| |
| |
| |
De cd-rom roert de trom
Kroniek van het Nederlands voor anderstaligen
P. de Kleijn (Den Haag)
Maar als je kinderen echt iets wilt bijbrengen kun je dan tegenwoordig niet beter een cd-rom maken, of een televisieserie?
‘Het zal best, maar ik moet er niet aan denken. Cd-roms zijn mijn medium niet en wie de televisie op wil, krijgt te maken met een leger van oerdomme bemoeials. Laat mij maar gewoon boeken schrijven, die zijn veel beter te regisseren.’
Dat zegt de Duitse schrijver, essayist en dichter Hans Magnus Enzensberger in een interview over zijn wiskundeboek voor kinderen Der Zahlenteufel, in het Nederlands uitgebracht onder de titel De telduivel.
Enzensberger is een autoriteit maar hij is ook bijna zeventig. Of hij daarom te oud is voor de sprong naar de multimedia, weet ik niet. Maar dat de bemoeials onweerstaanbaar oprukken, is zeker. De inhoud van de papieren uitgave was en is toch vooral het domein van de schrijver, maar over de elektronische buigt zich niet alleen hij maar ook de ontwerper, de programmeur, de klankregelaar, de beeldregisseur, de informatoloog, de mediacoördinator of hoe deze bemoeials ook mogen heten. Ik zou ze overigens niet oerdom willen noemen. Ze zijn op hun gebied juist heel slim en die slimheid moet in het product zichtbaar worden. Dat gebied is echter niet de toegepaste taalkunde weshalve de didacticus het moet opnemen tegen de technicus. De geschiedenis leert dat de didacticus die strijd altijd verliest. Wie kijkt naar het multimediaal lesmateriaal dat de laatste jaren op de markt is gebracht, moet constateren dat deze geschiedenis zich herhaalt.
Wat zijn in de loop der jaren ook alweer didactische discussiepunten geweest? Moet je vertalingen geven of niet? Moet je expliciet grammatica aanbieden of niet? Moet het onderwijs communicatief respectievelijk notioneel-functioneel zijn of niet? Moet je receptief beginnen en langzaam overgaan op productief? Moet je fouten verbeteren en zo ja welke?
Deze en vele andere didactische discussiepunten worden thans onbekommerd platgewalst onder het geweld van de elektronica. ‘Hoe meer je klikt, hoe meer je leert.’
Het toverwoord van de jaren zestig was de ‘geprogrammeerde instructie’. Het uit die magie geboren talenpracticum zou een einde maken aan het grote leerdersleed. Maar de talenpractica hebben hun prestige al lang verloren en ‘drill’ is een vies woord geworden. Nu zijn er de multimedia met, het is waar, eindeloos meer mogelijkheden dan die oude geprogrammeerde instructie. Maar wat er aan de nieuwe media ook allemaal nieuw mag zijn, ze worden nog steeds geprogrammeerd.
Het is verbazingwekkend met hoeveel gemak materiaalschrijvers en docenten
| |
| |
taalkundige principes vergeten of afzweren om maar multimediaal te kunnen gaan en verbazingwekkend is het ook dat verguisde principes van de geprogrammeerde instructie nu plotseling opgevoerd worden als een van de sterke punten van een cd-romcursus.
Ondertussen bieden de nieuwe media prachtige nieuwe mogelijkheden. Eén apparaat, de computer, laat teksten, plaatjes en bewegende beelden zien, laat stemmen horen, neemt stemmen op en doet dienst als schrijfplank en dit alles kan op allerlei manieren gecombineerd en herhaald worden.
De nieuwe media kunnen gemakkelijk worden afgestemd op het individuele kennisniveau van de leerlingen en scheppen, in de woorden van mevrouw Netelenbos, toen nog staatssecretaris van Onderwijs, ‘ruimte voor hun eigenheid’. Gekoppeld aan het Internet openen ze letterlijk een venster op de hele wereld. En - ook niet onbelangrijk - leerlingen vinden het leuk. Jammer alleen dat de softwaremakers met deze indrukwekkende mogelijkheden nog onvoldoende raad weten.
In deze kroniek aandacht voor een aantal onderwijs-cd-roms. Ik beperk me daarbij tot cd-roms die zelfstandig bruikbaar zijn en spreek niet over cd-roms die een onderdeel vormen van een lespakket met nog ander materiaal.
Daarover in de volgende kroniek die zal verschijnen in NEM 3, 1999.
