Neerlandica extra Muros. Jaargang 1992
(1992)– [tijdschrift] Neerlandica extra Muros / Internationale Neerlandistiek– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 35]
| |||||||||||||||||||||||||
Enige kritische opmerkingen over leerboeken Nederlands als vreemde taal
|
1. | de zogenaamde natuurmethodes, ook wel directe methodes genoemd. In deze methodes wordt de taal direct aangeboden, zonder ‘bemiddelende’ taal of metataal.
Deze methodes zouden een afspiegeling zijn van de natuurlijke wijze waarop kinderen hun taal leren; |
2. | de zogenaamde filologische ofwel indirecte, meestal grammaticaal-lexicale (en grammaticaal-textuele) methodes. In deze methodes wordt de taal aangeboden met behulp van een ‘bemiddelende’ taal, soms zelfs met behulp van een metataal. |
Het eerste type kunnen we buiten beschouwing laten, want dit wordt in geen enkel leerboek Nederlands als vreemde taal toegepastGa naar eind(1).
Het andere type neemt in de bestaande leerboeken de vorm aan van hetzij de klassiekeGa naar eind(2), hetzij de audio-lingualeGa naar eind(3), hetzij de audio-visueleGa naar eind(4), hetzij de gemengdeGa naar eind(5) methode. Ik zal hier gemakshalve die verschillende varianten samenvatten onder de term globale methodes. We gaan ervan uit dat elk ervan uit een aantal gedetailleerde procedures en technieken bestaat, waarvan het overheersende soort over het specifieke karakter van de methode beslist. Zo zal een methode die hoofdzakelijk uit audio-linguale oefeningen bestaat audio-linguaal genoemd worden. De naam van de methode wordt met andere woorden bepaald door de dominerende procedure.
Een nieuwe methode berust gewoonlijk op een hergroepering of herwaardering van een of meer gebruikelijke procedures uit bestaande methodes. Zo berust de recent bepleite audio-lexicale methodeGa naar eind(6) (Nieuwborg 1984, Van der Ree 1986) op een herwaardering van het audio-element en van expliciete woordenschataanbieding. Daarbij vergeet men wel eens dat iedere methode ook altijd een zeker aantal constanten omvat die onmisbaar zijn voor haar effectiviteit en zelfs bruikbaarheid. Tot die constanten behoren vooral de contrastieve benadering en het aanbod van taalmateriaal. Natuurlijk, onderwijs van een vreemde taal met globale methodes, impliceert - door het gebruik van de bemiddelende taal - als zodanig een voortdurende confrontatie met de moedertaal van de leerling. Maar het is belangrijk dat deze frustratie bewust en systematisch gebeurt.
Nu is een opvallend methodologisch tekort in vele beschikbare leerboeken
Nederlands als vreemde taal, volgens mij, het ontbreken van deze systematische confrontatie, met andere woorden het niet consequent hanteren van de confrontatieveGa naar eind(7) of ook wel contrastieveGa naar eind(8) methode. Bijzonder funest is dit manco bij het onderwijs Nederlands als vreemde taal aan leerders van wie de moedertaal een Slavische taal is - bijvoorbeeld het Pools. De grammaticale structuur van die talen verschilt zoals bekend zeer sterk van de Romaanse of Germaanse talen. Ondertussen is de belangstelling voor het Nederlands in het Slavische taalgebied de laatste paar jaar flink toegenomen. Men zou dus speciaal voor Slavische leerlingen bedoelde leerboeken Nederlands als vreemde taal moeten schrijven. Aan een Poolse student hoeft men bijvoorbeeld niet uit te leggen wat een naamval is, wanneer men de als relict voorkomende naamvalsvormen van de Nederlandse lidwoorden of pronomina bespreekt. In zijn moedertaal beschikt die student namelijk over zeven verschillende naamvalsvormen in twee grammatische getallen en drie declinaties. Men zou hem daarentegen wel moeten uitleggen hoe het Nederlands zonder naamvalscategorie toch functioneert. Uitgelegd zou moeten worden hoe het ontbreken van naamvallen in een naamvalloze taal gecompenseerd wordt, welke taalmiddelen ter beschikking staan om de verschillende functies van de naamvallen in de moedertaal uit te drukken. Men zou uitvoerig de vervangingsstructuren moeten opsommen. Dat zou in concreto uitbreiding betekenen van het deel over de prepositieconstituenten. Vooral een vanuit het Slavische casussysteem uitgewerkte behandeling van de voorzetselstructuren in het Nederlands zou hier erg nuttig zijn. Bij de behandeling van het werkwoord zou men de Poolse student minder over de relictverschijnselen van het aspect moeten vertellen, maar des te meer over het gebruik van de tijden, die in het Pools minder talrijk zijn en anders gebruikt worden. In de syntaxis eist het verschijnsel van de vaste woordvolgorde in verschillende zinstypen een uitgebreide bespreking. Het ontbreken van een formeel gekenmerkt casussysteem maakt immers een rigoureuzer volgordegebruik noodzakelijk. Voorts moet het lidwoord uitvoerig behandeld worden, aangezien Slavische talen dat niet kennen. De lijst van soortgelijke contrasten zou men nog aanzienlijk kunnen uitbreiden. Maar de aangehaalde voorbeelden lijken mij te volstaan om het stimuleren van een contrastieve en confrontatieve behandeling in de leerboeken te rechtvaardigen.
