| |
| |
| |
Nederlandstalige Surinaamse literatuur
Een kort overzicht van de laatste tien tot vijftien jaren
Ch. H. Eersel (Amsterdam)
Literaire taalkeuze
Men is gewoon de letterkunde in te delen volgens de taal waarin ze geschreven is. Dat dit criterium niet altijd houdbaar is, blijkt uit b.v. de onderverdelingen die men binnen één naar taal gedefinieerde letterkunde maakt. Zo wordt de Spaanse letterkunde meestal onderverdeeld in de Spaanse (van Spanje dus) en de Latijns-Amerikaanse. In Latijns-Amerika zelf wordt de literatuur doorgaans nationaal gepresenteerd: Mexicaanse, Argentijnse, Columbiaanse. Wat de Engelse letterkunde betreft, spreekt men van Britse en Amerikaanse.
Maar wanneer een land veeltalig is, zou men de nationale samenhang van de literaire cultuur geweld aandoen, als alleen de taal als indelingscriterium gebruikt zou worden. Daar in twee- of meertalige landen ook persoonlijke, individuele twee- of meertaligheid voorkomt, kan het gebeuren dat een schrijver zijn werken in verschillende talen schrijft, ja, zelfs binnen één werk kan hij verscheidene talen hanteren, of aan codewisseling doen. Voor zijn eigen landgenoten/lezers hoeft hij er geen vertalingen of toelichtende voetnoten bij te voegen, omdat die lezers ook meertalig zijn. Men zal dus om de samenhang, de eenheid zo men wil, van veeltalige letterkunde aan te geven andere criteria moeten hanteren. Welke mogelijkheden tot literaire taalkeuze heeft de Surinaamse schrijver?
De volgende talen hebben de laatste jaren een literaire functie gekregen, dat wil zeggen, dat er een redelijk aantal literaire werken in geschreven en gepubliceerd worden.
1. | Het Nederlands, dat de officiële taal is van Suriname en ook de enige onderwijstaal is. |
2. | Het Sranan, dat de algemene omgangstaal is, de lingua franca. Het is (nog) niet gestandaardiseerd. De literaire schrijftraditie is vrij jong, veertig jaar. |
3. | Het Sarnami (Hindi), dat is de Surinaamse variant van het Hindi, liever gezegd, een zelfstandige ontwikkeling van een aantal aan het Hindi verwante Indiase talen. Ook in deze taal is de literaire schrijftraditie erg jong. Het standaard Hindi van India heeft wel een literaire traditie. De sociale functie van het Sarnami is beperkt tot etnische groepstaal. |
Er worden in Suriname behalve de drie genoemde talen nog wel vijftien talen gesproken, maar de literaire produktie in die talen is verwaarloosbaar klein. Natuurlijk is er zoals overal in de wereld een levendige orale traditie. De bewerking daarvan komt langzaam op gang. De publikatie van dergelijke volksverhalen geschiedt meestal in tweetalige edities: Nederlands en de oorspronkelijke taal.
| |
| |
Als een Surinaamse schrijver het Nederlands kiest als literaire taal, kan hij twee kanten op. Hij kan zich zo goed mogelijk houden aan het standaard Nederlands van Nederland, het A(B)N dus, met dien verstande dat hij verschillende niet-Nederlandse woorden zal moeten gebruiken om de Surinaamse natuur te kunnen beschrijven. Hij kan ook als uitdrukkingsmiddel het zogenaamde Surinaams-Nederlands gebruiken, dat is de variant van het Nederlands die dagelijks mondeling wordt gebruikt, en waarin de laatste tijd literair geëxperimenteerd wordt. Overigens schreef Albert Helman reeds in 1954 in deze variant van het Nederlands zijn bewerking van Green Pastures van Marc Connelly. Toch is het meeste werk van Albert Helman in het standaard Nederlands geschreven. Zelfs van de codewisseling Nederlands/Sranan, die bijna hèt kenmerk is van de door Surinamers in het Nederlands geschreven verhalen, maakt Albert Helman nauwelijks gebruik. Bij Edgar Cairo treffen we het andere uiterste. Het Surinaams-Nederlands is zijn literaire taal bij uitstek. Hij gaat daarin zo ver dat men zijn Surinaams-Nederlands Cairojaans is gaan noemen. In Suriname kunnen de lezers weinig waardering voor Cairo's taal opbrengen: zo praten we toch niet? Cairo's succes in Nederland komt doordat de Nederlandse lezers het ‘echte’ Surinaams-Nederlands niet kennen.
