Internationale Neerlandistiek. Jaargang 2010
(2010)– [tijdschrift] Neerlandica extra Muros / Internationale Neerlandistiek– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 22]
| ||||||||||
De Nederlandse Reynaert-traditie in prenationaal, nationaal en transnationaal perspectief
| ||||||||||
1. InleidingHet lijdt geen twijfel dat Van den vos Reynaerde tot de canon van de Nederlandse literatuur behoort.Ga naar eind1. Het werk is geschreven in de middeleeuwen, dus ruim voor de tijd dat de Nederlandse natie ontstond. Dat houdt in dat er een zekere annexering en vertekening nodig waren om het werk deel te laten worden van de negentiende-eeuwse nationale identiteit. Bovendien is het populair gebleven en bestaan er verschillende redenen waarom de Nederlandse Reynaert-traditie ook in het buitenland aandacht trekt. Daarom is die Reynaert-traditie een heel mooi voorbeeld om de verschillen tussen een nationaal en een transnationaal perspectief te illustreren. De opbouw van dit artikel ligt voor de hand. In de eerste paragraaf wordt de middeleeuwse, met name de Middelnederlandse Reynaert-traditie geschetst. Dat is tevens een beschrijving van een prenationaal perspectief. Vervolgens wordt aan- | ||||||||||
[pagina 23]
| ||||||||||
gegeven waarom Van den vos Reynaerde kon uitgroeien tot een nationaal ‘icoon’ en ten slotte wordt ingegaan op twee recente edities die de Nederlandse Reynaert-traditie willen ontsluiten voor respectievelijk een Duits en een wereldwijd publiek. De keuzes die daarbij zijn gemaakt, zijn illustratief voor een transnationaal perspectief. | ||||||||||
2. PrenationaalDe Nederlandse Reynaert-traditie is onderdeel van de West-Europese dierenepiek.Ga naar eind2. Dit is een genre dat in de middeleeuwen ontstaan is. De oudheid kent als teksten met dieren namelijk alleen fabels. Het dierenverhaal onderscheidt zich op twee hoofdpunten van de fabel. Het eerste is dat fabelpersonages vertegenwoordigers van (dier)soorten zijn (de vos en de raaf), terwijl in het dierenverhaal individuen optreden (Reynaert en Tiecelijn). Het tweede is dat een fabel een rudimentaire situatie schetst waarbij uitsluitend die informatie wordt gegeven die voor de pointe of de moraal noodzakelijk is. In het dierenverhaal beleven de personages avonturen die ingebed zijn in een groter kader (vaak het rijk en het hof van koning leeuw). Hun avonturen vormen bovendien vaak ketens en zo ontstaat een (rudimentaire) geschiedenis. Er is geen eenstemmigheid over het ontstaan van het dierenverhaal, maar veel onderzoekers nemen aan dat het is voortgekomen uit een vermenging van thema's uit klassieke fabels en uit volkstalige, oraal overgeleverde vertelstof over dieren. In elk geval wordt de oudste fase ervan gekenmerkt door een naast elkaar bestaan van schriftelijke en mondelinge versies van (in principe) dezelfde verhalen. Deze fase kunnen wij nu alleen nog bij benadering kennen via variatie in de verschillende overgeleverde versies van dezelfde anekdote, die soms zo groot is dat deze niet meer met behulp van kopiistenfouten in één samenhangende schriftelijke traditie is te verklaren. De oudste dierverhalen die we nog over hebben, zijn in het Latijn en behandelen onderliggende thema's die te maken hebben met het kloosterleven en met de kerkelijke hiërarchie. Het belangrijkste daarvan is de Ysengrimus, die rond het midden van de twaalfde eeuw in Gent geschreven is. Hoofdpersoon is de altijd gulzige wolf Ysengrimus, zijn voornaamste tegenstrever de vos Reinardus. Anekdotes uit de Ysengrimus vormen één van de belangrijkste inspiratiebronnen voor de eerste volkstalige collectie dierenverhalen, de Roman de Renart. Uit de naam blijkt al dat de vos de hoofdrol heeft overgenomen van de wolf en dat blijft zo in de hele volkstalige traditie. De naam Roman is overigens misleidend. Het gaat helemaal niet om een roman, maar om een collectie meer en minder omvangrijke anekdotes en verhalen over Renart. Alle overgeleverde handschriften hebben hun eigen selectie uit dit grote corpus en de variatie binnen de handschriften is enorm. De eenheden waaruit de handschriften hun eigen collectie samenstellen worden meestal ‘branches’ genoemd (vanuit het beeld van een | ||||||||||