Ik zie naast dit methodologisch tekort ook praktische gebreken in de meeste bestaande leerboeken Nederlands als een vreemde taal. Het eerste is dit. Alle mij bekende leerboeken lijden aan een stiefmoederlijke behandeling van de syntaxis. Dit verwijt geldt in het bijzonder voor de didactische grammatica's. De syntaxis wordt meestal marginaal behandeld en niet als een afzonderlijk onderdeelGa naar eind(9). De syntaxis zou, als deel van de grammatica dat zich met woordverbindingen en vooral met zinnen bezighoudt, in het onderwijsproces en in de leerboeken een ruimere plaats moeten krijgen. De talige communicatie tussen mensen komt toch vooral tot stand via zinnen, hoewel men tegenwoordig vaak ziet beweren dat de tekst de eenheid van communicatie isGa naar eind(10). In de leerboeken voor Nederlands als vreemde taal kan echter nog niet gewerkt worden met grotere teksteenheden als alinea, paragraaf, kort verhaal, brief, dialoog etc. Er bestaat immers nog geen
uitgewerkte en werkbare theorie voor dergelijke grotere taaleenheden. De tekstlinguïstiek verkeert nog in een beginstadium. En ofschoon ze al haar eigen plaats heeft opgeëist in de linguïstiek, biedt zij vooralsnog nauwelijks mogelijkheden voor de vreemde-talendidactiek.
Schema didactische literatuur
Leerboeken Nederlands als vreemde taal | ||
---|---|---|
algemeen | grammatica | lexicon |
inhoud: | inhoud: | inhoud: |
grammatica + lexicon | grammatica | lexicon + fraseologie |
ordeningsprincipes van het taalmateriaal: | ordeningsprincipes van het taalmateriaal: | ordeningsprincipes van het taalmateriaal: |
didactisch van aard | taalkundig van aard | taalkundig van aard |
- principe van de gelijkwaardige behandeling van beide componenten: én grammatica, én lexicon
- principe van de gradatie van de moeilijkheden - principe van de indeling in didactische eenheden [lessen] |
- grammaticale subsystemen
- woordsoorten [of omgekeerd] |
- woordsoorten
- thematische groepen - lexicale categorieën = homoniemen = synoniemen = antoniemen = paroniemen |
Overal als basisprincipe: confrontatieve en contrastieve presentatie van het aan te leren Nederlands taalmateriaal |
Een tweede praktische tekortkoming van de meeste leerboeken Nederlands als vreemde taal betreft de behandeling van de woordenschat: die blijft nog te vaak beperkt tot kale lijsten met lexicale eenheden, meestal opgesteld in alfabetische volgorde na het leesstuk, of in de volgorde waarin ze in dat leesstuk verschijnen. Er wordt zelden of nooit gebruik gemaakt van nuttige structurele relaties zoals homonymie, synonymie, antonymie of paronymieGa naar eind(11). Om didactische redenen is de aandacht voor deze verschijnselen, in het bijzonder de paronymieGa naar eind(12) zeer wenselijk, want dat bevordert het inzicht dat ook het lexicon gestructureerd is. En inzicht in de regelmaat vergemakkelijkt het verwerven van de vreemde taal. Om dezelfde reden zou men in de leerboeken ook meer de nadruk moeten gaan leggen op woordvorming en fraseologie. Tot nog toe krijgt één verschijnsel uit
de morfologie, dat toch al in het oog springt, uitgebreid de aandacht, namelijk de diminutiefvormingGa naar eind(13). Voor de andere woordvormingsregelmatigheden is er veel minder aandacht. De produktiviteit in de Nederlandse morfologie wordt veel te veel verwaarloosd. In verband hiermee zou ik zelfs willen voorstellen, dat men in de didactische literatuur een nieuw genre invoert, of voor zover dat reeds aanwezig is, zou ik er op willen aandringen dat het meer ontwikkeld wordt. Ik doel hier op leerboeken voor woordenschatverwerving parallel met didactische grammatica's. In die woordenschatverwervingsboeken zouden de bovengenoemde lexicale regelmatigheden een ruime behandeling moeten krijgen evenals de woordleer en de fraseologieGa naar eind(14). De term fraseologie gebruik ik in dit verband als een ruime verzamelnaam voor verschijnselen als idioom (met een kluitje in het riet sturen, van het kastje naar de muur), vaste verbindingen (aan de slag gaan, aan bod komen) en vaste voorzetsels (denken aan, denken om, denken over, denken op).
