Internationale Neerlandistiek. Jaargang 2008
(2008)– [tijdschrift] Neerlandica extra Muros / Internationale Neerlandistiek– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 60]
| ||||||||
Alice van Kalsbeek (Universiteit van Amsterdam)
| ||||||||
Oudere NT2-lijnenWat zijn nu de kenmerken van al deze verschillende leerlijnen? Om die vraag te beantwoorden moeten we even terug naar de tweede helft van de vorige eeuw. Een belangrijke discussie die plaatsvond in de jaren tachtig van de vorige eeuw betrof de vraag hoe mensen een vreemde taal leren. Verloopt dat proces net zo als het proces van het leren van de moedertaal, of zijn er verschillen? De Amerikaanse wetenschapper Krashen formuleerde in de tachtiger jaren de theorie dat er geen wezenlijk verschil is tussen het leren van de moedertaal door een kind en het leren van een vreemde taal door volwassenen. Wat taalleerders nodig hebben is veel input van begrijpelijke taal. Grammatica hoeft niet expliciet onderwezen te worden, het gaat om de input en interactie (aldus Krashen). Voor het Nederlands als tweede taal leverde dat Nederlands voor buitenlanders op, ook wel ‘de Delftse methode’ (Delft 1984, 2005) genoemd. De nadruk ligt in deze methode op het leren van woorden. Grammatica hoefde niet expliciet onderwezen te worden. In de herziene versie zijn ten gevolge van het voortschrijdend inzicht dat alleen input niet voldoende is om een taal te leren (daarvoor is ook het toetsen van output nodig) spreekopdrachten toegevoegd en de grammatica is uitgebreid. In 2008 verscheen zelfs De Delftse Grammatica. Een tweede ontwikkeling op het gebied van het vreemdetalenonderwijs was die van vormgericht naar functioneel, dus communicatief. Kern van de communicatieve benadering zijn de veranderde denkbeelden over de functie van taal voor anderstaligen. De communicatieve benadering ziet bestudering van de taal | ||||||||
[pagina 61]
| ||||||||
niet meer als doel op zich, een vreemde taal wordt ook niet meer uitsluitend geleerd om literaire teksten te lezen, zoals in de grammatica-vertaalmethode het geval was, maar taal is een middel om een boodschap over te brengen. De eerste communicatieve, functioneel-notionele leergang voor het Nederlands als tweede taal was Code Nederlands (Amsterdam 1990, 1996), ontwikkeld aan de Vrije Universiteit in Amsterdam. In de herziene versie van Code Nederlands kreeg grammatica wel weer een grotere plaats. Hoewel we Help! (Utrecht 1988, 1998) niet kunnen karakteriseren als een grammatica-vertaalmethode, ook in de eerste editie worden immers vaardigheden (spreken, luisteren, lezen, schrijven) geoefend, is het accent dat op grammatica ligt dermate groot dat het predikaat ‘communicatief’ op deze leergang niet van toepassing is. Bij de herziening van Help! heeft wel een communicatieve facelift plaatsgevonden, maar ook nu zou ik eerder de term ‘eclectisch’ voor dat materiaal gebruiken. De herziene uitgaven van bovengenoemde leergangen verschillen aanmerkelijk minder van elkaar dan de oorspronkelijke. Het eclecticisme domineert al een tijd de leermiddelenmarkt. Door de entree van de taakgerichte benadering, waarvan Code (2004) een exponent is, is er weer een duidelijke nieuwe lijn ontstaan. Het pleit voor Amsterdam (dit keer een samenwerking tussen de beide universiteiten: vu en UvA) dat ze wederom ijsbreker zijn geweest. En als eenmaal de trend is gezet, nemen andere ontwikkelaars elementen over. Het materiaal dat in Groningen is ontwikkeld bijvoorbeeld is opnieuw eclectisch, waarin volgens de auteurs ook ‘taakgericht’ is geïncorporeerd. ‘Nijmegen’ heeft nog geen totale leerlijn op de markt gebracht, maar een aantal onderdelen. Ook die kunnen we kenschetsen als eclectisch.Ga naar eind1 Het zal u niet ontgaan zijn dat al deze ‘lijnen’ afkomstig zijn van Nederlandse universiteiten. Er zijn natuurlijk ook Vlaamse universiteiten die reeksen van leermiddelen ontwikkelen. Daarover meer in een volgende kroniek als de herziene uitgave van Vanzelfsprekend is verschenen. | ||||||||
