Neerlandica extra Muros. Jaargang 1992
(1992)– [tijdschrift] Neerlandica extra Muros / Internationale Neerlandistiek– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 40]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Functionele grammatica en modale partikels in directieve zinnen
|
1. | Ga (MP) zitten. |
2. | Kom (MP) binnen. |
vragen, waarin eens, even, misschien, nou, ook en soms kunnen voorkomen:
3. | Kun je het raam (MP) dicht doen? |
4. | Wil je het zout (MP) aangeven? |
5. | Mag ik de peper (MP) hebben? |
6. | Kan ik het raam (MP) dicht doen? |
7. | Mag ik je (MP) storen? |
bewerende zinnen met moeten, waarin eens, even, maar en ook kunnen voorkomen:
8. | Je moet (MP) uitkijken. |
9. | Je moet je (MP) vasthouden. |
De term ‘directief’ is uiteraard niet alleen op dergelijke zinnen toepasbaar, maar ook op andere paradigma's. Wegens ruimtelijke beperkingen is dit echter niet de plaats om hier verder op in te gaan. We hanteren derhalve een wat losse definitie van de term directief en zeggen dat het zinnen zijn zoals 1 t/m 9, die volgens de taalhandelingstheorie van Searle (1976) ‘pogingen zijn van de spreker om de hoorder iets te laten doen’Ga naar eind(1).
De vragen die ik in verband met deze partikels in zulke zinnen wil beantwoorden zijn: 1. wat is hun functie hier? en, 2. waarom hebben we de keus uit zoveel van deze MPs? Ik wil de antwoorden hierop trachten te vinden met behulp van de Functionele Grammatica zoals die beschreven staat in Dik (1989). Een van de belangrijkste aspecten van Diks theorie op het ogenblik (en hier van belang) is dat zij ten minste vier verschillende lagen van de zin onderscheidt waar verschillende taalkundige verschijnselen operationeel kunnen worden gemaakt. Zo zijn er vier niveaus waarop delen van de zin kunnen worden voorgesteld:
1. | het predicaat, dat een eigenschap of relatie aangeeft; |
2. | de predicatie, die een stand van zaken aangeeft; |
3. | de propositie, die een mogelijk feit aangeeft; |
4. | en de zin (de clause), die een taalhandeling aangeeft. |
Predicaat, predicatie, propositie en clause kunnen verder worden gespecificeerd door satellieten en operatoren. Deze laatste zijn grammaticale uitdrukkingsmiddelen, terwijl satellieten lexicaal van aard zijn. Op niveau 1 ‘dragen zij bij tot de verdere definitie van de interne structuur van de stand van zaken’ (Dik 1989, 56); op het tweede niveau wordt de stand van zaken door satellieten en/of operatoren in tijd, ruimte en het cognitieve veld geplaatst. Op het propositionele niveau kan de spreker ‘zijn persoonlijke evaluatie van of houding tegenover de propositionele inhoud [van het gezegde] uitdrukken’ (idem, 58-59); en op het hoogste niveau dragen operatoren en satellieten bij aan de uitdrukking van de illocutieve kracht van de uiting. Voorbeelden hiervan staan in tabel 1:
tabel 1: | ||
---|---|---|
operatoren | satellieten | |
niveau 1 | aspect | bijwoorden van wijze |
niveau 2 | tijd, objectieve modaliteit | bijwoorden van tijd |
niveau 3 | subjectieve modaliteit | naar mijn mening |
niveau 4 | DECL (aratieve)
INT (errogatieve) IMP (eratieve) |
kortom |
Uitgaande van de mogelijkheid dat de negen partikels in kwestie in een rangorde kunnen worden geplaatstGa naar eind(2), kan men een oplossing voor de vraag m.b.t. de functie van MPs in (een of meer van) Diks vier niveaus zoeken. Zij zouden dan operatoren of satellieten kunnen zijn die uitdrukking geven aan schakeringen van een bepaald taalkundig verschijnsel (bijvoorbeeld modaliteit of beleefdheid). De vraag m.b.t. de grote keus aan MPs is dan ook beantwoord, omdat het om diverse schakeringen gaat. Het feit dat zij het grootste gedeelte van hun lexicale inhoud lijken te hebben verloren, maakt het aannemelijk dat ze binnen het kader van Diks theorie eerder de status van operator dan die van satelliet hebben. Dit verlies aan lexicaal gewicht is gemakkelijk aan te tonen door middel van het volgende zinnenpaar:
10. | A: Kun je de deur soms dicht doen?