Samenvattend zijn dus de volgende drie tekorten te signaleren in de bestaande leerboeken Nederlands als vreemde taal. Ten eerste: afwezigheid van een bewust en systematisch hanteren van de confrontatief-contrastieve methode. Ten tweede: te beperkte aandacht voor de syntactische verschijnselen. Ten derde: een erg onsystematische behandeling van het lexicon.
- eind(1)
- Montens, F. en Sciarone, A.G. Nederlands voor buitenlanders. De Delftse methode. Amsterdam, Boom Meppel, 19863, p. 5, schrijven: ‘De in dit boek gehanteerde methode, die wij tot de klasse der natuurmethodes rekenen, wijkt fundamenteel af van traditionele taalmethodes, inclusief de meeste natuurmethodes’. In feite presenteren ze in hun leerboek helemaal niet de natuurmethode van het bekende type dat Arthur J. Jansen uitgewerkt heeft voor het Engels, Frans, Duits en Latijn, en dat gepropageerd wordt door The Nature Method Institutes, die in de hoofdsteden van vele Europese landen aanwezig zijn.
- eind(2)
- Bijvoorbeeld Herfurth, H. Niederländisches Lehrbuch. Leipzig, Enzyklopädie, 1986. Stembor, L. en Predota, S. Mówimy po Niderlandzku. Kursdla poczatkujacych/Wij spreken Nederlands. Een cursus voor beginners. Warszawa: Wiedza Powszechna, 1986.
- eind(3)
- Bijvoorbeeld Lagerwey, W. Speak Dutch - an Audio-lingual Course. Amsterdam: J.M. Meulenhoff, 19702. Baten, L. en Van Reijen, H. Inzicht. Nederlands voor beginnelingen. Leuven, Instituut Levende Talen, KUL, 3 delen. Perscher-Ter Meer en Fontein, A.M. Kursus Nederlandse taal voor gebruik in het taalpraktikum, 3 delen. Utrecht: Stichting Nederlands Centrum Buitenlanders te Utrecht.
- eind(4)
- Bijvoorbeeld Levend Nederlands. Een cursus Nederlands voor buitenlanders. Herziene uitgave. Department of Linguistics, University of Cambridge, Afdeling Toegepaste Taalwetenschap, Vrije Universiteit te Amsterdam. Cambridge, University Press, 1984 + Hulstijn, J.H. en Schellart-Huizinga, M.W.M. Oefenmateriaal behorende bij Levend Nederlands. Een audiovisuele cursus Nederlands voor buitenlanders. Amsterdam: VU Uitgeverij, 19874.