De finaleDe finale helpt midden- en hoogopgeleide anderstaligen door te dringen tot de verschillende kanalen van de Nederlandse media. zo staat op de achterflap van het boek vermeld. De eerste zin wekt de indruk dat dit een leergang is met een speciaal karakter, die een introductie in de Nederlandse media beoogt. Maar bij nadere kennismaking blijkt De finale een doorsnee leergang voor anderstalige cursisten ‘binnen en buiten Nederland’, die de leerder brengt van niveau B1 naar B2. De vaardigheden lezen, schrijven, | ||||||||
[pagina 62]
| ||||||||
luisteren en spreken komen alle vier aan bod. Het boek bestaat uit drie delen: Thema's, Taalhulp en Grammatica. Deel 1 bevat negen thema's, onder andere ‘vervoer’, ‘vrije tijd’, ‘typisch Nederlands’, ‘het klimaat’. De teksten zijn vrijwel allemaal authentiek. De Taalhulp is bedoeld als ondersteuning bij het maken van de opdrachten. Er worden strategieën aangereikt bij een aantal opdrachten, zoals ‘Statistische figuren beschrijven’, ‘Creatief schrijven’, ‘Luisterstrategie bij radioberichten’. Deel 3 bevat een uitgebreide grammatica met oefeningen. Omdat deel 2 en 3 samen ongeveer een derde van het boek uitmaken is het boek een soort naslagwerk geworden. Je kunt je afvragen of daar behoefte aan is, gezien het feit dat er al zoveel aparte naslagwerken in de vorm van pedagogische grammatica's en (leer)woordenboeken zijn. Een voordeel is natuurlijk wel dat in De finale taalhulp en grammatica gekoppeld zijn aan de thema's en opdrachten, zodat het een geheel vormt. Naast het boek is er materiaal beschikbaar via de methodesite (www.staatsexamennt2.nl): audio- en videofragmenten, transcripten van de luisterteksten, extra invuloefeningen, sleutels van de oefeningen en materiaal voor de docent. Het luistermateriaal bestaat uit drie liedjes en links naar drie fragmenten van @net.Ga naar eind2 Bij deze fragmenten is het beeld vergroot wat ten koste van de kwaliteit is gegaan. Het geluid van alle opnames is goed. Van twee liedjes zijn geen audio-fragmenten opgenomen vanwege de rechten. Er is ook een aantal voorbeeldfragmenten uit nt2-examens opgenomen. De aanvullende oefeningen op de site zijn gatenteksten van de lees- en luisterfragmenten. Het materiaal voor de docent is summier. Zoals bijna alle recent gepubliceerde leergangen hinkt het materiaal wat betreft de autonomie van de leerder op twee gedachten: aan de ene kant constateren de auteurs dat het materiaal voor een groot deel zelfstandig kan worden doorgewerkt, aan de andere bevelen ze aan de spreekopdrachten met een medecursist of een docent te doen. Eerlijkheidshalve zeggen ze dat het boek het best tot zijn recht komt in groepsverband. Eigenlijk is dit het dilemma van iedere taalcursus: de heersende didactiek vereist een grote mate van zelfstandigheid, maar communiceren leer je nu eenmaal door dat te doen en dat kan vooralsnog alleen met andere mensen. De site van de uitgever vermeldt dat De finale prima aansluit op Help! 2. Hoewel het nergens expliciet wordt verwoord, lijkt het boek een vervanging van Help! 3 te zijn. De auteurs zijn evenals de auteurs van Help! verbonden aan het James Boswell instituut en daar is het materiaal ook getest. De finale sluit volgens de auteurs aan bij het Staatsexamen nt2-ii. In dat examen worden de vier vaardigheden (luisteren, lezen, spreken, schrijven) apart getoetst. Er wordt echter noch in het boek noch op de site verantwoord wat precies de koppeling is naar het Staatsexamen: Wordt het type opdrachten van het examen geoefend? Is er overeenkomst in typen teksten? Komen de deelvaardigheden die beschreven zijn voor het Staatsexamen systematisch aan de orde? Wordt er naar de eindtermen toegewerkt of is het bedoeld als materiaal voor een korte voorbereidingscursus? | ||||||||
