| |
| |
| |
Vivien Waszink
Leuk is anders
De betekenis van het Nederlandse woord leuk
‘Leuker kunnen we het niet maken, wel makkelijker’; al jaren de verontschuldigende slogan van de belastingdienst. De hoed van de koningin kan leuk zijn, maar de jongen van de groenteboer ook. ‘Leuk, wat een verschrikkelijk woord’ foeterde socioloog Abram de Swaan ooit in Vrij Nederland; ook schrijver Abdelkader Benali is niet dol op dit ‘typisch Nederlandse woord’. In het Taalboek van de eeuw antwoordt hij op de vraag wat hij zou willen veranderen aan de taal:
Een paar woorden onder embargo plaatsen, te beginnen met leuk. Alles is veel te snel leuk. Met zulke woorden trek je de stop uit het denken, je stelt geen vragen meer (Burger en De Jong 1999, 181).
Juist omdat leuk zo breed inzetbaar is, noemen velen het ook een ‘vaag’ woord, dat daarom irritatie opwekt. Maar, geeft Benali toe, ‘Af en toe word ik het slachtoffer van mijn eigen verzet, want sommige dingen zijn gewoon leuk’. Sommige dingen zijn dus ‘gewoon leuk’, maar welke dingen zijn dat dan, of liever: wat betekent het woord leuk eigenlijk? In dit artikel zal ik proberen de betekenis van het woord leuk te beschrijven; het artikel bouwt voort op mijn doctoraalscriptie over het woord leuk (Waszink 2003). Omdat de betekenisbeschrijving is gebaseerd op de cognitieve semantiek, zal ik die benadering eerst kort omschrijven, en daarbinnen de prototypetheorie (paragraaf 1). Vervolgens komt de oude betekenis van leuk aan de orde (paragraaf 2). Paragraaf 3 gaat over de moderne betekenis van leuk. Deze huidige betekenis zal ik koppelen aan de vroegere betekenis en ik zal een voorzichtige link proberen te leggen tussen de betekenis van het woord leuk en de Nederlandse cultuur.
| |
1. Cognitieve taalkunde: vaste talige vormen voor rekbare begrippen
Mijn betekenisbeschrijving van het woord leuk is gebaseerd op de cognitieve semantiek, een onderdeel binnen de cognitieve taalkunde dat zich richt op de betekenis van woorden. Taal in het algemeen en dus ook betekenisbeschrijving heeft, volgens de cognitieve benadering, altijd te maken met de manier waarop het menselijk brein informatie over de wereld verwerkt, opslaat en ordent. Een woord bevat zowel talige als ‘buitentalige’, encyclopedische, gegevens, zonder
| |
| |
dat die twee soorten strikt gescheiden worden. De talige vorm van een woord ligt weliswaar vast, maar het concept is flexibel. Sommige bomen hebben bijvoorbeeld naalden, andere groeien alleen in een warm klimaat of geven een rubberachtige vloeistof af als je in hun stam kerft. Alhoewel bomen dus onderling erg kunnen verschillen, hebben taalgebruikers wel een soort plaatje in hun hoofd van een boom die zij de meest voor de hand liggende, de meest saillante, boom vinden.
Een theorie die zich richt op saillantheid binnen bepaalde categorieën is de prototypetheorie, die ooit is opgesteld door psychologe Eleanor Rosch. In eerste instantie werd de prototypetheorie alleen in de psychologie gebruikt; pas later werd hij ook gebruikt in de taalkunde. Rosch toonde aan dat natuurlijke categorieën een focuspunt - een kern - hebben waarin een prototypisch lid de meest saillante kenmerken heeft. Een dergelijk prototypisch, zeer saillant lid is een centraal lid van de categorie en de andere zijn perifere leden. In Nederland is een appel bijvoorbeeld een prototypischer, representatiever lid binnen de categorie ‘fruit’ dan de papaya en de lychee en is de mus binnen de categorie ‘vogel’ een prototypischer vogel dan bijvoorbeeld de kolibri of de pinguin. Als je aan een Nederlander vraagt aan welke vogel hij het eerst denkt als hij het woord ‘vogel’ hoort, is de kans groot dat dit een mus is of een merel. In tropische landen zullen mensen een heel andere vogel het meest saillant vinden, bijvoorbeeld de kolibri. Opvallend is dus ook dat prototypische leden binnen categorieën voor een deel cultureel bepaald zijn. De perifere leden van een categorie, bijvoorbeeld de papaya en de lychee, vertonen in meer of mindere mate overeenkomst met het centrale prototypische lid of de centrale prototypische leden en zijn dus ook in meer of mindere mate saillant voor die categorie.
Belangrijk in de prototypetheorie is dat de leden van een categorie niet te omschrijven zijn in een aantal noodzakelijke en voldoende kenmerken die verplicht zijn om bij een categorie te horen. Leden uit de perifere zone kunnen in een aantal kenmerken afwijken van de prototypische leden van een categorie maar toch als lid van de categorie gelden omdat een globale gelijkenis dan volstaat. Zo kan iemand het rode haar van zijn opa hebben, de slechte ogen van oom Karel en de krullen van zijn moeder maar is hij intussen zelf een uniek mens die alleen in bepaalde opzichten kenmerken deelt met bloedverwanten. Een prototypische (Nederlandse) vogel als bijvoorbeeld de mus heeft veren en vleugels, vliegt veel en nestelt onder dakpannen. Dit betekent niet dat een vogel als een eend (die weliswaar veren en vleugels heeft, maar minder vliegt en overwegend in het water leeft en daar ook zijn nest bouwt) minder vogel is dan de mus. De mus is misschien alleen een prototypischer voorbeeld van een vogel dan een eend. De eend vertoont echter wel in voldoende mate overeenkomsten met de prototypische mus om ook tot het concept ‘vogel’ te kunnen behoren.
