondervogel zum ‘Compañero’. Jan Andries Jolles (Leipzig 2012) en van een aantal bijdragen in tijdschriften en verzamelwerken. walter.thys@skynet.be |
|