B: Soms wel. |
waar B soms foutief interpreteert als een bijwoord van tijd en niet als een partikelGa naar eind(3).
De illocutieve operatoren in tabel 1 (DECL, INT en IMP) ziet Dik als operatoren die uitdrukking geven aan wat hij basisillocuties noemt: bewerende, vragende of bevelende zinnen. Deze basisillocuties kunnen een soort conversie ondergaan waardoor de basisillocutie op een andere manier wordt uitgedrukt. Twee van
zulke grammaticale conversiemechanismen zijn mitigation en reinforcement, die het door de illocutie uitgedrukte kunnen verzwakken of versterken. Allerlei beleefdheidsstrategieën kunnen tot deze conversiemechanismen gerekend worden. Tot zover Dik (1989).
Een nader onderzoek van samengestelde zinnen met MPs brengt een interessante discrepantie in de distributie van de partikels in kwestie aan het licht. Kijken we naar de zin:
11. | Is het lastig om de deur [MP] dicht te doen? |
dan zien we dat alleen eens en even op de MP-plaats kunnen staan. Nu is het complement met om... te in zin 11 van niveau 2, aangezien het is lastig een propositie is, niveau 3 dus. Het complement van een propositie moet altijd van een lager niveau zijn dan de propositie zelf en is derhalve een predicatieGa naar eind(4). Het complement van Ik zei in zin 12 is echter een propositie, omdat Ik zei zelf een illocutie is en derhalve een propositie in zijn bereik kan hebben:
12. | Ik zei hem de deur [MP] dicht te doen. |
In zin 12 zien we dat behalve eens en even, ook maar, ook en toch mogelijk zijn. Proberen we MPs in een hoofdzin te zetten waar het illocutieve niveau tot uitdrukking komt, bijvoorbeeld:
13. | Is het [MP] lastig om de deur dicht te doen? |
dan zien we dat hier alleen dan, nou, misschien en soms mogelijk zijn. Dit zou dan tot de conclusie kunnen leiden dat deze laatste vier illocutieve operatoren zijn, maar, ook en toch propositionele operatoren, en eens en even predicatieve operatoren.
Een bekend probleem i.v.m. deze partikels is het feit dat ze zelden alleen voorkomen, maar meestal in een soort cluster. De volgorde van zo'n cluster is echter streng bepaald, bijvoorbeeld:
14a. | Doe de deur nou maar eens dicht. |
en bijvoorbeeld niet:
14b. | Doe de deur *maar nou eens dicht. |
14c. | Doe de deur *eens nou maar dicht. |
Dit schijnt te wijzen op een vaste volgorde van MPs: niveau 4, niveau 3, niveau 2. Dik (1989, hfst. 16) toont aan dat als operatoren van verschillende niveaus aanwezig zijn, zij volgens juist deze zelfde hiërarchie geordend zijn.
Eerder onderzoek (Vismans 1991 en i.v., alsmede ongepubliceerde gegevens) heeft uitgewezen dat eens altijd sterker/minder beleefd dan even is, ook en toch sterker dan maar, en nou en dan sterker dan misschien en soms. Hanteren we nu Diks termen mitigation en reinforcement, dan zien we dat sommige MPs reinforcers zijn en andere mitigators. Maar verder zien we ook dat mitigation
en reinforcement niet alleen een kwestie van het illocutieve niveau zijn, zoals voorgesteld in Dik (1989), maar ook op het niveau van de predicatie en de propositie kunnen optreden. Tabel 2 laat de distributie van MPs over de drie basisillocuties op de drie niveaus (2, 3 en 4) zien.
tabel 2: verspreiding van MPs | |||||
---|---|---|---|---|---|
niveau | status | MP | verspreiding | ||
DECL | INT | IMP | |||
4 | reinf. | dan | - | - | + |
nou | - | + | + | ||
mitig. | misschien | - | + | - | |
soms | - | + | - | ||
3 | reinf. | ook | + | + | - |
toch | - | - | + | ||
mitig. | maar | + | - | + | |
2 | reinf. | eens | + | + | + |
mitig. | even | + | + | + |
We kunnen de volgorde-principes samenvatten door te zeggen dat:
1. | niveau 4 gaat voor niveau 3 gaat voor niveau 2; en |
2. | reinforcer gaat voor mitigator. |
Deze laatste regel laat zich illustreren aan bijvoorbeeld:
15a. | Houd je mond eens even. |
maar niet:
15b. | Houd je mond *even eens. |
Op niveau 4 kunnen twee reinforcers van datzelfde niveau voorkomen, namelijk nou en dan. Zij zijn dan verwisselbaar.