Later is de prototypetheorie ook toegepast binnen de taalkunde, vooral binnen de betekenisbeschrijving: gekeken wordt dan welke betekeniselementen van een woord saillanter zijn dan andere: het kenmerk ‘met een stam’ is bijvoorbeeld prototypischer voor een boom dan ‘geeft een rubberachtige vloeistof af’,
| |
| |
want dit komt maar bij een beperkt aantal bomen voor. De prototypetheorie vanuit taalkundig perspectief wordt onder meer behandeld in Geeraerts (1986, 1989) en Geeraerts e.a. (1994).
Ook in taalkundig opzicht komt dus naar voren dat semantische concepten niet strak omschreven kunnen worden in dwingende definities in termen van noodzakelijke en voldoende voorwaarden. Geeraerts zegt daarover: ‘Lexicale concepten zijn polyseme clusters van elkaar gedeeltelijk overlappende, door familiegelijkenis verbonden betekenisnuances’ (Geeraerts 1986, 199). Dit betekent dat leden van een bepaalde semantische categorie niet in alle opzichten overeen (hoeven te) komen maar wel onderling een gelijkenis vertonen zoals die ook wel binnen families bestaat.
In paragraaf 3 zal ik de huidige betekenis van leuk beschrijven, en die ook verbinden met de prototypetheorie. Om de betekenis van leuk te kunnen beschrijven, is het eerst nodig de vroegere betekenis van het woord te bekijken. Daar zal ik in de volgende paragraaf op ingaan, en ook op de etymologie.
| |
2. De vroegere betekenis van het woord leuk
Ik zal allereerst de etymologie van leuk behandelen volgens een aantal etymologische woordenboeken; vervolgens zal ik ingaan op de betekenis van het woord volgens het Woordenboek der Nederlandsche Taal (wnt). De betekenis-beschrijving zal ik toelichten met citaten uit enkele Nederlandse literaire werken uit het begin van de twintigste eeuw.
| |
2.1 Leuk in de etymologische woordenboeken
In de tweede druk uit 1912 van het Etymologisch Woordenboek der Nederlandsche taal van Johannes Franck (bewerkt door Nicolaas van Wijk) wordt leuk omschreven als ‘typisch, aardig’ (Franck en Van Wijk 1912, 380). Die betekenis zou teruggaan op de betekenis ‘de zaken kalm opnemend, flegmatisch, traag’ en ‘traag’ weer op lauw en eventueel op lui in de tweede betekenis ‘lauw’ en dan ook in de betekenis ‘traag’ (Franck en Van Wijk 1912, 401). De betekenis ‘lauw’ - en ook ‘warm’ - komt nu alleen nog in dialecten voor. ‘Lauw’ is in eerste instantie van toepassing is geweest op zaken, vooral water; Franck gaat aan deze betekenisverschuiving van zaken naar personen voorbij.
Franck schetst dus een ontwikkeling in de betekenis van een algemene, neutrale betekenis naar een positieve die het woord nu ook nog heeft.
Ook in het Etymologisch Woordenboek (eerste druk 1958) van J. de Vries en F. de Tollenaere wordt het woord leuk behandeld. De Vries geeft de jongste betekenis ‘aardig’ (1898) die weer teruggaat op ‘flegmatisch’ (1709). Ook De Vries concludeert dat ‘lauw’ de grondbetekenis is geweest en noemt ter vergelijking het Engelse luke-warm dat ‘lauwwarm’ betekent. Ook De Vries stelt dat leuk verwant is met lauw én lui in de betekenis 2 ‘traag’.
Franck en De Vries geven dus beiden ‘aardig’ als de meest recente, specifieke betekenis. ‘Aardig’ geldt als een positief gewaardeerde eigenschap van mensen. Leuk kan nu inderdaad ‘aardig’ betekenen, maar nog veel meer aangenaam- | |
| |
heden kunnen onder de noemer leuk vallen.
Het Nederlands Etymologisch Woordenboek van dezelfde De Vries (en De Tollenaere, verschenen tussen 1963 en 1971) omschrijft leuk in betekenis 3 als ‘bnw. lauw; doodkalm; aardig, grappig’ en verwijst ook weer naar lauw en lui 2. De notie ‘grappig’ werd nog niet eerder genoemd in een etymologisch woordenboek.
Het is dus opvallend dat de etymologische woordenboeken vrij eensgezind zijn; mogelijk richtte De Vries zich op de analyse van Franck.
| |
2.2 Leuk in het WNT en in enkele literaire werken
Het lemma leuk iii wordt in het wnt (viii-I, 1686-1688) gerekend tot dezelfde basis die ook lauw, I heeft opgeleverd. De eerste betekenis is ‘lauw, halfwarm’. Dat het hier gaat om een eigenschap van zaken, wordt duidelijk uit een citaat van Berkhey:
Het wrijven van den huid met leuk water en zout... is een oud en best geneesmiddel (voor zekere runderziekte) (Berkhey, N.H. 8, 53).
Bij betekenis 2 volgt pas ‘Vandaar in toepassing op personen en hunne uitingen: doodkalm, de zaken kalm opnemende; gewoonlijk met bijgedachte aan een zekere spottende beschouwing van zaken’; zie de twee onderstaande citaten:
Ik neem gaarne aan, dat een leuke stijl dikwerf, zelfs in een letterkundig werk, boven een hartstochtelijken stijl voorkeur kan verdienen (A. Pierson, in Gids 1891, 4, 38).