[pagina 24]
| ||||||||||
boom met vele takken). De branches gaan over thema's die met het hof te maken hebben, zoals rechtspraak, de verhouding tussen koning en heren en hoofse liefde versus huwelijk. Ook komen, al dan niet tegelijk, algemeen menselijke thema's aan bod, zoals de rol van hebzucht en listigheid versus slimheid. De thema's kunnen alle kanten opgaan, dus ‘de bedrieger bedrogen’ kan evengoed voorkomen als ‘met open ogen in de val lopen’. De Roman de Renart (of misschien beter: de thema's die we in de Roman de Renart terugvinden) is heel populair geweest in grote delen van Europa. We vinden vergelijkbare verhalen in Duitsland, Italië, Engeland en de Nederlanden. Soms is er een direct verband aannemelijk, soms is dat zeer onwaarschijnlijk. Bovendien tonen afbeeldingen in gebouwen en handschriften dat ook op plaatsen waar we geen overgeleverde teksten meer hebben, de betreffende verhalen toch bekend moeten zijn geweest. Het gaat dus om stof die echt Europees is. Hij is wijd verspreid en de specifieke invulling die hij van geval tot geval krijgt, is vooral standsgebonden (voor monniken geestelijke thematiek, voor hovelingen variaties of thema's uit hofliteratuur). Er is wel verschil tussen versies in verschillende talen, maar ook dat kan het best verklaard worden als een aspect van sociale verschillen. Latijn was immers vooral de taal van de geestelijkheid en Frans de taal van een groot deel van de Europese elite. Hoe weinig nationaal de dierenepiek nog was, blijkt bijvoorbeeld al uit het feit dat we in Vlaanderen zowel Latijnse, Franse als Nederlandse dierenverhalen aantreffen. Bekijken we nu de Nederlandse dierenverhalen wat nader. Van den vos Reynaerde, het verhaal dat thans zo'n canonieke status heeft, is een bewerking van één van de beroemdste branches uit de Roman de Renart, namelijk Li Plaid (het pleidooi, het rechtsgeding). Het is geschreven rond het midden van de dertiende eeuw in (de omgeving van) Gent. Het vertelt hoe Reynaert op een hofdag aangeklaagd wordt, vervolgens driemaal gedaagd en hoe hij, eenmaal aan het hof gearriveerd, ter dood wordt veroordeeld. Hij vraagt dan of hij een openbare biecht mag spreken. In die biecht noemt hij een schat en in ruil voor die schat begenadigt de koning hem. Met hulp van de koningin neemt hij bovendien wraak op zijn vijanden. Hij verwerft schoenen van het wolvenpaar en een tas uit de huid van de beer voor een pelgrimstocht die hij zal gaan maken. Als hij vertrekt, neemt hij de ram en de haas als begeleider mee. Hij lokt de haas zijn hol in en vreet hem op. De kop echter stuurt hij in zijn pelgrimstas met de ram mee terug naar het hof. Reynaert vertrekt met vrouw en kinderen uit het land van koning Nobel. Er bestaat echter nog een Middelnederlands Reynaertverhaal, dat op dit moment alleen bekend is bij specialisten. Het is aan het eind van de veertiende of in de eerste helft van de vijftiende eeuw geschreven, waarschijnlijk in de omgeving van leper. Het wordt Reynaerts historie genoemd, of ook wel Reynaert II (waarbij Van den vos Reynaerde Reynaert I is). Dit verhaal vertelt de plot van Van den vos Reynaerde na, maar verandert het eind. Reynaert gaat niet weg uit het rijk van Nobel, maar blijft op advies van zijn vrouw thuis. De koning verlengt de hofdag om Bruun en Ysegrim te eren en de geschiedenis herhaalt zich. Er komen weer kla- | ||||||||||