De Surinaamse schrijver van Creoolse afkomst kiest dus het standaard Nederlands, het Surinaams-Nederlands, het Sranan of combinaties daarvan. De Hindostaanse schrijver kan dezelfde talen kiezen plus het Sarnami, het Hindi of het Urdu. Hindi en Urdu worden gekozen afhankelijk van de aangehangen religie, respectievelijk Hindu of Islam.
In Nederland zullen de Surinaamse schrijvers hun werken altijd voorzien van vertalingen, voetnoten of woordenlijsten.
| |
Surinaamse letterkunde
Ondanks de verscheidenheid in literaire taalkeuze kunnen we toch aannemen dat er zoiets bestaat als de Surinaamse letterkunde. Schrijvers en lezers maken uit wat ze een Surinaams literair werk noemen. De taal en de plaats (Suriname of Nederland) spelen daarbij geen rol. Michiel van Kempen (1987, p. 30) stelt de volgende definitie voor van de Surinaamse literatuur:
Surinaamse literatuur omvat alle orale en geschreven literatuur voortgebracht in een of meer van de door groepen gehanteerde talen van Suriname, waaruit een (historisch gefundeerd) bewustzijn blijkt van te horen tot Suriname en bij te dragen aan de uitbouw van het Surinaamse cultuurgoed.
Maar reeds lang vóór Van Kempens definitie werd, vooral door jongeren, de inhoud van die definitie toegepast om b.v. juist Albert Helman buiten te sluiten. De generatie van de jaren zeventig vond Helman en zijn werken niet representatief voor Suriname. En waarom niet? Helman was naar de mening van die groep te westers. En toch lazen ze hem! Die zeventigers moesten zich ergens tegen afzetten. Ze waren druk bezig met het omhoog halen van een Surinaams nationaal besef, iets dat overigens reeds in de jaren vijftig was ingezet, maar nu op 25 november 1975 een bijzonder accent zou krijgen door de onafhankelijk- | |
| |
heidsverklaring. Pas recentelijk, in de jaren negentig vooral, komt er een herwaardering voor Albert Helman als Surinaams schrijver.
| |
Nederlandstalige Surinaamse letterkunde
a. In Nederland
In het navolgende beperk ik mij tot een kort overzicht van de Surinaamse letterkunde die in het Nederlands is geschreven. Daartoe reken ik ook het Surinaams-Nederlands. Dat Nederlands kan voor wat de woordenschat betreft merkbaar verschillen van dat van Noord-Nederland zonder echter daardoor geheel onverstaanbaar te worden voor de Noordnederlandse lezers. Het gaat dan niet alleen om de uit andere talen overgenomen woorden ter aanduiding van de tropische natuur, maar ook om woorden die in het moderne Noordzee-Nederlands verouderd of vergeten zijn of in andere betekenissen voorkomen, zoals bottelarie voor bijkeuken en kraken voor het aanmoedigen van een favoriete sportclub. Wie belangstelling heeft voor de woordenschat van het Surinaams-Nederlands kan terecht bij Van Donselaar, Woordenboek van het Surinaams-Nederlands (1976, 19892). In syntactisch opzicht verschilt het Surinaams-Nederlands weinig van het A(B)N. De uitspraak wijkt wel af van de standaard uitspraak van het A(B)N.
In de laatste tien à vijftien jaren treedt steeds duidelijker een verschil aan het licht tussen de Surinaamse schrijvers die in Nederland wonen en daar hun werken laten uitgeven, en de schrijvers die in Suriname wonen en publiceren. Het verschil betreft het lezerspubliek en de thema's. De Surinaamse schrijvers in Nederland richten zich primair of zelfs uitsluitend tot Europees-Nederlandse lezers. Hun taalkeuze past zich aan bij het taalgebruik van die lezers. Als ze afwijkend Nederlands of andere talen gebruiken verklaren ze de afwijkende woorden. In Suriname doen de schrijvers dat niet. Wat de thema's betreft, zien we dat de in Nederland wonende Surinaamse schrijvers een soort verdediging of rechtvaardiging van hun anders zijn naar voren brengen: migrantenliteratuur dus. Een gevestigd auteur als Albert Helman die tot de Nederlandse canon behoort, keert in zijn laatste werken terug tot zijn ‘roots’. Lees b.v. zijn Hoofden van de Oayapok! Roman in vijf redevoeringen, uit 1984. Maar zijn ruim tachtig werken kan men moeilijk tot de migrantenliteratuur rekenen. Hij werd in 1903 geboren en kwam reeds in het begin van de jaren twintig naar Nederland en integreerde zich in de Nederlandse en Europese cultuur.