Een leuke Hollander zegt kalmpjes scherpe, spottende dingen, met een klein glimpje in zijn oog en een plooitje om zijn mond, en dan gaat hij weg, en om een hoekje, daar begint hij te grinniken in zijn ééntje (Acket, in Gids 1908, 1, 328).
Deze betekenis komt vrijwel overeen met die in de etymologische woordenboeken ‘de zaken kalm opnemend, flegmatisch, traag’.
Ook in Marcellus Emants' Inwijding valt het gebruik van het woord leuk in deze betekenis op, hier in het zelfstandig naamwoord leukheid. In Inwijding wordt de maatschappelijke en seksuele inwijding van de pas afgestudeerd jurist Theodoor in de Haagse wereld van rond 1900 beschreven; leukheid wordt in deze betekenis gebruikt in de volgende drie citaten:
Tonia was vriendelijk, lief, aardig, zorgde voor schotels naar zijn smaak, drong hem de duurste wijnen op, werd soms aanhalig, haast teder; maar zodra hij gewisheid zocht te krijgen, dat dit alles meer beduidde dan het gedwongen-ophouden-van-een-noodzakelijke-schijn,
| |
| |
trok zij weer terug in haar ondoordringbare leukheid, ontsnapte zij aan elke vraag over het te-berde-brengen-van-allerlei-onverschillige-onderwerpen en weerde zij iedere toenadering beslist af (Emants 1978, 107).
Ik vraag me soms af, hoe ‘kan zo'n kind kom... zo'n... 'n kind, dat zo weinig hart heeft... zo weinig gevoel... zo... zo weinig belangstelling in wat ook? Hè, ik zou niet graag zo weze. Van mij heb je die leukheid zeker niet! (Emants 1978, 157)
Jij mag je gelukkig voelen in je leukheid... in je kouwe onverschilligheid... ik zou zo nie wille zijn... voor geen geld (Emants 1978, 242-243).
In alle drie de citaten valt op dat leukheid een kil, nuchter soort gevoelloosheid, onverschilligheid is, die zelfs negatief aandoet. Vooruitlopend kan ik alvast zeggen dat het betekeniskenmerk ‘weinig emotioneel betrokken, nuchter’ of zelfs ‘onverschillig’ behouden is gebleven in de nieuwe, redelijk positieve betekenis van leuk: een van mijn belangrijkste bevindingen is dat leuk altijd oppervlakkig beleefde aangenaamheden benoemt.
In Louis Couperus' Van oude mensen, De dingen die voorbijgaan valt leuk eveneens op in de betekenis ‘doodkalm, de zaken kalm opnemende’, maar dan ook wat negatiever in de betekenis ‘onbewogen, gevoelloos, onverschillig’; het volgende citaat is sprekend:
Zó groot te zijn, zó breed van schouders, zó leuk van ogen, zo lachend egoïst van mond, zo koud te zijn van hart, zo kalm staal van spieren en van zenuwen vooral; om niets te geven dan om je eigen gemak en onweerstaanbaarheid, zó rustig te kunnen leven van het geld van je moeder, en, als het op was, je moeder kalm rustig staal te kunnen overboord gooien, en je eigen gang te gaan (Couperus 314).
Betekenis 3 luidt ‘Vervolgens voor: aardig, vroolijk, grappig’. Deze betekenis is specifieker omdat een aantal aangenaam stemmende eigenschappen benoemd worden. Er lijkt dus een betekenisverschuiving plaats te hebben gevonden van algemeen, neutraal ‘(dood)kalm, de zaken kalm opnemende’ (betekenis 2) naar specifieker ‘aardig, vroolijk, grappig’ dat een positief waardeoordeel in zich heeft.
Opmerkelijk is dat het naast elkaar zetten van ‘aardig, vroolijk, grappig’ suggereert dat deze drie woorden als synoniemen opgevat moeten worden en niet zozeer als apart onderscheiden betekenissen.
Onder betekenisonderscheiding B behandelt het wnt de betekenis van leuk in bijwoordelijk gebruik, bijvoorbeeld ook in de verkleinvorm leukjes en de samengestelde vorm leukweg. De eerste betekenis luidt dan ‘Op doodkalme wijze, kalmpjesweg, koeltjes; vaak met bijgedachte aan een zekere spottende beschouwing van de zaken’, bijvoorbeeld in een citaat van De Génestet:
| |
| |
Uw... jongen, die gisteren voor grootpapa zoo leuk heeft opgezegd: Mijn leeren is spelen enz. en na volbrachten arbeid... gansch andere beginselen in praktijk bracht; hij was bij zijn reciet een huichelaartje (De Génestet 2, 346).
Leuk is hier licht spottend gebruikt. Hetzelfde geldt voor de vorm leukweg in Emants' Inwijding:
De volgende avond vroeg Tonia leukweg, of Theodoor niet weer eens een paar duizend gulden voor haar had (Emants 1978, 210).
De tweede betekenis is ‘Op een aardige, grappige wijze’. Het bijwoordelijk gebruikte leuk ontwikkelt zich dus op soortgelijke wijze, maar opvallend is dat de oude betekenis - die een algemeen, neutraal, bijna nuchter soort kalmte beschrijft - behouden is in de samengestelde vormen leukweg en doodleuk, die ook vandaag de dag geen positieve betekenis hebben: in ‘We zouden samen wachten op het beslissende telefoontje maar hij ging doodleuk de kroeg in’ heeft doodleuk niets positiefs, maar het onverschillige, in dit geval bijna spottende, dat het oude leuk ook had. In de volgende paragraaf zal ik laten zien dat ook vandaag de dag leuk iets oppervlakkigs, en vaak ook onverschilligs heeft behouden.
