Neerlandica extra Muros. Jaargang 1999
(1999)– [tijdschrift] Neerlandica extra Muros / Internationale Neerlandistiek– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 37]
| ||||
Het schrijn opgepoetst
| ||||
[pagina 38]
| ||||
Gloucester en Jan van Beieren (2.10 en 7.7) niet afkomstig zijn uit het Receuil d'Arras zoals de Bronvermelding op pp. 414-415 het wil doen geloven. Het is dus oppassen geblazen wanneer een specialist in letteren zich op prenten stort. Maar ook zal men niet voetstoots aannemen dat de oorlogen om Italië tussen Frankrijk en het huis Habsburg een begin namen in 1500, zoals de tijdtafel op p. 407 vermeldt; het was natuurlijk zes jaar eerder. Het is duidelijk dat de bezorger meer thuis is in de tijd waarin Huizinga leefde dan in die waarover hij schreef. Wie de illustraties nauwkeurig bekijkt, zal aanmerkelijke verschillen opmerken in de technische kwaliteit van de reproducties. Naast prachtige afbeeldingen, waarvan er enkele niet eerder werden gepubliceerd, komen er ook enkele tientallen voor die onscherp zijn en waarvan de kleuren onecht, flets, hard of overdreven zijn. Dit is geen flou artistique maar het raster en het verlies aan kleurenbalans dat optreedt wanneer foto's gereproduceerd worden uit bestaande boeken in plaats van door originele ektachromes. De uitgever leverde dus slechts gedeeltelijk een kwaliteitsproduct. Soms valt dat te excuseren wanneer afbeeldingen heel moeilijk of zelfs niet meer te verkrijgen zijn. Wanneer echter vrijwel alle schilderijen van Van Eyck, Memling, Van der Weyden, Gerard David en nog wel enige andere afbeeldingen aantoonbaar technische gebreken vertonen, moet de authenticiteit van de bronvermelding in vraag worden gesteld. Kan een uitgever voor een prestigieuze uitgave op grote oplage zomaar, zonder bronvermelding, tientallen afbeeldingen overnemen uit bestaande boeken?
Het is al gezegd, de bezorger en zijn metgezellen publiceerden naast de briefwisseling ook nog lijvige dissertaties die het ontstaan van Huizinga's oeuvre tot in detail doorgronden. Zij hebben zich verdiept in alle documenten die de reconstructie toelieten van de ontwikkeling en de verspreiding van zijn gedachtegoed. Voor Van der Lem ging het erom Huizinga's visie op Nederlands beschaving in de zeventiende eeuw te zien groeien. Dit boek van bescheiden omvang acht hij een studie van 400 bladzijden waard, omdat uit ongepubliceerde colleges, aantekeningen en lezingen blijkt dat de meester zich gedurende zijn hele leven vragen heeft gesteld over de Nederlandse culturele identiteit in de Europese context. Deze thematiek hield Huizinga persoonlijk bezig als lid van de Commissie voor Intellectuele Samenwerking van de Volkenbond. De vragen die hij toen opwierp hebben nog al hun actualiteit behouden, ook al zullen wij nu vaak anders aankijken tegen attitudes zoals patriottisme dan Huizinga. Van der Lem reconstrueert tot in detail Huizinga's levensloop en intellectuele prestaties en gaat na hoe tijdgenoten op hem reageerden en hij op anderen. Hij houdt zich verre van vragen naar ‘het gelijk’ of de confrontatie met actuele zienswijzen. Het gaat erom Huizinga in zijn tijd te plaatsen, en zijn aanzienlijke rol op het nationale en internationale forum tijdens het interbellum te belichten. Léon Hanssen volgt een zelfde demarche met betrekking tot Huizinga's cultuurkritische geschriften, inclusief Herfsttij. Degelijk vakwerk, ruime blik op het Europese politieke en culturele landschap van die tijd, fraai geschreven. Mij bekruipt wel eens de neiging om dit allemaal wel erg veel van het goede te vinden. Men kan | ||||
[pagina 39]
| ||||
in verrukking blijven over Huizinga's visie en schrijfstijl, men kan zijn innovatieve denkbeelden waarderen. Het oppoetsen van het nationale schrijn waarin zijn oeuvre is bijgezet hoeft ons er echter niet toe te brengen - zoals bij deze auteurs wel het geval lijkt - om bepaalde tijd-, plaats- en persoonsgebonden opvattingen en informatie, die bij Huizinga natuurlijk ook aanwezig zijn, in beate bewondering geheel te ontzien. Niet uit afgunst past het om hierop af te dingen, maar omdat het tachtig jaar na het verschijnen van Herfsttij toch wel erg droevig met de Nederlandse geschiedschrijving gesteld zou zijn indien ze het nog steeds bij Huizinga's canon zou houden. Nu ieder stukje papier uit het Huizinga-archief en de vele belendende percelen doorvorst is, beschikken we over een prachtige intellectuele situering van deze historicus. Van de huidige generatie historici wordt verwacht dat zij nu haar eigen problematiek en visie ontwikkelt. Gelukkig is dit proces gaande, al kost het tijd om die ingang te doen vinden en beschikt niet iedere auteur over Huizinga's genie. | ||||
Besproken titels
|
|