De Delftse methode heeft voor ‘De tweede ronde’ een Multimediaal zelfstudie programma op de markt gebracht. Deze cd-rom is bedoeld voor halfgevorderden met een veronderstelde woordenschatkennis van de 1200 meest frequente woorden. De oefenstof, waarbij Nederland en de Nederlandse samenleving centraal staan, omvat drie hoofdbestanddelen. In de eerste plaats luisteren. Men moet naar een tekst luisteren die men, naar keuze, op het scherm kan laten meelopen of verbergen. Men kan de zinnen nazeggen, maar deze kunnen niet opgenomen en terugbeluisterd worden. In de tweede plaats overhoren/controleren. De leerling krijgt zinnen uit een van de luisterstukken te horen en moet de zinnen intikken. In de derde plaats oefenen: in een gatentekst moeten woorden worden ingevuld. Bij een fout antwoord ziet en hoort men commentaar. Op het scherm zelf worden bepaalde moeilijkheden uitgelegd, terwijl men ook nog extra grammaticale uitleg kan opvragen door op gram. te klikken. Bovendien kan men van ieder woord de vertaling opvragen (beschikbaar in het Engels, Duits, Frans, Indonesisch en Spaans).
De (luister)teksten zijn interessant en gevarieerd en geven een heel goede indruk van talrijke aspecten van het leven in Nederland. Jammer is dat in deze luisterteksten de pauzes, zo te horen, pas achteraf zijn aangebracht. Dat is niet erg gelukkig gebeurd waardoor vaak de laatste klank van een fragment wordt afgeknepen. Dat bemoeilijkt de verstaanbaarheid en schaadt de zinsmelodie.
Bij het onderdeel overhoren/controleren wordt maar één toetsvorm gebruikt en dat is een beetje saai. Verder is het lastig dat je bij deze controletaak lukraak
| |
| |
met een tekstfragment wordt geconfronteerd zodat je vaak niet goed weet welk onderwerp er aan bod is.
Het is natuurlijk prachtig dat je door twee keer op een woord te klikken de gewenste vertaling op het scherm kunt laten verschijnen. Bij ‘gewone’ woorden werkt dat aardig, maar bij polyseme kan de leerling in de problemen komen. De Franstalige die wil weten wat in het zinnetje Begrijpt u dat niet? ‘dat’ betekent, mag kiezen uit que, cela, ce en qui. Nog problematischer wordt het bij de vertaling van modale partikels, terwijl separabele verba vaak niet als zodanig worden ‘herkend’. Wie bij Ga maar na op ‘na’ klikt, wordt niet verwezen naar ‘nagaan’ (plus vertaling) maar krijgt after, nach, après of despues de te zien. ‘Maar’ levert in het Engels but, only op, in het Frans mais, seulement, in het Spaans pero, solamente.
Als een van de zegeningen van computermateriaal wordt immers genoemd dat meteen wordt aangegeven of iets fout is en dat men aan het einde van een oefening de eindscore te zien krijgt. Dat is nuttig, op voorwaarde dat ook wordt uitgelegd waarom iets fout is. Bij het Delftse zelfstudieprogramma gebeurt dat. Maar toch is ook hier dat nut beperkt, want de computer maakt geen onderscheid in foutsoort: een spel- of een tikfout is even ‘erg’ als een morfologische dwaling, voor een k in plaats van een c wordt men even hard gestraft als voor ik wordt of ik wort en wie in het zinnetje Mogen ze u bij uw naam noemen of moeten ze ‘mevrouw’ () geen ‘zeggen’ maar ‘gebruiken’ invult, heeft het niet goed gedaan.
Als men de genoemde beperkingen voor lief neemt, biedt dit Multimediaal zelfstudie programma geschikt oefenmateriaal waarvan men zeker niet kan zeggen dat er een knieval is gedaan voor de techniek. Men is de uitgangspunten van de Delftse methode geheel trouw gebleven.
De Delftse methode: Nederlands voor buitenlanders, De tweede ronde, Multimediaal zelfstudie programma. Amsterdam: Boom, cd-rom, f 340, ISBN 90 5352 268 9.
Telefoneren 1 en Telefoneren 2 zijn twee cd-roms van ‘Libra Multimedia Limited’ met behulp waarvan men het voeren van telefoongesprekken kan oefenen. Die telefoontaal moet men ruim zien: namen en getallen begrijpen, mensen en plaatsen omschrijven, controleren of iets begrepen is, reageren op aanbiedingen en uitnodigingen, boodschappen aannemen, inlichtingen vragen, aanwijzingen geven.