| |
3. De huidige betekenis van leuk
Bij de beschrijving van de huidige betekenis van leuk heb ik gebruik gemaakt van Van Dale Groot Woordenboek van de Nederlandse taal (vdgw) maar het belangrijkste gedeelte van de beschrijving komt voort uit onderzoek van woordencorpora en een verzameling citaten afkomstig uit dagbladen, tijdschriften en televisieprogramma's. De corpora die ik gebruikt heb zijn het 5 miljoen woordencorpus, het 27 miljoen woordencorpus, het 38 miljoen woordencorpus, het parole-corpus en het corpus van het Algemeen Nederlands Woordenboek (anw); de meeste van die corpora worden aangeboden door het Instituut voor Nederlandse Lexicologie (inl) in Leiden. Eerst zal ik kort bij de beschrijving in vdgw stilstaan; daarna komen de corpora en de citaten aan de orde.
| |
3.1 De betekenisbeschrijving in Van Dale
In de elfde, herziene druk (1984) van vdgw wordt leuk in de eerste betekenis als ‘1. (gew.) lauw’ omschreven, met als voorbeelden ‘leuk water, een lauw sopje (waswater)’. Deze betekenis komt dus alleen nog voor in dialecten. Betekenis 2 is dezelfde betekenis met betrekking tot personen: ‘2. (fig.) kalm, onverschillig: zich leuk houden, zich houden alsof men van niets weet, zich stil houden’. De derde betekenis ‘aardig, vrolijk, grappig’ is precies hetzelfde als betekenis 3 uit het wnt. Uit voorbeelden als ‘een leuke opmerking’ (leuk in de zin van ‘grappig’) en ‘een leuk hoedje’ (‘mooi, flatteus’) blijkt dat de gegeven betekenissen onderscheiden worden, maar juist daarom is het vreemd ze naast elkaar
| |
| |
te geven. Betekenis 4 in de vdgw is opvallend omdat hij niet in het wnt staat én omdat hij vrij algemeen is: ‘4. iets leuk vinden, prettig, aangenaam’. Opmerkelijk is hier dat deze betekenis gepresenteerd wordt alsof hij alleen voorkomt in de vaste verbinding iets leuk vinden. In de twaalfde druk van de vdgw (1992) verschilt betekenis 3 iets van die uit de elfde druk: ‘aardig, amusant, vrolijk, grappig, geinig’ omdat hier ook ‘amusant’ en ‘geinig’ opgenomen zijn. Ik denk dat ‘amusant’ en ‘geinig’ in grote mate overeenkomen met ‘grappig’, al vind ik ‘geinig’ een redelijk informeel woord. Betekenis 4 is nieuw ten opzichte van de elfde druk: ‘4. aardig, aantrekkelijk, charmant’. Betekenis 5 luidt weer ‘prettig, aangenaam, fijn: iets leuk vinden’. Deze betekenisonderscheiding komt vrijwel overeen met betekenis 4 uit de elfde druk, met dat verschil dat het woord ‘fijn’ nu is opgenomen en dat eerst de betekenis volgt en daarna pas de zinssnede iets leuk vinden. De 13e druk uit 1999, de cd-rom-versie 1.3 Plus (2000-2003) en de 14e druk uit 2005 verschillen niet noemenswaardig van de 12e druk.
| |
3.2 Corpora en citaten
Uit het corpusonderzoek en het citatenmateriaal blijkt dat het woord leuk in zeer verschillende contexten wordt gebruikt. Zo kan leuk iets als ‘gezellig’ betekenen, bijvoorbeeld in de corpuscitaten ‘Ik vorm geen leuk gezelschap, omdat ik hartstikke misselijk ben’, ‘Alcohol heeft ook leuke kanten, het is een sociaal sfeermiddel’ en ‘De stemmige belichting, het thee-stelletje, de ligkussentjes, olielampjes en fraaie lampen waren leuk’. Leuk benadert ook vaak ‘aardig, vriendelijk, sympathiek’. In de televisieserie Oud geld snauwt vader Splinter zijn dochter Pup toe: ‘Je was vroeger al een verwend nest maar dat was niet zo erg. Nu ben je Eriks verwende nest en dat maakt je er niet leuker op’ en ‘Frieda is een leuk meisje; ze helpt mijn oma altijd met de boodschappen’. Soms is leuk ook vergelijkbaar met ‘tamelijk mooi’ of ‘aantrekkelijk’, bijvoorbeeld in: ‘Kuiltjes in de wangen. Dat is heel leuk als iemand dat heeft, vooral als iemand een meisje is’. Ook leuk in de betekenis ‘redelijk lief of schattig’ komt voor, zoals in ‘Ik vind baby's leuk maar alsjeblieft niet in mijn hotel’. Een veelvoorkomende betekenis is verder ‘tamelijk grappig of humoristisch’, zoals in ‘Zeven blanke mannen die stuk voor stuk zo leuk mogelijk proberen over te komen, vooral als er camera's in de buurt zijn’, ‘Nou ja, dat is een echte mannenmop. Misschien vinden alleen mannen hem leuk’ of ‘Bescheurkalender - kalender die om te bescheuren zo leuk is’. Soms is leuk ook iets
redelijk algemeens als ‘plezierig, ontspannend’, bijvoorbeeld in ‘Een dagje roeien op een warme dag is leuk’. In andere citaten lijkt leuk ook op ‘spannend’, ‘uitdagend’ of ‘prikkelend’: ‘Maar die golven waren wel leuk bij het zwemmen’, ‘Ik vraag me wel eens af of het bowlen nog wel leuk is als je de hoogste score hebt gehaald’, ‘Het werken tussen de spelende kinderen noemt hij lastig maar leuk’ en ‘Ook voor een speech voel ik geen zenuwen: hoe groter het auditorium hoe leuker ik het vind’. Ook is leuk soms iets als ‘een bepaalde behoefte bevredigend, voldoening gevend’, bijvoorbeeld in ‘Niets is zo leuk als mensen de stuipen op het lijf te jagen’, ‘Wat is er leuk aan om dieren te doden?’ en ‘Schilderen is leuk
| |
| |
werk, want na alle voorgaande inspanningen gaat je oude bootje er eindelijk uitzien als nieuw’. In andere citaten valt op dat leuk ook vaak gezegd wordt van iets dat als redelijk hip en modern geldt, of als vernieuwend: ‘Nu in Flair: een relatie met een veel oudere man is leuk’. Verder is leuk ook vaak van toepassing op zaken als werk en studie, als die tamelijk boeiend, interessant of leerzaam worden gevonden, zoals in ‘Ik zou mijn werk niet graag in deeltijd willen doen, daarvoor vind ik het veel te leuk’ en ‘Leraar is een leuk en dankbaar beroep’.