[pagina 63]
| ||||||||
De opdrachten in De finale zijn vrij traditioneel, bijvoorbeeld invuloefeningen, vraag en antwoord, ‘Zet de zinnen in de passieve vorm’, ‘Wat zegt u?’, ‘Maak de zinnen af’. De inhoud prikkelt de verbeelding ook niet echt, maar geeft wel een beeld van wat veel Nederlanders doen: kamperen, fietsen, met de trein reizen, strijden voor een beter milieu en Sinterklaas vieren, om maar eens wat te noemen. De finale biedt weinig nieuws. Het is wel een bruikbaar boek voor het Nederlands als vreemde taal, mits studenten toegang hebben tot internet. Alle audio- en videofragmenten en een aantal oefeningen staan alleen op de methodesite. | ||||||||
Nederlands op niveauVoor ongeveer dezelfde doelgroep is Nederlands op niveau gemaakt. Het beginniveau wordt niet omschreven in termen van het Europees Referentiekader, het eindniveau wel: B2, en dat impliceert het Staatsexamen nt2-ii, dat ook eindterm van De finale is. Nederlands op niveau bouwt voort op Nederlands in actie en vormt samen daarmee een pakket om van niveau B1 op B2 te komen. Volgens de auteurs is Nederlands op niveau ontwikkeld voor hoogopgeleide, zelfstandige en actieve leerders en docenten. [...] Zowel de docent als de medestudenten spelen in deze methode een belangrijke rol in het leerproces. Voor zelfstudie is dit boek minder geschikt. Voor studenten extra muros [...] is deze methode ook bruikbaar ten behoeve van de taalverwerving; voor de bestudering van het Nederlands op wetenschappelijk niveau zullen aanvullingen noodzakelijk zijn (Docentenhandleiding, 5). Nederlands op niveau bestaat uit een boek met dvd en een methodesite. Alle vaardigheden, woordenschat en grammatica worden in deze methode geoefend in acht hoofdstukken die als titel een adjectief hebben: Nieuwsgierig???, Verrassend!, Positief, Agressief, Ongelooflijk, Geïntegreerd, Verstandig, Kritisch. Een verfrissende aanpak na jaren overspoeld te zijn met thema's als ‘vervoer’, ‘wonen’, ‘eten’ enzovoort of hoofdstukken met titels als ‘Zo gezond als een vis’ en ‘Nou dat weer’. Of de vlag de lading dekt, is een tweede. Bij een titel als ‘geïntegreerd’ is het niet zo moeilijk de teksten te laten aansluiten, maar bij ‘verrassend’ kan ik me voorstellen dat het de auteurs enig zoekwerk heeft gekost om de verzameling teksten te vinden die ze daarbij hebben geplaatst: over de imam zonder baard en in pak, over de Marokkaanse vrouw die geen druif kan proeven op de markt omdat het Ramadan is, over esthetische chirurgie, ‘Chinees rekent met een ander brein dan westerling’ en een fragment uit Joe Speedboot. Goed gekozen teksten die allemaal iets met ‘verrassend’ te maken hebben, maar onderling weinig overeenkomsten vertonen qua thematiek. En dat betekent dat ook het vocabulaire van al die teksten verschillend is en niet terugkomt in de rest van het materiaal. Dat kan een nadeel zijn van deze aanpak. | ||||||||
[pagina 64]
| ||||||||