De jongere schrijvers, die bovendien pas een jaar of vijftien in Nederland wonen schrijven allemaal over hun herkomst, over de ontmoeting of botsing met de ‘witte’ cultuur. Edgar Cairo, geboren in Suriname in 1948, is de meest produktieve van hen. Hij schrijft zowel poëzie als proza, in het Nederlands en in het Sranan, maar vooral in het Surinaams-Nederlands. Door zijn eigenzinnig gebruik van het Surinaams-Nederlands heeft hij in Nederland nog meer bekendheid verworven dan door het strikt literaire van zijn werk. Kollektieve schuld of famir' man sani (1976) heeft ook in Suriname lezers gevonden. Zijn andere werken zijn niet erg populair in zijn geboorteland, voornamelijk door het gebruik van het Cairojaans.
| |
| |
Merkwaardig is zijn gewoonte tweetalige titels aan zijn boeken te geven, ofschoon de inhoud eentalig Surinaams-Nederlands is: Obja sa tan a brewa! Er zal geen einde zijn aan brouwsels van magie!, gedichten uit 1975; Adoebe-lobi Alles tegen alles (1977); Mi boto doro / Droomboot havenloos (1980). Edgar Cairo schrijft in zijn romans, gedichten en toneelstukken over de Afro-Surinaamse cultuur, over de Creool in Suriname zelf en in Nederland. In feite is de rode draad in zijn werk de moeizame strijd voor emancipatie van de zwarte mens met zijn zwarte cultuur.
Een ander voorbeeld van een jongere auteur die in Nederland woont is Astrid Roemer, geboren in 1947. Ook zij beoefent net als Cairo alle genres: poëzie, drama en romankunst, maar zij schrijft in gewoon A(B)N. Wel komen er Sranan woorden in haar teksten voor, maar die verklaart ze voor de Nederlandse lezer. Haar thema's zijn terug te brengen tot de migrantenliteratuur, echter niet zo nadrukkelijk als bij Cairo. Daarnaast speelt het vrouw zijn een bijzondere rol in haar boeken, waardoor ze een universeler karakter krijgen. Neem mij terug Suriname (1974) beschrijft het heen en weer geslingerd worden tussen Nederland en Suriname; een soort heimwee-literatuur kan het genoemd worden, hetgeen in de titel van de herschrijving duidelijker wordt: Nergens ergens (1983). Echte bekendheid in Nederland verwierf Astrid Roemer met Over de gekte van een vrouw (1982). Met de roman Levenslang Gedicht (1987) is zij gaan behoren tot de canon van de Nederlandse letterkunde. En toch heeft deze roman een Verantwoording nodig van twee en halve pagina om bepaalde passages te verklaren voor de Nederlandse lezer. Op de achterflap van het boek staat:
Levenslang Gedicht gaat over het zoeken naar God, dus over het geworstel met geliefden; over bloedverwanten, dus over de angst voor de dood. Levenslang Gedicht is een tocht langs de kringloop van ons bestaan.
De opbouw van het werk in vier delen rondom de wisseling van Europese seizoenen doet ook al niet vermoeden dat hier een Surinaamse schrijfster aan het woord is. Het boek opent met ‘I zon in stier, de natuur zoekt vastigheid... de zon verspreidt warmte; de knoppen springen open...’. Het tweede deel loopt van februari tot en met april en van september tot en met december. De delen drie en vier bestrijken weer andere jaargetijden, zodat de wisseling van de jaargetijden niet chronologisch is. In 1989 verscheen van haar de novelle Alles wat gelukkig maakt. Daarin wordt over een driehoeksverhouding verteld.
Bij Joanna Werners, geboren in 1953, krijgen we de combinatie zwart bewustzijn en feminisme in de Nederlandstalige Surinaamse letterkunde. Haar roman Droomhuid (1987) is de eerste lesbisch-feministische roman in de Surinaamse letteren genoemd.