Uit de corpora en de citaten is gebleken dat leuk in zeer diverse contexten gebruikt wordt. In de volgende paragraaf zal ik op basis van dit citatenmateriaal de moderne betekenis van leuk beschrijven.
| |
3.3 De betekenis van het moderne leuk
Leuk wordt vooral gezegd van bepaalde menselijke eigenschappen, karaktertrekken of van gedragingen en activiteiten, vaak vormen van vrijetijdsbesteding. Het gebruik van het woord leuk duidt altijd op subjectieve betrokkenheid van een persoon in die zin dat er altijd sprake is van een subjectief oordeel, namelijk een positieve waardering.
Leuk lijkt een soort basale betekeniskern te hebben, die een beetje doet denken aan het vrij algemene ‘prettig, aangenaam’ uit de vdgw: dus iets redelijk vaags als ‘aangenaam stemmend, tot tevredenheid stemmend’. Leuk lijkt dus niet één prototypisch betekeniselement te hebben dat het meest saillante, meest representatieve gebruik uitdrukt: het is bijvoorbeeld niet zo dat leuk meestal zoiets als ‘grappig’ betekent, en veel minder vaak zoiets als ‘lief, schattig’. Eerder is het vrij algemene betekeniselement ‘aangenaam stemmend’ een soort basisbetekenis, die vervolgens concreter wordt ingevuld met betekeniselementen van met leuk samenhangende woorden, bijvoorbeeld aardig, grappig, schattig.
Nu is de vraag in hoeverre zo'n ‘basisbetekenis’ verschilt van een prototypische betekenis. Ik denk dat je bij een prototypische betekenis vooral moet denken aan één betekenis die zich als het ware naar voren dringt en waar mensen gelijk aan denken als ze het woord horen. Met ‘basisbetekenis’ bedoel ik dat er een algemene, redelijk vage betekenis te formuleren is van een woord die alle voorkomens van het woord dekt, maar niet specifiek een betekenis vooropstelt die als het meest saillant voor dat woord geldt. Zo is het ook bij het woord leuk: het betekent ‘aangenaam stemmend’ en de aanleiding van dit prettige gevoel kun je uitdrukken met woorden uit het omliggende woordveld. De term ‘woordveld’ behoeft enige nadere uitleg. Van Bree (1996) beschrijft het als ‘een complex van semantisch samenhangende woorden’, hoewel hij die definitie zelf enigszins ‘losjes’ geformuleerd vindt. Die woorden staan meestal in paradigmatische betrekking tot elkaar. Van Bree noemt als voorbeeld alle woorden die iets met ‘lopen’ te maken hebben: lopen (neutraal), wandelen ‘lopen op je gemak en voor je plezier’, kuieren ‘nog meer op je gemak lopen’ (met een gezapige bijklank), rennen ‘zeer snel lopen’, hollen ‘id.’, strompelen ‘struikelend gaan’, hinken ‘mank gaan’ enz. (Van Bree 1996, 132).
| |
| |
Wellicht zitten woorden als aardig, grappig, schattig ook in een woordveld omdat ze allemaal een aangenaam stemmende eigenschap beschrijven. Het woord leuk zou dan betekeniselementen ‘gebruiken’ van bijvoorbeeld de drie bovenstaande woorden om het aangenaam stemmende concreter te beschrijven.
Het zou ook kunnen dat er een woordveld ‘leuk’ bestaat, waarin woorden als aardig, lief, mooi, vriendelijk zitten maar dat is niet waarschijnlijk: leuk betekent niet hetzelfde als deze woorden, want deze woorden zijn veel specifieker. Leuk kan namelijk nooit zo sterk uitdrukken wat die woorden uitdrukken: leuk betekent bijvoorbeeld in bepaalde gebruikscontexten grappig, maar is toch minder sterk dan het woord grappig zelf. Een zin als ‘Youp is leuk, maar Guzman is grappig’ laat dit zien. Ook ‘Willem-Alexander en Máxima hebben een leuke baby, maar de kleine van mijn nicht is schattig’ maakt dit duidelijk. Leuk benadert hier de betekenis van de woorden grappig of schattig, maar is toch minder sterk in betekenis dan die woorden zelf. Opvallend is vooral, dat in het laatste citaat - waarin de baby van de prins wordt vergeleken met de baby van een naast familielid - een betekeniselement ‘weinig diepgaand, redelijk oppervlakkig’ opduikt. Het is immers heel logisch om de baby van de prins leuk te noemen, omdat de persoon die ‘aangenaam gestemd is’ naar alle waarschijnlijkheid niet zeer betrokken is bij het paar in kwestie en hun baby. De baby van je nicht, of je eigen baby, is een heel ander verhaal, omdat dit je emotioneel meer raakt: leuk volstaat dan niet. Leuk lijkt dus van toepassing op een gevoel dat weliswaar aangenaam is, maar ook niet meer dan dat: het is ondenkbaar om de geboorte van je kind, het overleven van een oorlog of genezen van een ernstige ziekte als leuk te omschrijven.