[pagina 25]
| ||||||||||
gers, Reynaert komt weer naar het hof en vertelt weer een schatverhaal. Daar lijkt hij mee weg te komen, maar de wolf accepteert het niet en eist een duel. Reynaert wint dat duel door gebruik te maken van de meest smerige trucs. De koning is zo onder de indruk dat hij Reynaert tot de belangrijkste rechtsambtenaar in zijn rijk benoemt en zo wordt Reynaert van buitenstaander een sleutelfiguur in de maatschappij. De lotgevallen van deze twee verhalen vanaf het eind van de middeleeuwen zijn zeer verschillend (zie figuur). Na de vijftiende eeuw horen we niets meer van Van den vos Reynaerde tot het begin van de negentiende eeuw, wanneer de wetenschappelijke studie van de middeleeuwse literatuur begint. Reynaerts historie echter werd in het laatste kwart van de vijftiende eeuw ten minste tweemaal gedrukt en die drukken hebben tot een waarlijk Europese traditie geleid. De ene, in proza, is in het Engels vertaald. De andere, net als het origineel in verzen, is in het Duits omgezet. Later is de Nederlandse tekst ook nog in het Frans vertaald. De Duitse tekst heeft geleid tot een Latijnse, een Deense, een Zweedse en een IJslandse versie. En de eerste Duitse vertaling (Reynke de Vos geheten) is later door Goethe bewerkt (Reineke Fuchs) en als deel van Goethes oeuvre de wereld over gegaan. Van Goethes bewerking van dit oorspronkelijk Nederlandse boek bestaan onder andere vertalingen in het Hongaars, Fins, Russisch, Chinees, Japans, Swahili, etc.Ga naar eind3. | ||||||||||
[pagina 26]
| ||||||||||
Als men kijkt naar de receptiegeschiedenis, dan zou dus Reynaerts historie gecanoniseerd moeten worden en niet Van den vos Reynaerde. Waarom dat niet gebeurd is, vormt het onderwerp van de volgende paragraaf. | ||||||||||
3. NationaalIn het begin van de negentiende eeuw ontstond er een nieuwe belangstelling voor de middeleeuwen, die gevoed werd door een aantal verschijnselen.Ga naar eind4. Eén daarvan was de romantiek, die veel waarde hechtte aan eenvoud en natuurlijkheid en die deze meende te vinden in de middeleeuwse literatuur. Een ander was het opkomend nationalisme. De huidige Europese naties waren gevormd en de intelligentsia daarvan ging op zoek naar de gemeenschappelijke wortels van het eigen volk. Heel vaak meende men die te vinden in de middeleeuwen: toen waren de instellingen en structuren ontstaan die ook de eigen staat kenmerkten. Bovendien meende men in de middeleeuwse literatuur de pure en nog onbedorven volksgeest terug te kunnen vinden. Wat betreft de dierenepiek is Jacob Grimm de eerste geweest die deze aan nationaliteiten koppelde. Zijn meest principiële stelling was dat de dierenepiek een Germaans genre was (de oudheid kende het immers niet) en dat men dus in de Europese dierenverhalen een getuigenis vindt van de oertijd waaruit de Germaanse cultuur is voortgekomen. Verder is hij de eerste geweest die Van den vos Reynaerde als het meesterwerk van het genre heeft gekarakteriseerd. Hij had daarvoor twee redenen. De eerste is dat de handeling voortreffelijk samenhangt en echt een eenheid vormt, de tweede is dat het verhaal als taaluiting uitzonderlijk geslaagd is. Beide oordelen leven voort tot op de dag van vandaag. In Vlaanderen werd Van den vos Reynaerde meteen aangegrepen om te betogen dat het Vlaams in het verleden een meesterwerk had voortgebracht en dat dit de eigentijdse Vlamingen moest aansporen hun moedertaal op hetzelfde