De oefenstof biedt de mogelijkheid om te luisteren en te spreken (de leerling is een van de gesprekspartners: vraag of antwoord kunnen worden ingesproken en terugbeluisterd) en om ‘idioom’ te oefenen. Dat is de term van de bijsluiter, maar daarmee wordt in feite bedoeld: stereotiepe zinnen beluisteren en nazeggen. Luisteren kan met of zonder meelopende tekst. De meeste luister- en spreekopdrachten worden ondersteund door goede zinvolle plaatjes. Bij iedere
| |
| |
cd-rom zit een klein toetsprogramma waarin twintig heel praktische luisteropdrachten worden gegeven.
De opzet en de uitwerking van Telefoneren 1 en 2 zijn gelijk, maar de luister- en spreeksituaties verschillen. Iedere cd-rom omvat ongeveer twintig uur oefenstof. Om zinvol met dit materiaal te kunnen werken is basiskennis vereist.
‘Libra Multimedia Limited’ heeft ook uitgebracht Gesprek van de dag 1,2 en 3, drie cd-roms met elk ongeveer twintig uur oefenstof, afgestemd op leerlingen met basiskennis. De onderwerpen die aan de orde komen zijn: ontmoetingen, thuis, familie, gezondheid, vrije tijd, afspraken (Gesprek van de dag 1), vervoer, vakantie, het weer, hotels, restaurants, uitgaan (Gesprek van de dag 2), werk, bedrijfsleven, de wereld, zaken en economie, trends in de samenleving en gewoontes (Gesprek van de dag 3).
De cd-roms bieden de mogelijkheid om, met of zonder tekst, te luisteren, om te luisteren en te antwoorden, om het eigen antwoord te beluisteren, om stereotiepe zinnen (‘Ga je nog iets leuks doen vanavond?’; ‘Je ziet er slecht uit.’) te bekijken, te beluisteren, na te zeggen en terug te beluisteren en om ‘tekstoefeningen’ te doen. Deze laatste worden, volgens de bijsluiter, gegeven om de grammatica beter toe te passen. Met grammatica hebben ze echter maar weinig van doen. Vaker gaan ze over andere zaken: bij een antwoord de juiste vraag kiezen, de juiste reactie geven op een luisterfragment of woorden toevoegen aan een gegeven zin. De toets bij elke cd-rom bestaat uit vijftien opgaven die geselecteerd zijn uit het aangeboden oefenmateriaal. Men kan, ten slotte, ook oefenen met ‘veelgebruikte zinnen’.
De cd-roms van ‘Libra Multimedia Limited’ lijken me heel geschikt voor ‘erbij’, vooral voor personen die gaan deelnemen aan het gewone dagelijkse leven in Nederland en Vlaanderen. De multimediale mogelijkheden zijn evenwel beperkt: Er kan geen vertaling of grammaticale uitleg opgevraagd worden. De foutenscore wordt gegeven zonder verder commentaar. En ook hier blijkt dat de computer de nuance schuwt. Hoe was de reis? Kiest men voor ‘Het ging wel’, dan wordt de loftrompet gestoken. Zegt u ‘Niet slecht’ dan is gebrom uw deel. Het oefenen met ‘veelgebruikte zinnen’ heeft het nadeel dat die zinnen weinig samenhang vertonen en soms abrupt beginnen. Trends in de samenleving (Gesprek van de dag 3) begint zonder enige inleiding met: Volgens mij zou dat best wel eens kunnen veranderen. ‘Dat’? De volgende zin is: En dat percentage stijgt steeds. Welk percentage? Bij hetzelfde onderwerp (Trends in de samenleving) gaat men zonder enige overgang over van te veel auto's op het toenemend aantal echtscheidingen. Of is dat bewust gedaan?
De cd-roms Telefoneren 1, Telefoneren 2, Gesprek van de dag 1, Gesprek van de dag 2, Gesprek van de dag 3 van Libra Multimedia Limited zijn verkrijgbaar bij het Scheepvaart- en Transportcollege, Waalhaven (zuidzijde) 4, 3088 HH Rotterdam, tel. 010-2941234 (Mw. Cornelis).