Bea Vianen werd geboren in 1935. Ze debuteerde met gedichten en korte verhalen in Suriname. Zij woont en publiceert in Nederland. Opzettelijk gebruik van het Surinaams-Nederlands komt in haar werken niet voor. Zij is echter Surinaamser in haar thema's dan Astrid Roemer. Haar meest bekende roman Sarnami hai is al oud, 1969, en heeft als thema het verzet tegen knellende tradities, in dit geval een meisje dat in opstand komt tegen de Hindostaanse
| |
| |
tradities. Knellende banden proberen te breken, ontkomen aan dwingende voorschriften en opvattingen, allemaal thema's die we terugvinden in haar andere romans, zoals Strafhok (1971) en Geen onderdelen (1979). In Ik eet, ik eet, tot ik niet meer kan (1973) zijn herinneringen aan haar eigen jeugd verhuld, waaronder het leven in een R.K. meisjesinternaat in de kolonie Suriname.
Een schrijfster die zich pas in 1982 in Nederland vestigde is Thea Doelwijt. Zij werd geboren in 1938. In Suriname behoorde ze tot de groep vernieuwers van het toneel. In Nederland houdt zij zich weer bezig met cabaret en toneel. Het toneelstuk Iris (1987) is een protest tegen het militarisme in Suriname. Dat militarisme en de beruchte moorden van december 1982 hebben veel Surinaamse pennen in beweging gezet.
Zo verscheen in 1988 De tranen van Den Uyl, een toneelstuk geschreven door Hugo Pos over een Surinaams journalist en de decembermoorden. Hugo Pos, geboren in 1913, is een aparte figuur onder de in Nederland wonende Surinamers. Aan de ene kant schrijft hij verhalen die in Suriname spelen en uit hij zijn emotionele betrokkenheid bij zijn geboorteland, zoals in De tranen van Den Uyl. Aan de andere kant neemt hij in zijn poëzie en verhalen duidelijk afstand van wat migrantenthematiek heet, en schrijft hij universeel. Zijn verhalenbundel Het doosje van Toeti (1985) is een voorbeeld van zijn gerichtheid op Suriname, zijn tweede verhalenbundel De ziekte van Anna Printemps (1987) speelt overal. Nog meer dan in het proza vindt men in de poëzie van de in Nederland wonende Surinamers de migrantenthematiek terug: heimwee, protest tegen de koloniale culturele overheersing, vervreemding en discriminatie. Vele gedichten worden tweetalig uitgegeven (met vertalingen in het Nederlands). Op de Surinaamse poëzie-avonden wordt de traditie uit het geboorteland voortgezet om, voor een begrijpend eigen publiek, gedichten vanaf een podium voor te dragen. Baldewsingh, geboren in 1962, is een dichter die zowel in het Nederlands als in het Sarnami publiceert. Zijn bundel Nederlandse en Sarnami gedichten verscheen in 1988 onder de titel Voor wat ze werkelijk te zeggen hebben.
| |
b. In Suriname
In het voorgaande is erop gewezen, dat in dit artikel alleen de in het Nederlands verschenen werken uit de Surinaamse letterkunde besproken zullen worden, en dat we ons verder zullen beperken tot de laatste tien à vijftien jaar. De in Nederland wonende schrijvers publiceren hun poëzie in het Nederlands of in tweetalige bundels, in Suriname verschijnt veel werk in andere talen dan het Nederlands. De Nederlandstalige werken die hier aangehaald worden zijn dus niet representatief voor de gehele Surinaamse letterkunde zoals die momenteel beoefend wordt in Suriname.
De situatie in Suriname is ook anders dan in Nederland voor wat literaire taalkeuze en thematiek betreft. In de eerste plaats komt daar de migrantenthematiek niet voor. De landen, werelddelen moet ik zeggen, van herkomst: Afrika en Azië, spelen wel af en toe een rol in de poëzie en in het drama, maar niet overheersend en zeker niet in de zin van heimwee of terugkeer. Nederland
| |
| |
komt in de literatuur naar voren als het land van de overheerser, vandaar anti-kolonialisme als thema. Maar over ontmoeting en over botsing wordt niet gesproken. Slavernij en contractarbeid worden nog steeds verwerkt in de literatuur, omdat de pijnlijke gevolgen daarvan nog voelbaar zijn. Het verzet tegen de Surinaamse elite die klakkeloos de Europese (= Nederlandse) cultuur heeft overgenomen is ook een van de vele thema's, die toch weer indirect te maken hebben met Nederland. Maar we komen ook de nationalistische verheerlijking van eigen land, volk, natuur en geschiedenishelden tegen. De taalkeuze is duidelijk. De niet-Nederlandse woorden en zinnen in Nederlandstalig werk krijgen geen vertaling mee, poëzie en toneelwerken zijn meestal eentalig niet-Nederlandstalig. Het proza daarentegen is overwegend in het Nederlands of het Surinaams-Nederlands. Een overzicht van de Nederlandstalige letterkunde van Suriname geeft dus noodzakelijkerwijs slechts een fragmentarisch beeld van de literaire bedrijvigheid in dat land. Als men leest dat Suriname multicultureel, multi-etnisch en multilinguaal is, dan wil die typering nog niet zeggen dat de bewoners zelf dit zo ervaren in de dagelijkse praktijk. Die verscheidenheid is hun eenheid: zo is Suriname.