Belangrijk is dus het vrijblijvende karakter van het woord: als je ergens zonder verantwoordelijkheden of al te grote emotionele betrokkenheid van kan genieten, is iets nog leuk maar als je je er te veel voor moet inzetten niet meer. Het volgende citaat uit de nrc is treffend: ‘Femke Halsema: van leuk links meisje tot gerespecteerd politica’: Femke gold eerst slechts als leuk; pas later werd ze serieus genomen in de politiek. Ook de aflevering van vpro's Tegenlicht met de sprekende titel ‘Liever leuk dan lastig’ zegt genoeg. Op de website vond ik de volgende citaten:
Men is huiverig voor alles wat een beetje moeilijk is. Ook de universiteit is gaan delen in de entertainmentcultuur van het moment. Het moet aardig zijn, toegankelijk, onderhoudend en vooral leuk. (...) Het woord leuk... kan ik niet meer horen.
(www.vpro.nl/programma/tegenlicht/afleveringen/17087422/)
Leuk is de merknaam van het oplosmiddel, dat elke belemmering (bijvoorbeeld gebrek aan kennis) als sneeuw voor de zon doet verdwijnen. Wat moeilijk is, lijkt door het leuk te maken als bij toverslag lekker makkelijk te worden. Het leukheidsgehalte... heeft een ongekend hoog promillage bereikt. Maar is de leuke werkelijkheid
| |
| |
dezelfde als de echte werkelijkheid? Is er geen verschil meer tussen Mickey Mouse en een echte muis? (idem).
Leuk is als entertainment: we worden vermaakt en we hoeven er lekker weinig voor te doen, en we kunnen daarna weer overgaan tot de orde van de dag. Daarom moeten heel serieuze, vaak als saai beschouwde dingen vaak ineens ‘weer leuk’ worden: politiek, naar school gaan, wetenschap etc: de scherpe, serieuze kantjes moeten eraf. Leuk is dus vooral ook: niet te moeilijk.
Ook de uitdrukkingen ‘één keer leuk’ of ‘even leuk’ laten zien dat sommige dingen alleen aangenaam zijn als je er niet te veel of te lang mee bezig hoeft te zijn. Ook de bekende zin ‘Het moet wel leuk blijven’ zegt wel iets: bepaalde zaken mogen niet te belastend worden.
Maar het is ook zo, dat sommige zaken of activiteiten die als cognitief, lichamelijk of emotioneel inspannend gelden, als minder zwaar beschouwd worden als men er een bepaalde aangenaamheid aan beleeft: het belastende ervan valt daarbij dan in het niet. Een opmerking uit het Jeugdjournaal over hockeyster Fatima Moreila de Melo die ook nog zingt (en in reclamespotjes speelt) illustreert dit: ‘Het is best wel veel. Maar omdat het leuk is, is het ook wel makkelijker vol te houden’ en ook tv-presentatrice Anita Witzier zei ooit ‘Dit is geen werk meer, dit is gewoon leuk’.
Die opgeruimde, bijna nuchtere manier waarop leuk aangenaam is, is te verbinden met de oude betekenis van leuk waarin de noties ‘koel, lauw blijvend; rustig’ belangrijk zijn. Het gaat bij het moderne gebruik van leuk immers ook om een nuchter, lauw soort ‘aangenaam gevoel’ dat niet doorslaat naar een gevoel dat sterker emotioneel beleefd wordt en dat in negatieve context zelfs als weinig diepgaand of zelfs oppervlakkig zou kunnen gelden.
Verder is juist het woord leuk vaak de noemer van een combinatie van aangenaam stemmende eigenschappen. Ewoud Sanders liet dat op 18 april 2007 zien in zijn rubriek Woordhoek op de site van de nrc: uit onderzoek is gebleken dat mensen op datingsites zichzelf het liefst aanprijzen met de woorden leuk, lief en gezellig. Leuk is dan vaak een soort gecombineerd etiket: want die leuke man op die site staat heel avontuurlijk op een hoge bergtop (en is dus misschien wel leuk in de zin van ‘op zoek naar avontuur’), maar poseert ook lachend met een hele groep vrienden (en is dus misschien wel leuk in de zin van ‘aardig en sociaal’), maar houdt ook van een grapje op zijn tijd (en dus ook leuk ‘humoristisch, grappig’). Ook in het corpuscitaat ‘De hoofdprijs, een doos chocolade, gaat naar diegene die de leukste man aan de haak heeft geslagen’ gaat het waarschijnlijk om een man die allerlei positieve eigenschappen combineert: het is inderdaad vooral de wereld van relaties en dating waarin het woord leuk zo vaak op deze manier gebruikt wordt. Heel handig, dit gecombineerde etiket, maar met leuk kun je je niet echt onderscheiden, want met ‘leuke mensen kun je de grachten dempen’ aldus de oma van Sanders. Toen ik zelf les gaf op de middelbare school omcirkelde ik het woord leuk in boekverslagen met rode pen en schreef ik erbij ‘Dit zegt niks!’: een vreemd gezicht, omdat dit woord ongeveer het
| |
| |
vaakst voorkwam in het hele verslag. Zo is het: leuk kan van alles zeggen, maar zegt daarom juist zo weinig.