Bij Wolters-Noordhoff verscheen een Multi-taal Beeldwoordenboek 2.0 (verder
| |
| |
MTB). Voor de bespreking daarvan moet ik het doen met een ‘demo’. Feit en term staan me tegen, maar inhoud en werking zijn duidelijk. Gepresenteerd worden ongeveer 700 woorden. ‘En begrippen’, zegt de bijsluiter. Maar aangezien het om een beeldwoordenboek gaat, moet men bij die ‘begrippen’ niet aan abstracte woorden denken. Genoemde 700 woorden horen bij 26 thema's (in de klas, in de pauze, het huis, gezondheid enzovoort). Kiest men voor bijvoorbeeld ‘In de klas’ dan verschijnt er op het scherm een klaslokaal met de gebruikelijke aankleding. Rechts op het scherm staan de woorden die bij dit thema behandeld worden. Klikt men op zo'n woord, bijvoorbeeld ‘krijtje’, dan licht op de foto van het klaslokaal bij het daar afgebeelde krijtje een rood bolletje op. Van dat krijtje kan men de vertaling krijgen in niet minder dan 30 talen. Verder kan men horen hoe het woord in het Nederlands wordt uitgesproken en ook hoe de vertaling ervan wordt uitgesproken in een aantal brontalen, te weten in het Arabisch, Duits, Engels, Farsi, Frans, Servo-Kroatisch, Somalisch en Turks.
Naast het eigenlijke woordenboek is er ook een oefenprogramma. Daarbij moet men woorden uitspreken en naspreken of woorden die de computer laat horen, aanwijzen in het rijtje met themawoorden of ze intikken. Deze opdrachten kunnen worden uitgevoerd terwijl men het corresponderende plaatje ziet of zonder dat men dat ziet. Deze oefeningen kunnen ook als toets gedaan worden.
Dat je tegelijkertijd een voorwerp ziet, kunt lezen hoe dat voorwerp in het Nederlands heet, kunt horen hoe dat Nederlandse woord wordt uitgesproken, wat de vertaling ervan is en de vertaling kunt horen, dat is iets heel nieuws waarnaar je verrukt zit te kijken. Als het MBT het daarbij had gelaten, zouden we beschikken over een weliswaar erg klein maar heel interessant woordenboek. Maar het MBT wil ook zijn ‘een middel om de woordenschat uit te breiden’. En dan denk je: was een van de gouden regels van de semantisering niet dat er geen geïsoleerde woorden werden aangeboden en dat de nieuwe woorden gepresenteerd werden in een zinvolle context?
De nieuwe media in de nieuwe kleren van de keizer. Ontkleed je de keizer dan zie je de kale woordenlijstjes van veertig jaar geleden.
Internationale Projectgroep MTB, Multi-Taal Beeldwoordenboek 2-0. Groningen: Wolters-Noordhoff, 1996. Pakket (cd-rom + handleiding) netwerkversie f 2000, stand-alone-versie f 600, ISBN 90 0197204 7; werkboek in ringmap 188 blz., f 27,50, ISBN 90 0197202 0; extra handleiding in ringmap 91 blz., f 100, ISBN 90 01 97201 1; demo, gratis, ISBN 90 01 07203 9.
De verleiding is groot om het Multi-Taal Beeldwoordenboek 2.0 te vergelijken met een gewoon, papieren beeldwoordenboek, het Compact Beeldwoordenboek (Nederlands, Engels, Frans, Duits), dat verschenen is bij Standaard Uitgeverij, Antwerpen/Sdu Uitgevers, Den Haag. Dat kan eigenlijk niet, want het eerste heeft vooral een didactisch en het tweede een lexicologisch doel. Maar als men dat even buiten beschouwing laat, is er mijns inziens toch ruimte voor een paar opmerkingen. De eerste is dat het beeld van de computer niet per se beter is dan
| |
| |
het beeld van het boek. De afbeeldingen in het Compact Beeldwoordenboek zijn haarscherp en veel duidelijker dan die in het MTB. De tweede betreft de verhouding tussen de omvang van het aangeboden lexicon en de prijs. Het MTB biedt in totaal ongeveer 700 woorden, het Compact Beeldwoordenboek ongeveer 12.000. Ook als men bedenkt dat men bij het MTB van deze 700 woorden vertalingen kan opvragen in dertig verschillende talen, - het Compact Beeldwoorden is viertalig-, dat men bij het MTB de uitspraak van de geselecteerde woorden in zeven verschillende talen kan horen en voor de schermtaal kan kiezen uit Nederlands, Engels, Frans en Duits en dat het MTB ook oefenmateriaal geeft, dan nog lijkt de vraag gerechtvaardigd of de multimediale vis die in de netwerkversie f 2000,- en in de stand-alone-versie f 600,- kost, niet erg duur betaald wordt. Het 957 pagina's tellende Compact Beeldwoordenboek hebt u in huis voor f 89,90.