| |
Dichters
Er zijn schrijvers die voornamelijk poëzie hebben gepubliceerd en wel overwegend in het Nederlands.
De meest bekende onder hen is Shrinivasi, geboren in 1926. Hij heeft ook wel gedichten gepubliceerd in andere talen dan het Nederlands, maar de poëzie die hem bekendheid heeft gegeven is Nederlandstalig. Van Slory daarentegen, de grootste in het Sranan schrijvende dichter, moet juist het omgekeerde gezegd worden. Hij blijft daarom jammer genoeg buiten dit overzicht van Nederlandstalige schrijvers.
Shrinivasi heeft ook de gewoonte om aan zijn bundels tweetalige titels te geven, terwijl de gedichten zelf voor het merendeel in het Nederlands zijn geschreven. Ofschoon Suriname - natuur, mensen en geschiedenis - zijn inspiratiebron is, kan men niet zeggen dat hij beperkt nationalistisch is. Zijn poëzie heeft een zacht melancholische ondertoon. In 1984 verscheen een grote door Geert Koefoed samengestelde bloemlezing van zijn gedichten onder de titel Een weinig van het andere.
Bhai (geboren in 1935) publiceerde slechts één bundel gedichten: Vindu (1982). De titel is Hindi en betekent geheim, maar de gedichten zelf zijn in het Nederlands. Zijn lyriek is filosofisch-beschouwend.
In de derde plaats kan genoemd worden Trudie Guda (geboren in 1940) die in haar bundel Vogel op het licht (1981) de actuele situatie van Suriname op poëtische wijze verwoord heeft.
Geheel anders dan de drie genoemde dichters is Orlando Emanuels. Hij werd geboren in 1927, publiceerde reeds in de jaren zestig enkele verspreide gedichten, maar verwierf pas in de jaren tachtig bekendheid. Het is alsof de militaire dictatuur die in 1980 werd ingesteld hem tot poëtische rijpheid bracht. Zijn poëzie is geëngageerd. In de bundel Getuige à decharge (1987) komt een dichter
| |
| |
naar voren die gerijpt de jaren van onderdrukking in poëzie weet te verwoorden. Verschillende Surinaamse schrijvers hanteren naast het Nederlands en de Surinaamse talen ook het Engels in hun poëzie. Eén van hen heeft echter ook een bundel in het Nederlands uitgegeven. Martha Tjoe Nij, geboren in 1953, publiceerde in 1982 de bundel Vandaag is de dood, met erotische lyriek.
Voor wat de laatste tien tot vijftien jaren betreft kan nog één in Suriname wonende schrijver genoemd worden die voornamelijk poëzie heeft gepubliceerd. Het is Albert Mungroo, geboren in 1931. Hij heeft ook heel veel gedichten in het Sranan en enkele in het Engels geschreven. De belangrijkste thema's in zijn gedichten zijn religie en filosofie, b.v. in Een zucht uit het hart (1982).
Er zijn nog talrijke ‘minor poets’ te noemen, maar hun werk is wat de kwaliteit betreft te wisselvallig, zowel literair als typografisch. Wat het laatste betreft, moet men weten dat Suriname nauwelijks uitgevers kent en zeker geen uitgevers die bereid zijn poëzie uit te geven. De meeste dichters publiceren daarom noodgedwongen hun bundels in eigen beheer en zorgen zelf voor de distributie. Zo'n manier van boekproduktie komt de typografische kwaliteit beslist niet ten goede.