Als bijlagen bevat het boek korte instructies bij grammaticale onderwerpen met oefeningen, een correctiemodel voor schrijfopdrachten, een sleutel, extra opdrachten bij grammatica, lijsten van onregelmatige werkwoorden en een checklist portfolio B2 (van www.taalportfolio.nl). De hoofdstukken lopen op in moeilijkheidsgraad, zowel wat betreft de teksten als in de spreek- en schrijfoefeningen en de grammatica. De methodesite is een beetje lastig te vinden: www.coutinho.nl, dan ‘studiehulp’ aanklikken, vervolgens ‘uitgaven met ondersteuning op het web’ en ten slotte de titel van het boek. Op de site staan oefeningen, grammatica en vocabulaire volgens de inleiding, maar het zijn bijna allemaal grammatica-oefeningen. Het is een heel gebruiksvriendelijk systeem met feedback op drie niveaus: ‘controleer’, ‘hint’, ‘goede antwoord’. Soundbites bevatten links naar fragmenten van internet, filmpjes of audiofragmenten van tv-programma's over actuele onderwerpen. De dvd bevat elf gevarieerde en interessante fragmenten, voornamelijk ontleend aan tv-programma's, onder andere aan ‘Op weg naar het Lagerhuis’ en ‘Schepper en Co’. Ook de telefilm ‘Electriek’ staat er op. De docentenhandleiding kan aangevraagd worden via internet. U krijgt dan een pdf-bestand (alleen lezen) per e-mail toegezonden. Hij bevat een uitgebreide verantwoording over de gekozen aanpak, suggesties per les, transcripten van audio- en videofragmenten en toetsen bij ieder thema. Daarnaast zijn er nog werkbladen voor speelse, mondelinge oefeningen. Het belangrijkste uitgangspunt in deze leergang voor de didactiek is het sociaal constructivisme. Het sociaal constructivisme is erg in zwang en vormt de basis van veel moderne leergangen en onderwijsvernieuwingen. Het ziet leren als een sociaal proces, waarbij studenten samen kennis verwerven en verwerken en vaardigheden ontwikkelen; samen betekenissen construeren. De taakgerichte aanpak is op het gebied van het leren van een vreemde taal de toepassing bij uitstek van de sociaal-constructivistische opvattingen. De auteurs van Nederlands op niveau spreken echter nergens van taken, de methode is niet taakgericht, althans wordt niet als zodanig gepresenteerd. Wat is dan het constructivistische aan Nederlands op niveau? Dat zit volgens de auteurs in het feit dat studenten moeten overleggen met elkaar, samen tot oplossingen komen en dingen aan elkaar uitleggen. Die opdrachten staan er inderdaad in, naast heel veel ‘gewone’ oefeningen. Bij grammaticale onderwerpen die al eerder aan de orde kwamen is dit principe uitgewerkt doordat studenten aan de hand van een aantal voorbeelden de regel moeten ontdekken. Tot zover het constructivisme. Woordenschat is de zwakste schakel van deze methode. Voor de selectie zijn de auteurs ‘op eigen ervaring’ afgegaan, naar zij zeggen bij gebrek aan lijsten na de lijst van de 2000 meest frequente woorden. Er bestaat echter ook nog een lijst met ongeveer 5000 woorden van Hazenberg & Hulstijn (1996)Ga naar eind3 en de Woordenlijst Academisch Nederlands (Giezenaar & Schouten 2002)Ga naar eind4, die 1484 woorden bevat die geselecteerd zijn uit een corpus met academische teksten. In | ||||||||
[pagina 65]
| ||||||||
Nederlands op niveau wordt onderscheid gemaakt tussen ‘stervocabulaire’ (woorden die bij het thema van een tekst aansluiten maar niet in de tekst voorkomen) en ‘vocabulaire’ (woorden die wel in de tekst voorkomen). Dit onderscheid wordt niet overtuigend verantwoord: beide soorten woorden moeten studenten kunnen gebruiken, maar van de sterwoorden moeten ze meer informatie opzoeken. Hoezo? Andere vragen zijn: Waarom worden woorden die in de tekst voorkomen ook nog eens apart omschreven? Welke woorden worden geoefend? Hoeveel worden er aangeboden die niet in het Basiswoordenboek (De Kleijn & Nieuwborg 1996) staan? Wat is de totale woordenschat van Nederlands in actie en Nederlands op niveau? Nederlands op niveau is een geïntegreerde leergang met een aantal verfrissende dingen en zo oogt het boek ook, vooral door het groen dat als steunkleur is gebruikt, en door de foto's van koeien, fietsen en skûtsjesilen op de omslag. Ondanks de kanttekeningen is de methode een aanwinst voor het Nederlands als tweede/vreemde taal. | ||||||||