En als je snel iets wilt opzoeken? Ik zocht de Duitse vertaling van koffiezetapparaat. Bij het Compact Beeldwoordenboek kwam ik, handgeklokt, op 27 seconden, bij het MTB - het programma was geïnstalleerd - op 1 minuut 40.
Los van een vergelijking met het MTB is het Compact Beeldwoordenboek een duidelijke, overzichtelijke, toegankelijke en zeer verzorgd uitgevoerde publicatie. Over de kwaliteit van de gegeven vertalingen kan ik niet oordelen.
Corbeil, Jean-Claude en Ariane Archambault, Compact Beeldwoordenboek. Thematisch woordenboek: Nederlands, Engels, Frans, Duits. Antwerpen: Standaard, 1997; voor Nederland: Sdu Uitgevers Den Haag. 957 blz., f 89,90, ISBN 90 75 56633 6.
Tot slot de cursus Colloquial Dutch waaraan ik in mijn vorige kroniek al aandacht had willen besteden, maar dat niet kon omdat ik niet over het volledige materiaal beschikte. Geen multimediale cursus maar een met boek en cassettes. Het cursusboek begint met een type-inleiding die doorgaans in het NT2-materiaal ontbreekt, maar die met name voor de extramurale neerlandistiek heel nuttig kan zijn. Daarin wordt behandeld waar en door wie Nederlands wordt gesproken, wat de termen Standaardnederlands/AN betekenen en wat het verschil is of niet is tussen het Nederlands van Nederland en Vlaanderen. Daarna volgt een uiteenzetting over de uitspraak en dan begint les 1 met Piet en Pauline en hun kinderen. Dus geen lange verhalen over doelgroepen en leerdoelen. Informatie daarover staat in de titel: het is een beginnerscursus voor Engelstaligen en het is een ‘complete’ cursus. Die kortheid kan ik waarderen, maar dat ‘complete’ had toch wel uitgelegd mogen worden. Het betekent, denk ik, dat alle gebruikelijke onderdelen aan bod komen: grammatica, woordenschat, informatie over de samenleving, met name de Nederlandse.
In Colloquial Dutch wordt in wat de auteur de ‘Language points’ noemt veel uitleg gegeven, niet alleen over grammatica en taalfuncties, maar ook over vaak voorkomende taalmoeilijkheden (bijvoorbeeld over notoire struikelblokken als het noorden, ten noorden van, noordelijk) en over praktische zaken als geld,
| |
| |
het schrijven van een brief, het voeren van een telefoongesprek of het gebruik van voor- en achternaam. Die uitleg is duidelijk en zorgvuldig en getuigt van veel kennis van zaken. In de rubriek ‘culture point’ gaat het over koffiemelk, hoeveel kussen door wie op welke wang, Koninginnedag, warm eten, sju en sjekkie en ook hier treft de scherpe observatie die verwoord wordt in een aangename en relaxte schrijfstijl.
Voorts omvat de cursus leesteksten, dialogen en oefeningen. Bij die oefeningen zit van alles: grammaticale opdrachten, vertaalopdrachten, substitutie-, inversieen woordvolgordeoefeningen. Een minpunt is het gering aantal lexicale oefeningen, terwijl er voorts weinig oefenstof is die de leerder goed voorbereidt op communicatief taalgebruik, een voorbereiding die hij ook niet hoeft te verwachten van de twee cassettes die bij de cursus horen. Op deze cassettes staat een zeer lange inleiding in het Nederlandse klanksysteem, veel, in het Engels gegeven uitleg bij de teksten en de gesprekken, en de teksten en gesprekken zelf. De opnames klinken weinig natuurlijk, er is weinig variatie in het stemmenmateriaal en vooral: de op de achterflap vermelde ‘native speakers Dutch’ spreken in een aantal gevallen met een voor lesmateriaal onaanvaardbaar sterk Engels accent.
In les 7 eet men nog die lekkere pannenkoeken van vroeger. Mmm!
Donaldson, Bruce, Colloquial Dutch. The Complete Course for Beginners. London and New York: Routledge, 1996. Book, 310 blz., ISBN 0-415-13086-7; 2 cassettes, ISBN 0-415-13087-5. Prijs hele pakket f 105; prijs boek f 42,60.
|
|