- eind(5)
- Ik denk dat alle radiocursussen hierbij horen, bijvoorbeeld Kal. Joost, M. Dutch by Radio. A course in basic Dutch. Hilversum, Radio Nederland. Polling, O. Dutch by Radio. A course in spoken Dutch. Hilversum: Radio Nederland. De Mulder Banello, F.E. Holandéspor Radio. Un curso de holandés elemantal para hispanoparlantes. Tercer curso. Hilversum: Radio Nederland. En vooral de twee beroemde radiocursussen van Entjes, H. In Holland staat een huis. Niederländisch für Anfänger en Bij ons in Nederland; beide uitgegeven Hilversum: Radio Nederland. De meest recente uit de reeks is van Beheydt, L. en De Geest, J. Doet u mee? Le néerlandais à la portée de tous. Radio Nederland Wereldomroep, die door de auteurs een audio-lexicale cursus wordt genoemd. Zij beroepen zich hoofdzakelijk op het auditieve element waardoor ze de audiolinguale methode benaderen, maar tevens sluiten ze geschreven teksten niet uit, voorzien van grammaticaal commentaar en met woordenlijsten, toegankelijk in de speciale publikaties, die de radiocursussen begeleiden (waardoor ze bij de klassieke methode aansluiten). Hiertoe kunnen ook de volgende handboeken gerekend worden: Nieuwborg, E. en Ostyn, P. Vlot vooruit, 4 delen, en Vlot Nederlands, 3 delen. Deurne-Antwerpen: Uitgeverij Plantyn, talrijke oplagen. Fontein, A.M. en Pescher-Ter Meer, A. Help! Een cursus Nederlands voor buitenlanders. Deel 3: Zal ik u even helpen? Utrecht: Nederlands Centrum Buitenlanders, 1983. Schoenmakers, A. Praatpaal. A Dutch Course for Beginners. Cheltenham, Stanley Thornes, 19875. Duvigneau, E., Kortas, J. en Olijkan, E. Zestien plus. Een doorstromingsgericht basisprogramma Nederlands als tweede taal voor volwassenen. 2 Delen + docentenhandleiding. Groningen: Wolters-Noordhoff, 1987.
- eind(6)
- Zie in dit verband de in Neerlandica extra Muros verschenen artikelen van Nieuwborg, E. ‘De audio-lexicale aanpak: een aantrekkelijk alternatief’, in: Neerlandica extra Muros, 43 (1984), p. 50-57 en van Van Der Ree, S. ‘Woorden leren in het vreemde-talenonderwijs’, in: Neerlandica extra Muros, 46 & 47 (1986).
- eind(7)
- Er bestaan weliswaar werken als: Predota, S. Konfrontative Phonologie polnisch-niederländisch. Wroclaw, 1983 of Aarts, F.G.A.M. en Wekker, H.CHR. A Contrastive Grammar of English and Dutch. Contrastieve grammatica Engels/Nederlands. Leiden: Martinus Nijhoff, 1987, maar dit zijn academische handboeken, die de wetenschappelijke beschrijving en de theoretische opleiding op het gebied van desbetreffende disciplines beogen en niet het praktische onderwijs van het Nederlands als vreemde taal.
Voor het Frans zijn er verder ook didactische contrastieve grammatica's van het Nederlands beschikbaar: Sonck, G. Grammatica Nederlands. Bruxelles: De Boeck, 1989, Bruffaerts, F. en Du Mong, F. A claire-voie. Grammaire de référence du néerlandais contemporain. Lier: Van In, 1981. Er heeft voorts in de jaren '70 een contrastieve reeks bestaan Series (CAS), 8 delen, Acco. Onder redactie van Dirven, R. en Engels, L.K. (1970-1980) (vooral Frans-Nederlands en Engels-Nederlands).
Recent is Uitgeverij Peeters in Leuven met een nieuwe contrastieve reeks begonnen waarvan ondertussen het eerste deel verschenen is: Nederlands, Frans, Engels in contrast. Deel 1: De nominale constituent (1991).
- eind(8)
- De vaktermen ‘confrontatief’ en ‘contrastief’ zijn voor mij geen synoniemen; ‘confrontatief’ betekent ‘globaal vergelijkend voor didactische doelen met het accent op overeenkomsten en verschillen tussen de grammaticale en lexicale structuren van de respectievelijke talen’; ‘contrastief’ betekent ‘uitsluitend gericht op de tegenstellingen (contrasten) tussen de vergeleken talen’. Deze interpretatie van de vaktermen komt overeen met de Poolse terminologische traditie op dat gebied, die door de Poolse germanist uit Poznan, Zabrocki, Loedewijk gevestigd is. Cf. Zabrocki, L. Zur Theorie der konfrontativen Sprachwissenschaft ‘Glottodidactica’, VII, 1975, p. 3-9. Idem. ‘Grundfragen der konfrontativen Grammatik’, in: Probleme der kontrastiven Grammatik = Jahrbuch des Instituts für deutsche Sprache. Düsseldorf, p. 31-52. Idem. O tak zwanych ‘studiach kontrastywnych’. Problem jezykoznawstwa konfrontatywnego. À propos de si-disant études contrastives. Le problème de la linguistique confrontative. ‘Lingua Posnaniensis’, XIX, 1975, p. 9-29. Wawrzyniak, Z. ‘Konfrontative Textlinguistik und Fremdsprachenunterricht’, in: Szulc, A. [ed.], Sprachwissenschaft und Fremdsprachenunterricht. Poznan, 1975, p. 53-58. Morciniec, N. ‘Kontrastieve linguïstiek en vreemde taalonderwijs’, in: Verslag van het Zesde Colloquium IVN. 's-Gravenhage-Hasselt, 1978, p. 109-118. Stegeman, J. Aspekte der kontrastiven Syntax am Beispiel des Niederländischen und Deutschen. Berlin, Walter de Gruyter, 1979.