niveau terug te brengen. Extra aantrekkelijk vanuit Vlaams perspectief was natuurlijk dat Van den vos Reynaerde een bewerking was uit het Frans en dat de bewerking het origineel overtrof: in de emancipatiestrijd van het Vlaams ten opzichte van het Frans voorwaar een sterk argument. In Nederland reageerde men iets later ongeveer op dezelfde manier. Het element van de taalstrijd speelde natuurlijk geen rol, maar Van den vos Reynaerde werd als meesterwerk gepresenteerd en dus als sieraad van de Nederlandse taal, die ook de identiteit van Nederland bepaalde. We zien hier dus dat de canonisering niet gebaseerd is op de landsgrenzen. Van den vos Reynaerde was immers niet in Nederland ontstaan, maar in de buurt van Gent. De taal is het criterium dat tot ‘annexatie’ leidt. Dit is overigens niet specifiek voor Van den vos Reynaerde. Het literaire bedrijf kwam in de middeleeuwen veel eerder van de grond in Limburg, het huidige Belgisch Brabant en in Vlaanderen dan in de noordelijke Nederlanden. Negentiende-eeuwse literatuurhistorici in Nederland | ||||||||||
[pagina 27]
| ||||||||||
moesten dus voor de wortels van de nationale taal wel terug naar literaire producten van buiten de landsgrens. Door een aantal onderzoekers werd ook de figuur van Reynaert gebruikt om het werk tot een voorbeeld te maken: hij was degene die zich succesvol verzette tegen machthebbers. Hij zette verstand in tegen dommekracht en geweld en was daarom een eerste representant van de moderne mens. Daarnaast wilde hij niet bij de hofkliek horen en vertegenwoordigde daarom de burgerij. Met andere woorden: Reynaert werd voorgesteld als een verbeelding, een icoon, van kenmerkende kwaliteiten van onze volksaard. Deze interpretatie heeft geen algemene geldigheid gekregen, omdat Reynaerts gedrag vaak verwerpelijk is. Hij liegt, is een onbetrouwbare dienaar, moordt en verkracht. Wie niet wil aannemen dat zijn slachtoffers door hun eigen tekorten een dergelijke behandeling verdiend hebben, prijst de kwaliteiten van het verhaal, maar stelt de hoofdpersoon niet als nationaal voorbeeld. In de eerste fase van deze wetenschappelijke aandacht voor de Nederlandse Reynaert-traditie maakte men feitelijk geen onderscheid tussen Van den vos Reynaerde en Reynaerts historie. Men kan dus bij Jan Frans Willems, de eerste Reynaert-uitgever in het Nederlandse taalgebied, als argument voor de voortreffelijkheid van het Nederlandse verhaal vinden dat het bewerkt is in allerlei talen en dat grote auteurs, als Goethe, het de moeite waard hebben gevonden om te bewerken. Als men eenmaal doorheeft dat er twee Nederlandse Reynaertverhalen zijn, verandert de waardering. Het grote te canoniseren verhaal is Van den vos Reynaerde. Reynaerts historie is dan slechts een niet erg geslaagde navolging en omdat originaliteit een centraal criterium voor grote literatuur is, blijft dat verhaal ver achter bij zijn voorbeeld. (Daarbij ‘vergeet’ men dat Van den vos Reynaerde op zijn beurt een bewerking is uit het Frans.) De aandacht gaat dus meer en meer exclusief uit naar Van den vos Reynaerde. En als er nog iets over Reynaerts historie wordt gezegd, is het een klacht dat het dit inferieure verhaal is dat zich over Europa heeft verspreid en niet ons nationale meesterwerk. Geleidelijk wordt de aandacht voor Van den vos Reynaerde ook enger. Er wordt weinig vergelijkend onderzoek meer gedaan. Het verhaal wordt gezien als een uniek, geheel op zichzelf staand meesterwerk, dat louter vanuit Nederlands, dan wel Vlaams perspectief wordt bekeken. En voor het bredere publiek is dit grotendeels nog steeds zo. Vrijwel iedereen kent Van den vos Reynaerde, althans van naam. Dat er twee