Het bereik van de operatoren reinforcement en mitigation op de diverse niveaus is dan als volgt: op niveau 4 is het de mate waarin de spreker zich tot de taalhandeling verplicht, op niveau 3 de mate waarin hij zich tot de propositie verplicht en op niveau 2 de mate waarin hij zich verplicht tot de door de predicatie uitgedrukte verplichting. Dit laatste kan altijd versterkt of verzwakt worden; vandaar de aanwezigheid van even en eens in alle drie typen van basistaalhandeling. De afwezigheid van maar in INT kan verklaard worden door het feit dat een propositie die al betwijfeld wordt d.m.v. een vraag (d.w.z. door INT) niet langer verzwakt hoeft te worden. Maar versterking is wel mogelijk op alle drie niveaus. De afwezigheid van misschien en soms bij IMP en DECL kan op eenzelfde wijze worden verklaard. Beide basisillocuties zijn
overte uitdrukkingen van een verplichting die een verzwakking niet toestaat. IMP kan echter wel versterkt worden.
Het bovenstaande is slechts een schets van nog verder uit te werken onderzoek. Veel vragen blijven nog bestaan, zoals: waarom het verschil tussen ook en toch, en tussen nou en dan? Waarom kunnen een mitigator en een reinforcer van hetzelfde niveau naast elkaar optreden in dezelfde zin (zie bijvoorbeeld 15)? Gezien het feit dat het gebruik van MPs in dit soort directieve zinnen facultatief is, rijst de vraag wat de plaats van de nul-optie is. De rol van intonatie moet worden onderzocht. Tevens is nog niet duidelijk of de rol van MPs verandert al naargelang het soort werkwoord. Zo lijken eens en even meer versterkende c.q. verzwakkende invloed te hebben op pure handelingswerkwoorden (als doen in 16) dan op een werkwoord als wachten in 17Ga naar eind(5):
16a. | Doe dat eens. |
16b. | Doe dat even. |
17a. | Wacht eens. |
17b. | Wacht even. |
Niettemin blijkt wel dat het mogelijk is binnen de Functionele Grammatica een antwoord op deze en andere vragen te zoeken.
Bibliografie
DIK, S.C. The Theory of Functional Grammar I. The Structure of the Clause, Dordrecht: Foris, 1989. |
SEARLE, J. ‘A Classification of Illocutionary Acts’, Language in Society, 5 (1976), p. 1-23. |
VISMANS, R. ‘Dutch Modal Particles in Directive Sentences and Modalised Directives in English’, Multilingua, 10 (1991), p. 111-122. |
VISMANS, R. ‘Dutch Modal Particles in Directive Sentences’, in: Kirsner, R.S. (red.), The Low Countries and Beyond (i.v.), Lanham: University Press of America, 1992. |
- eind(1)
- Alle vertalingen uit het Engels zijn van mijzelf.
- eind(2)
- Het is voor een native speaker van het Nederlands niet moeilijk om aan te geven dat nou sterker is dan bijvoorbeeld maar. D.w.z. dat met maar meer beleefdheid wordt uitgedrukt dan met nou. Dit zou kunnen betekenen dat er binnen de groep MPs een rangorde van beleefdheid bestaat.
- eind(3)
- Dit soort woordgrapjes komt in de spreektaal veel voor en kan gezien worden als een test om te bepalen of een woord als MP of als gewoon bijwoord beschouwd moet worden.
- eind(4)
- Het is lastig is op zijn beurt door middel van de illocutieve operator INT weliswaar tot illocutie ‘verheven’, maar dat doet hier niet ter zake. Het om... te complement is een complement van de propositie het is lastig, niet van de illocutie Is het lastig?
- eind(5)
- Dank ben ik verschuldigd aan Theo Janssen, die me hierop opmerkzaam heeft gemaakt.