- eind(9)
- Cf. Vannes, G. Grammaire de base du Néerlandais parlé et écrit, 13e edition. Bruxelles: De Boeck, 1979. Morciniec, N. Zarys gramatyki niederlandzkiej/Hoofdlijnen van de Nederlandse grammatica. Wroclaw: Uniwersytet Wroclawski, 19802. Donaldson, B.C. Dutch Reference Grammar. 's-Gravenhage, Martinus Nijhoff, 1981.
Een volledig overzicht (tot 1989) van didactische grammatica's Nederlands als vreemde taal is te vinden in Beheydt, L. en Jansen, F. ‘Een normatief-pedagogische grammatica voor volwassenen’. Voorzetten 21. Nederlandse Taalunie.
- eind(10)
- Overigens sluit het ene het andere niet uit.
- eind(11)
- Merkwaardig, dat zelfs de speciale handboeken of het didactisch materiaal voor het aanleren van de woordenschat (bij voorbeeld Donaldson, B. A Dutch Vocabulary. Melbourne: AE Press, 1983, zich beperken tot een indeling van de woordenschat in thematische groepen. Toch is er ook in dit tijdschrift al aandacht gevraagd voor de lexicale aspecten van de woordenschatverwerving (Beheydt, L. ‘Woordenschat in het vreemde-talenonderwijs’, in Neerlandica extra Muros 42, 1984).
- eind(12)
- In het begrijpen van de vakterm ‘paroniem’ volg ik Olga Visnjakova, auteur van een klein maar uitstekend woordenboekje van de Russische paroniemen onder de titel Paronimy sovremennogo russkogo jazyka/Paroniemen van het tegenwoordig Russisch. Moskva: ‘Russkij Jazyk’, 19872, met een voortreffelijke theoretische inleiding. Volgens Visnjakova, (p. 16), zijn paroniemen ‘de verwante of naar de betekenis identieke woorden van één stam, met het accent op een en dezelfde lettergreep, die tot één grammaticale categorie behoren - tot één woordsoort, één geslacht of één aspect, indien het werkwoorden of hun vormen zijn - en verschillende begrippen benoemen’, bijvoorbeeld: abonnent: abonnement; kinderlijk: kinderachtig; heel: geheel; diplomaat: diplomaticus; fantastisch: fantasierijk; organisch: organisatorisch; vriendelijk: vriendschappelijk; kwaad: kwaadaardig, enz
- eind(13)
- Cf. bij voorbeeld Lagerwey, op. cit.
- eind(14)
- Er is al een begin gemaakt; ik doel op publikaties zoals: Ballegeer, F.J.A. Idiomata Neerlandica. Taaloefeningen voor het hoger onderwijs [...]. Kortrijk-Heule: UGA, 1981. Hart, J. en Polter, H. Leerwoordenboek voor buitenlanders voortgekomen uit een projekt van de Vereniging Vluchtelingenwerk Nederland. Groningen: Wolters-Noordhoff, 1983/19873. Beheydt, L. Een zinnig woord. Lier: Van In, 1989. Beheydt, L. en Wieers, T. Elementair Woordenboek Nederlands. Lier: Van In, 1991. De Kleijn, P. en Nieuwborg, E. Basiswoordenboek Nederlands. Groningen: Wolters-Noordhoff, 1983/1987(5). De Kleijn, P. Alexander. Leerboekter uitbreiding van de Nederlandse woordenschat van anderstaligen. 's-Gravenhage: Uitgave in eigen beheer, 1986/1987(2). Maar dat zijn allemaal verschillende versies van de zakelijke, thematische ordening van de woordenschat (De Kleijn, P. of van het tonen ervan in zijn relaties met de grammatica (Ballegeer, De Kleijn en Nieuwborg), in het bijzonder met de syntaxis (Hart en Polter) en niet van de presentatie van zijn regelmatigheid door het zich beroepen op de morfologische en andere principes, die deze verzameling kenmerken.