Nederlandse Reynaertverhalen zijn en dat die deel uitmaken van een Europese traditie is zo goed als onbekend. Als Van den vos Reynaerde ergens mee vergeleken wordt, is het met fabels (en dan vaak die van De la Fontaine). De laatste twintig jaar van de vorige eeuw is er binnen de wetenschap wel wat veranderd. Er is aandacht gekomen voor beide teksten. Reynaerts historie is bestudeerd als een tekst met een eigen esthetica en een eigen boodschap en wordt niet langer als inferieur aan Van den vos Reynaerde beschreven, maar als anders. In het begin van deze eeuw heeft dat geleid tot een bijzondere uitgave in de Deltareeks, | ||||||||||
[pagina 28]
| ||||||||||
namelijk edities van Van den vos Reynaerde en Reynaerts historie in twee afzonderlijke, maar geheel op elkaar afgestemde banden.Ga naar eind5. Door die Delta-uitgave is het nu mogelijk de Nederlandse Reynaert-traditie in samenhang te bestuderen en beide teksten recht te doen. Een aantal recensies juichte dat toe, maar in de praktijk is er in de situatie in de Nederlanden niet heel veel veranderd. De dominantie van Van den vos Reynaerde en de vrijwel exclusieve aandacht daarvoor zijn er nog steeds. Beide delen echter zijn gebruikt voor twee nieuwe uitgaven voor geïnteresseerden buiten de Nederlanden. De manier waarop die omzetting tot stand gebracht is, illustreert heel mooi een transnationaal perspectief. | ||||||||||
4. TransnationaalHet tweede deel van genoemde Delta-editie is gebruikt als basis voor een uitgave in de Bibliothek mittelniederländischen Literatur (BIMILI). In deze reeks zullen twaalf Middelnederlandse teksten, die om een of andere reden speciaal van belang zijn voor de Duitse mediëvistiek, samen met een Duitse parallelvertaling worden uitgegeven.Ga naar eind6. De uitgave van Reynaerts historie met vertaling verscheen in 2005, bezorgd door Rita Schlusemann en mijzelf.Ga naar eind7. Er is gekozen voor een tweetalige uitgave van Reynaerts historie en niet van Van den vos Reynaerde, omdat de Duitse traditie direct teruggaat op de eerste tekst. Vanuit Duits perspectief is deze Nederlandse Reynaerttekst dus belangrijker dan zijn thans beroemdere voorganger. Wat de Middelnederlandse tekst betreft, komen beide uitgaven overeen. De overige informatie in beide edities verschilt echter. In de Nederlandse uitgave is de Middelnederlandse tekst voorzien van woordverklaringen onderaan de pagina.
Daarna volgen een Nawoord en Aantekeningen. Het Nawoord geeft globale achtergrondinformatie bij het verhaal en een interpretatie ervan. In de Aantekeningen worden details nader toegelicht. Het Nawoord in de Duitse uitgave geeft in principe dezelfde informatie als de Nederlandse uitgave, maar het begint bij de Reineke Fuchs van Goethe, om aan te sluiten bij de Erwartungshorizont van het beoogde publiek. Bovendien besteedt het Nawoord in de Duitse uitgave uitgebreider aandacht aan de relatie tussen de Nederlandse en de Duitse traditie en bevat het nieuwe informatie over die Duitse traditie zelf. Voor de BIMILI-reeks waren de woordverklaringen uit de Nederlandse editie overbodig, aangezien er een Duitse vertaling is afgedrukt. Daarom is besloten de Aantekeningen als voetnoten bij de betreffende tekstplaatsen op te nemen. Maar we waren er niet zeker van of het eenvoudigweg vertalen van de Nederlandse aantekeningen voldoende zou zijn. Er moest in elk geval een bepaald type aantekening worden toegevoegd. We wilden de vertaling in principe zo dicht mogelijk laten aansluiten op het origineel. Dat hield in dat bij vaste uitdrukkingen of bij vormen van beeldspraak toegelicht moest worden wat de achterliggende betekenis van een formulering was. Daarnaast was de vraag of het Nederlandse materiaal voldoende informatie bood voor Duitse lezers. | ||||||||||