Grappig is dat juist jongeren, die het woordje leuk zo vaak in hun boekverslagen laten opduiken, het woordje leuk ontoereikend vinden als ze echt ergens aangenaam door getroffen zijn: in deze leeftijdsgroep vind je heel veel verschillende termen om de ‘overtreffende trap van leuk’ uit te drukken. In mijn jeugd was alles natuurlijk ‘onwijs gaaf’, maar als ik dat nu zeg kijkt mijn dochter me enigszins meewarig aan. Vet, vet cool of cool zijn al tijden in, en ook termen als gruwelijk en wreed worden gebruikt, hoewel die eigenlijk juist een negatieve betekenis hebben. Ook lauw is een tijdje hip geweest: opvallend is ook dat dit woord niet erg positief is, en bovendien ook nog, heel toevallig, de vroegere betekenis van leuk is. Een aardig tv-programma dat een tijdje geleden werd uitgezonden was Hippie de Hipster, gepresenteerd door Peer Mascini die zich als zijn alter ego Hippie regelmatig op bijzondere wijze tot zijn jonge doelgroep richtte. Mascini gebruikte daarvoor een, gedeeltelijk zelfverzonnen, ‘jongerenjargon’. Hij roept kinderen zelfs op nieuwe woorden naar hem te mailen:
‘Wauzers! Soms ben ik zelf wat te wappy om een nieuwe spiffy kreet te bedenken. Dus als jij tranko genoeg bent om met een te boom nieuw woord te komen. Doe je ding nou en mail me’
(www.hippiedehipster.nl; nu uit de lucht - vw).
Het is natuurlijk niet zo dat Hippies woorden onder jongeren per se gebruikelijk worden maar het laat wel goed zien dat jongeren kennelijk altijd behoefte hebben om juist andere woorden dan het voor de hand liggende leuk, lekker of gezellig te gebruiken om uiting te geven aan alles wat hen aangenaam stemt, want dat is meestal veel leuker dan leuk.
Bij het opstellen van de betekenisbeschrijving van leuk is het al met al belangrijk om algemeen te blijven omdat leuk allerlei soorten aangenaamheid kan verwoorden en daarom een heel vaag woord is. Ik realiseer me dat je bij het opstellen van woordbetekenissen altijd zo specifiek mogelijk moet proberen te zijn: bij woorden als nukkig, oppimpen of vouwstoel gaat dat vrij aardig. Dat is bij een woord als leuk niet zo: bij leuk is het juist essentieel dat het een vaag woord is, anders zou het nooit zo breed inzetbaar zijn. Ik zou leuk nooit als ‘aardig, vrolijk, grappig’ beschrijven zoals dat bijvoorbeeld in het wnt gebeurd is, omdat deze beschrijving veel te specifiek is en bovendien suggereert dat leuk precies hetzelfde betekent als de drie genoemde woorden, wat niet zo is. Leuk is minder sterk, en benadert wel de betekenis van de genoemde woorden, maar ook nog van een heleboel andere woorden, zoals lief, mooi of spannend. De betekenis zou ik als volgt formuleren:
Leuk
Aangenaam stemmend, tot tevredenheid stemmend of een aangenaam gevoel gevend omdat iemand door iemand anders of een eigenschap of
| |
| |
gedraging van die persoon of door iets een goed gevoel krijgt bijvoorbeeld omdat die persoon of die zaak aardig, grappig, lief of mooi (etcetera) is zonder dat deze aangenaamheid ons emotioneel zeer raakt of dat we hier cognitief of op een andere manier veel moeite voor moeten doen om het te ervaren: het gaat om een vrijblijvend, redelijk neutraal soort aangenaam gestemd zijn dat niet heel nadrukkelijk beleefd wordt.
De vraag is natuurlijk of je in de definitie de aanleiding moet opnemen waarom iemand of iets een persoon aangenaam stemt, of dat je dat altijd uit de context moet afleiden, dus bijvoorbeeld ‘aangenaam stemmend omdat iemand of iets bijvoorbeeld aardig, grappig, lief of mooi is’. Anders verwoord: wat reken je nog tot een betekenis van een woord en wat wordt meer gedirigeerd door de context, de collocatie waarin het woord voorkomt? Ik denk dat het bij adjectieven - en bij het adjectief leuk in het bijzonder - altijd noodzakelijk is de gebruikscontext van een woord bij de betekenisbeschrijving te betrekken. Strikt genomen moet je een woord natuurlijk altijd in isolatie van zijn gebruiksomgeving kunnen definiëren, maar bij een woord als leuk, dat een vage betekenis heeft, is dit juist belangrijk omdat de context concreter invult in welk opzicht iets of iemand ‘aangenaam stemt’. Ik heb er dan ook voor gekozen een aantal specifiekere woorden als aardig, grappig (etcetera) op te nemen in de definitie ter illustratie, maar wil benadrukken dat juist de algemeenheid van de definitie zelf toelaat dat het gebruik van leuk binnen bepaalde contexten zoveel kanten op kan en dat aardig, grappig, lief, mooi, vriendelijk (etcetera) geen synoniemen zijn voor leuk: leuk kan de betekenis van die woorden benaderen maar is veel minder sterk en specifiek.
| |
3.4 Leuk: een typisch Nederlands woord?
De geringe emotionele beladenheid van leuk valt misschien wel te rijmen met de vermeend verstandelijke instelling van de Nederlander. Ik ben me er van bewust dat er vaak gegeneraliseerd wordt door kenmerken die slechts van toepassing zijn op sommige mensen als typerend voor een hele bevolkingsgroep te laten gelden. Toch vind ik de onderlinge overeenkomst tussen uitspraken over die Nederlandse volksaard treffend en wil ik die voorzichtig verbinden met het woord leuk. Nederlanders worden door buitenlanders vaak omschreven als rationele mensen die zich zelden emotioneel tonen, soms zelfs kil en afstandelijk; dit wordt bijvoorbeeld erg treffend omschreven in Van Ginkel (1997), Schnabel (2002) en Vuijsje (1999). Ook de uitdrukking ‘Doe maar gewoon dan doe je al gek genoeg’ benadrukt de rationele instelling van de Nederlander. Op televisie wordt voetballers, Idols-finalisten en overlevenden van rampen weliswaar voortdurend gevraagd te beschrijven ‘Wat er door hen heen ging’, maar toch: emoties uit je bij voorkeur niet, maar bespreek je.