Dixi!Bij uitgeverij Coutinho zijn twee herzieningen uitgekomen van eerdere publicaties: Dixi! en Nota bene! Dixi! is een cursus spreekvaardigheid voor hoogopgeleide cursisten. Het boek bestaat uit vier hoofdstukken die ieder een specifieke - volgens de auteurs moeilijke - spreeksituatie weergeven: Discussie, Vergadering, Tweegesprek en Monoloog. Het sluit aan bij niveau B2 van het Europees Referentiekader. Aangezien in de lessen vaak te weinig tijd overblijft om gericht te oefenen in spreekvaardigheid, bevat dit boek veel opdrachten die gericht zijn op functionele situaties, met daarin soms ook speciale aandacht voor woordgebruik, uitspraak en prosodie of grammaticale kwesties (9). Een van de aannames van dit boek is dus: verkeerd ‘time management’ van docenten. De auteurs stellen vast dat spreekopdrachten vaak de sluitpost vormen van het onderwijs Nederlands als vreemde/tweede taal en daarom besluiten ze tot het maken van een boek met uitsluitend spreekopdrachten. Maar of hiermee het probleem wordt opgelost is nog maar de vraag. Het gebruik van dit boek, dat geen integrale leergang is, maar uitsluitend op spreekvaardigheid gericht is, vereist immers een nog efficiënter gebruik van de beschikbare tijd, je moet het er namelijk naast doen. Spreek- en gespreksvaardigheid vormen de basis van Dixi! De auteurs spreken over algemene spreekvaardigheid met een zakelijk tintje. Er zijn spreekoefeningen, algemene oefeningen, woordenschatoefeningen, grammaticaoefeningen en hier en daar een uitspraakoefening. De oefeningen lopen op in moeilijkheidsgraad van gestuurde naar meer open opdrachten. De laatste opdracht is het moeilijkst: een presentatie houden. | ||||||||
[pagina 66]
| ||||||||
Er is expliciete aandacht voor taalhandelingen, waarbij steeds genuanceerder vormen worden aangeboden. ‘Een mening geven’ en ‘een mening vragen’ bijvoorbeeld komen eerst aan de orde. Later komen ‘een tegenwerping maken (vriendelijk)’, ‘een tegenwerping maken (neutraal)’, ‘uitleg vragen’, ‘vragen om verduidelijking’. Wijzigingen ten opzichte van de eerste druk: teksten zijn vervangen omdat de oude gedateerd waren; opdrachten zijn ‘in een nieuw jasje gestoken’; er zijn uitspraak- en prosodieoefeningen toegevoegd en aan het gebarensysteem dat wordt aangeboden voor de correctiefase zijn twee gebaren toegevoegd. Dixi! is geschikt voor de aparte lessen spreekvaardigheid en voor cursussen met een specifiek doel. | ||||||||
Nota bene!De eerste druk van Nota bene! dateert van 1997. Tien jaar is het boek gebruikt door gevorderde leerders van het Nederlands, voornamelijk hoog opgeleid. Op basis van die ervaringen is het boek herzien: de opbouw is ingrijpend gewijzigd en veel teksten zijn vervangen vanwege de actualiteitswaarde. Het uitgangspunt is dat cursisten zich door middel van functionele schrijftaken meer bewust worden van aspecten die een rol spelen bij het schrijfproces, zoals het doel van de tekst, de lezer, de stijl, conventies en het aanbrengen van een goede structuur (11). Er worden twee manieren van schrijven behandeld: ‘bottom-up’ en ‘top-down’. Voor beide werkwijzen worden bouwplannen toegelicht en er zijn oefeningen bij. Belangrijk zijn ook de begrippen ‘creatief produceren’ en ‘kritisch reviseren’. Met ‘creatief produceren’ bedoelen de auteurs ‘Snel, associatief en onbekritiseerd schrijven. Het voornaamste doel is ideeën opschrijven en uitwerken, zonder stil te staan bij tekstuele, stilistische en grammaticale onvolkomenheden’. Een opdracht daarbij is bijvoorbeeld: ‘Schrijf in tien minuten een tekst over uw geboortestad of woonplaats. Schrijf volgens het concept “creatief produceren” zoals hierboven omschreven’. Er wordt geen aandacht besteed aan literair, creatief schrijven, voornamelijk aan zakelijk schrijven. De invloed van het Staatsexamen doet zich ook hier gelden. Het procesgerichte komt ook tot uiting in opdrachten voor zelfreflectie en een lijst voor zelfcorrectie, aan de hand waarvan studenten hun teksten kunnen reviseren. Studenten moeten bijvoorbeeld reflecteren op het gebruik van tussenkopjes: ‘Wat is de functie van dergelijke kopjes? Gebruikt u wel eens kopjes? Zo ja, in wat voor teksten?’ Het is de bedoeling dat cursisten ook elkaar beoordelen. Het boek bestaat nu uit twee delen: Schrijfvaardigheid en Naslagwerk. In het eerste deel wordt door middel van vier modules aandacht besteed aan schrijven als proces: Schrijven als proces, Structuur in teksten, Stijl, Brieven. De ordening is niet anders dan in de eerste uitgave: van woorden en zinnen via alinea's naar brieven en teksten. De oefeningen gaan van herkenning naar toepassing. | ||||||||
[pagina 67]
| ||||||||
Voorbeelden van herkenningsopdrachten zijn: ‘Wat zijn de kernzinnen van de volgende alinea's?’, ‘Vervang de herhalingen in de volgende teksten door verwijswoorden’, ‘Vul in de volgende tekst verwijswoorden in’, ‘Zoals u hieronder kunt zien, wordt een tekst onaantrekkelijk als men niet gebruikmaakt van verwijswoorden. Maak er een leesbare tekst van door verwijswoorden te gebruiken.’ Er is een grote variatie aan oefenvormen. Het gedeelte naslagwerk (139-232) bevat informatie over grammaticale onderwerpen: het woordenboek, spelling, interpunctie, samenstellingen, prefixen en suffixen, werkwoorden, subject en persoon, verwijswoorden, ‘het’ en ‘er’ als subject, lidwoorden, verbindingswoorden, zinsbouw. De naslagonderwerpen bevatten informatie over het onderwerp, dat geïllustreerd wordt aan de hand van korte teksten en geoefend met enkele oefeningen op zins- of tekstniveau. Er zijn bijlagen over de volgende onderwerpen: De afwerking van een werkstuk, Controlevragen en een Correctiemodel. Volgens de auteurs is Nota bene! een doe-boek. Inderdaad vormen de 115 opdrachten een rijke bron om oefenmateriaal uit te putten. Een groot deel van het boek echter gaat óver schrijven, waardoor het boek ook het karakter van een naslagwerk heeft. Deze combinatie maakt het een - mooi uitgevoerde - complete cursus schrijfvaardigheid. Nota bene! kan gebruikt worden vanaf niveau B2 tot C1.
Ten slotte wijs ik nog op twee uitgaven die ook bedoeld zijn voor studenten op een hoog niveau. De eerste is een grammaticaboek: Nederlands in structuren. Het is geen gewoon grammaticaboek, maar een boek waarin de lezer wordt uitgenodigd zelf na te denken over de verschillende taalstructuren, geleid door een spel van vragen en antwoorden. Dit in navolging van de Griekse filosoof Socrates, vandaar de subtitel Socratische grammatica nt2 met oefeningen. De vragen horen bij een korte tekst waarin de taalstructuur wordt geïllustreerd. Omdat de vragen gevolgd worden door de antwoorden, lijkt de beste manier van werken het vraag-en-antwoordspel door een docent met studenten te laten uitvoeren, terwijl de studenten het boek dicht houden. Daarna kunnen ze het nog eens lezen en de oefeningen maken. De tweede publicatie is het Handboek Spraakkunst. Het is een beknopt overzicht van grammaticale termen zoals die in de ans worden beschreven, een soort mini-ans. Het boek bestaat uit vier delen: Het woord, De constituent, De zin en Algemene verschijnselen en bevat ook een vertaling van de termen in zes talen. In het Handboek staan vragen bij de onderwerpen, daarnaast is er een apart boek met oefeningen. De oplossingen bij de oefeningen en mogelijke antwoorden bij de vragen uit het boek staan op de methodesite: www.woltersplantyn.be/handboekspraakkunst. | ||||||||
[pagina 68]
| ||||||||
Besproken titels
|
|