[pagina 29]
| ||||||||||
Om daar achter te komen heeft collega Schlusemann de Duitse vertaling aan haar studenten voorgelegd met de vraag wat zij niet begrepen. De uitkomsten van die onderneming toonden dat de informatie uit de Nederlandse Aantekeningen nuttig en belangrijk was, maar onvoldoende. Vooral op het gebied van maatschappelijke instellingen en (ook elementaire) religieuze zaken vroegen de Duitse studenten om meer toelichting dan de Nederlandse uitgave bood. In de Duitse uitgave is het aantal toelichtingen dus uitgebreid. Het is overigens heel aannemelijk dat de problemen van de Duitse studenten niet zozeer ontstonden omdat ze een Nederlandse tekst moesten lezen, maar omdat die tekst uit de middeleeuwen kwam. Met andere woorden: ook de uitgave in de Deltareeks zou baat gehad hebben bij een dergelijk uitgebreid gebruikersonderzoek vooraf en bij meer specifieke historische informatie. In 2009 kwam bij AUP een uitgave uit van Van den vos Reynaerde, voorzien van een Engelse vertaling.Ga naar eind8. De doelgroep voor dit boek was de gehele internationale mediëvistiek. Het lag voor de hand om voor dit algemene publiek niet Reynaerts historie uit te geven, maar het algemeen erkende meesterwerk. Het boek werd gemaakt door de bezorgers van het Van den vos Reynaerde-deel in de Deltareeks, André Bouwman en Bart Besamusca; voor de Engelse vertaling tekende Thea Summerfield. Voor een deel zien we bij deze Engelse editie dezelfde aanpassingen terug als bij de Duitse uitgave van Reynaerts historie. Ook hier zijn de woordverklaringen vervangen door een vertaling en zijn dus ook de aantekeningen als voetnoten bij de tekst afgedrukt. Hier verschillen de toelichtingen in beide uitgaven echter minder. Er zijn een aantal nieuwe aantekeningen, die de achterliggende betekenis van uitdrukkingen en metaforen toelichten, maar op cultuurhistorisch niveau is de geboden informatie ruwweg hetzelfde. Dat geldt ook voor het Nawoord. De meeste informatie daaruit is naar een Introduction verplaatst, die begint met een opmerking over wat de lezers van het Times Literary Supplement als meesterwerken van middeleeuwse verhaalkunst zouden kunnen beschouwen. Er wordt dus retorisch aangesloten bij de andere doelgroep, maar qua algemene informatie over het verhaal ontlopen de Delta-editie en de uitgave met Engelse vertaling elkaar heel weinig. Maar de Engelse editie bevat wel meer informatie dan de Nederlandse. Hij geeft tevens een korte introductie op het Middelnederlands als taal, een Glossary en een Word Index. In de Glossary zijn alle woordvormen uit de tekst opgenomen. De verschillende vormen verwijzen naar een lemma-vorm en dat lemma geeft de mogelijke betekenissen.Ga naar eind9. In de Word Index zijn de lemmavormen geordend in een reeks semantische velden. Zo is er een semantisch veld ‘material world’, met rubrieken als ‘cosmos’, ‘inanimate matter’, ‘plants’, ‘animals’, etc. Onder de laatste rubriek vindt men dan alle diersoorten die in Van den vos Reynaerde worden genoemd. Met behulp van deze informatie kunnen gebruikers van het boek hun kennis van het Middelnederlands uitbreiden. Ze kunnen, als ze dat zouden willen, daarmee de vertaling controleren, maar de informatie is veel algemener bruikbaar. Met de delen van deze tweetalige uitgave kan men in | ||||||||||
[pagina 30]
| ||||||||||
principe allerlei Middelnederlandse teksten proberen te lezen. De uitgave richt zich dus niet alleen op het presenteren van een Middelnederlands meesterwerk, maar wil ook functioneren als toegangspoort tot de hele Middelnederlandse traditie.