De opmerkingen van de ‘Nederland-watchers’ zijn soms wat overdreven. Het is natuurlijk niet zo dat we helemaal geen woorden gebruiken die duiden op
| |
| |
wat meer emotionele betrokkenheid. Maar het is wel opvallend dat juist de Nederlandse taal een woord als leuk heeft, dat je heel handig voor allerlei soorten aangenaamheden kunt gebruiken: echt een woord voor Nederlanders, die toch niet zo gauw ergens emotioneel van ondersteboven zijn, en zo de dingen die hen aangenaam stemmen overzichtelijk onder een noemer kunnen vangen. Toegegeven, ook het Engels heeft een woord als nice, dat dezelfde vaagheid kent als leuk, en daarom ook ruim inzetbaar is, maar ‘dichter bij huis’ is het opmerkelijk dat het woord leuk in Vlaanderen lange tijd ongebruikelijk is geweest: het komt nu onder jongeren wel iets meer voor maar de meeste Vlamingen noemen leuk toch nadrukkelijk ‘Noord-Nederlands’ en geven de voorkeur aan woorden als tof of plezant. Een toffe jurk kan heel goed, maar een plezante jurk weer niet, dus beide woorden zijn niet zo ruim inzetbaar als leuk.
| |
Conclusie
Het woord leuk laat zich niet zo makkelijk definiëren. Het is van toepassing op personen, hun eigenschappen, karaktertrekken en gedragingen en op activiteiten, zaken, toestanden (etcetera) die ons aangenaam stemmen. Die aangenaamheid kan verschillende aanleidingen hebben: leuk kan bijvoorbeeld aangenaam zijn in de zin van aardig, grappig, lief, mooi of vriendelijk. Het is daarom belangrijk om, juist bij een redelijk ‘vaag’ woord als leuk, de context waarin het woord gebruikt wordt in het oog te houden. Leuk benadert positieve kwalificaties als aardig, grappig, lief (etcetera) maar is minder sterk en minder specifiek in betekenis. Belangrijk is dat voor het ervaren van die aangenaamheid weinig cognitieve en emotionele inspanning of betrokkenheid vereist is: leuk is altijd van toepassing op tamelijk vrijblijvende - negatiever verwoord oppervlakkige - vormen van aangenaamheid. Leuk is een handige collectieve noemer waaronder je verschillende soorten aangenaamheid kan vangen. Het is daarom een vaag woord, en het is dan ook niet gek dat ook de betekenisbeschrijving vaag is: want leuk, Ewoud Sanders zei het al, daarmee kun je je niet onderscheiden.
| |
| |
| |
Bibliografie
bree, cor van, Historische taalkunde. Leuven/Amersfoort, 1996, tweede druk. |
burger, peter en jaap de jong, Taalboek van de eeuw. Den Haag/Antwerpen, 1999. |
couperus, louis, Van oude mensen, de dingen die voorbijgaan. Eerste druk 1906; door mij gebruikt de tiende druk waarvan het jaartal niet vermeld staat. |
dale, van Groot Woordenboek der Nederlandse Taal. 11e druk (1984), 12e druk (1992), 13e druk (1999), cd-rom 1.3 (2000-2003), 14e druk 2005. Utrecht. |
emants, marcellus, Inwijding. Eerste druk 1901; door mij gebruikte druk Amsterdam, 1978. |
franck, johannes en nicolaas van wijk, Etymologisch Woordenboek der Nederlandsche taal. 's-Gravenhage, 1912-1936. |
geeraerts, dirk, Woordbetekenis, Een overzicht van de lexicale semantiek. Leuven, 1986. |
geeraerts, dirk, Wat er in een woord zit, Facetten van de lexicale semantiek. Leuven, 1989. |
geeraerts, dirk et al., The Structure of lexical variation, Meaning, Naming and Context. Berlin/New York, 1994. |
ginkel, rov van, Notities over Nederlanders. Amsterdam, 1997. |
sanders, ewoud, Woordhoek op Woordhoek, http,//weblogs.nrc.nl/weblog/woordhoek/2007/04/18/leuk/ |
vries, j. de en f. de tollenaere, Nederlands Etymologisch Woordenboek. Leiden, 1963-1971. |
vries, j. de en f. de tollenaere, Etymologisch Woordenboek, Onze woorden, hun oorsprong en ontwikkeling (eerste druk 1958). Utrecht, 2000. |
vuijsje, herman en jos van der lans, Typisch Nederlands, Vademecum van de Nederlandse identiteit. Amsterdam, 1999. |
waszink, vivien, Leuk is anders, de betekenis van het Nederlandse woord leuk. Doctoraalscriptie, Universiteit Leiden, juni 2003. |
wat is nederlands nog in dit land? Ingeleid door Paul Schnabel, met bijdragen van diverse auteurs. Breda, 2002. |
woordenboek der nederlandsche taal, bew. door M. de Vries, L.A. te Winkel, A. Kluyver [e.a]. Leiden, 1882-1998. |
|
liever leuk dan lastig, documentaire vpro's Tegenlicht op www.vpro.nl/programma/tegenlicht/afleveringen/17087422/ |
|
|