Waarom zijn deze Duitse en Engelse uitgaven hier als transnationale activiteiten gepositioneerd? Er zijn immers eerder vertalingen van Middelnederlandse werken in andere talen uitgebracht, soms zelfs naast een editie van de Middelnederlandse tekst.Ga naar eind10. Wat is dan het verschil? Zonder meer moet worden toegegeven dat de twee hier besproken uitgaven qua doelstelling op geen enkel punt principieel of volledig afwijken van oudere vertalingen of studies over Middelnederlandse werken voor een niet-Nederlandstalig publiek. Maar ze tonen mijns inziens wel heel belangrijke accentverschillen. Allereerst zijn beide uitgaven duidelijk geconcipieerd vanuit het belang van de ‘ander’. Het was niet in eerste instantie de bedoeling om een nationaal meesterwerk een bredere schare bewonderaars te bezorgen. De doelstelling van de vertaalactiviteit was ook niet allereerst om literaire kwaliteit over te dragen. Beide besproken uitgaven zien de Nederlandse Reynaertverhalen als delen van een Europese traditie. Ze worden aan anderstaligen aangeboden om hen de kans te bieden zich een breder beeld te vormen van die traditie. Dat Van den vos Reynaerde via het Engels is gepresenteerd en Reynaerts historie via het Duits is ‘alleen maar’ gedaan om de kans op receptie en eigen verwerking zo groot mogelijk te maken. Misschien is het verschil tussen deze uitgaven en oudere studies voor niet-Nederlandssprekenden wel het best te karakteriseren door te stellen dat de oudere studies toch allemaal een zekere ‘missioneringsgeest’ ademden en deze uitgaven niet. In ouder onderzoek was de verborgen agenda dat de buitenlanders overtuigd moesten worden van de superioriteit van het Middelnederlandse werk. In deze twee uitgaven wordt een Middelnederlands werk aan buitenlanders aangeboden vanuit het idee dat dit werk voor hen relevant kan zijn, maar dat zijzelf het recht en de plicht hebben om de specifieke aard van die relevantie te bepalen. Dit respect voor de ‘ander’ en het erkennen van verschillen (dus ook van verschillende belangen en interesses) lijkt mij een van de meest wezenlijke aspecten van transnationaal denken (vergelijk opnieuw het artikel van Ehlich in dit nummer). Een volgend punt is dat beide uitgaven een grote aandacht tonen voor beide betrokken talen. Er is niet uitgegaan van het primaat van het Middelnederlands, maar alle moeite is gedaan om behalve die taal ook het Engels dan wel Duits zo goed mogelijk tot zijn recht te laten komen. Dat blijkt alleen al uit het feit dat in beide gevallen moedertaalsprekers van allebei de betrokken talen hebben meegewerkt. Misschien is dit geen echt transnationale filologie, maar het is toch minstens een noodzakelijke opstap daartoe. En ten slotte blijken de baten van de onderneming niet alleen voor de ‘anderen’ te zijn, maar hebben ook de betrokken neerlandici zelf van de onderneming ge- | ||||||||||
[pagina 31]
| ||||||||||
profiteerd. Ik heb hierboven al aangegeven dat ik ‘mijn’ Deltadeel van meer aantekeningen zou hebben voorzien als ik de behoeften van mijn publiek even zorgvuldig had gepeild als Rita Schlusemann dat heeft gedaan. Als sprekend detail wil ik daaraan toevoegen dat ik mij de mate van antropomorfisering in Reynaerts historie pas bewust geworden ben door het bespreken van de Duitse vertaling. Het Middelnederlands geeft de dieren namelijk handen en voeten, wat de vertalers in eerste instantie niet letterlijk wilden omzetten. Dieren hebben immers poten. In het Duits moet dat worden uitgedrukt en daarop kan niet zomaar worden gevarieerd. Op dat moment realiseerde ik mij pas hoe opmerkelijk ook het Middelnederlands woordgebruik in dit opzicht is. In dit verband wil ik ook de Word Index uit de Engelse uitgave van Van den vos Reynaerde noemen. Dat is een buitengewoon handig hulpmiddel om inzicht te bieden in het middeleeuws wereldbeeld en de manier waarop daarover in het Middelnederlands wordt gesproken. Ook Nederlandse en Vlaamse studenten Nederlands zouden dat met veel vrucht kunnen gebruiken. Maar noch mijn collega's noch ikzelf hebben er ooit aan gedacht zoiets voor hen te maken. Pas bij het werken voor een ‘ander’ publiek kwam het idee op. Vanwege die elementen: wederzijdsheid in plaats van nationalisme, Europees perspectief, aandacht voor taligheid en profijt voor beide betrokken partijen, denk ik dat het zinvol is om bij de twee besproken boeken van transnationale activiteiten te spreken. | ||||||||||
[pagina 32]
| ||||||||||
Bibliografie
|
|