De volgorde waarin deze zes ‘Nederlandstalige’ dichters genoemd zijn, zegt ook wel iets over de kwaliteit van hun poëzie. Maar ik haast mij om deze uitspraak weer ongedaan te maken. Het is moeilijk om het dichterlijke werk van de verschillende schrijvers grondig met elkaar te vergelijken. Er is nog nauwelijks sprake van duidelijke stijlen, consistente scholen, richtingen en poëtische opvattingen. De literaire kritiek is ook nog onvoldoende ontwikkeld of eigenlijk afwezig. Het gehele literaire bedrijf in Suriname is nog aan het groeien. Het lijkt ook dat de poëzie in de eigen talen sterker is.
| |
Verhalen
Zoals gezegd worden in de verschillende Surinaamse talen veel gedichten geschreven, vooral in het Sranan. Het proza is evenwel een schaars goed op de Surinaamse literaire markt. Men kan daarvoor vele oorzaken aangeven. Eén daarvan is het ontbreken van uitgevers, die het financiële risico van het uitgeven van omvangrijk literair werk willen dragen. De Surinaamse romanschrijvers wonen misschien mede daarom in Nederland, waar ze wel uitgevers kunnen vinden. Dat ze daarmee soms concessies moeten doen ter wille van de leesbaarheid in Nederland, nemen ze op de koop toe.
Voor een bundel gedichten van 35 pagina's kan men misschien een uitgever vinden. In ieder geval kan zo'n bundel in eigen beheer worden uitgegeven. Een roman of verhalenbundel uitgeven is een kostbare aangelegenheid, vooral als men niet zeker is van de kopers. En toch kan een aantal schrijvers genoemd worden die in de laatste jaren verhalen en romans gepubliceerd hebben. Bijna allen hebben in het Nederlands gepubliceerd, want romans in de nationale talen zijn zo goed als afwezig.
René de Rooy (1917-1974) had in zijn jonge jaren buiten Suriname, en wel op Curaçao, literaire bekendheid verworven. Eind vijftig keerde hij naar Suriname terug en bleef er tot een paar jaren vóór de onafhankelijkheid in 1975. Hij stierf
| |
| |
buiten Suriname, in Mexico, in 1974, maar pas na zijn dood verscheen in 1979 het min of meer autobiografische werk Verworpen vaderland. Het boek verscheen in Nederland. Verbitterd en scheldend neemt De Rooy afscheid van zijn vaderland.
De meest populaire schrijver, zowel van poëzie als van proza, is R. Dobru (1935-1983) geweest. Hij heeft veel gedichten in het Sranan geschreven. Het zijn bijna alle nationalistische en/of sociale protestverzen. Hij oogstte veel bijval wanneer hij ze op politieke podia voordroeg. Zijn verhalen zijn in een spontaan, ongekunsteld Surinaams-Nederlands geschreven. Ze gaan over liefde en sociale misstanden of politiek. Literair zijn ze niet hoogstaand maar door de volksthema's boden ze herkenbare situaties aan de gewone lezers. Enkele boeken: Tori boto (1976) waarin eerder verschenen verhalen zijn verzameld en Abango en andere verhalen (1980). Als we toch van een literaire ‘school’ willen spreken, dan moet R. Dobru genoemd worden. Hij heeft veel navolgers: zijn stijl, zijn onderwerpen en zijn wijze van voordragen zijn gemeengoed geworden. De laatste paar jaren neemt zijn invloed af.
Een man die pas op hoge leeftijd zijn verhalen publiceerde is M.Th. Hijlaard (1890-1979). Zijn bundel herinneringen verscheen pas in 1978 onder de titel Zij en ik. Daarin komen kostelijke verhalen voor over het volksleven uit het begin van de twintigste eeuw.
Het is al gezegd: de meeste in Suriname wonende schrijvers beoefenen zowel de poëzie als het proza. De volgende twee auteurs konden daarom evengoed hierboven onder de dichters genoemd worden. Ze worden onder de verhalenvertellers genoemd, omdat ze daarmee meer bekendheid hebben gekregen.
Frits Wols, geboren in 1938, publiceerde in 1981 de gedichtenbundel Surine Cyclus en in 1991 Zo anders met gedichten uit de periode 1986-1990. Sterk is zijn poëzie niet, de vorm is traditioneel. Zijn proza is te vinden in de korte romans: Buitenvrouw (1977) en Het groene labyrint (1988). Hij behandelt in die boeken voorvallen uit het gewone leven. Zijn verhalen situeert hij in Suriname. Mede daardoor wordt zijn proza graag gelezen.
Paul Marlee (geboren 1938) probeert zowel in zijn poëzie als in zijn proza nieuwe vormen en werkt universele thema's uit. Zijn gebundelde poëzie verscheen in de jaren rondom de onafhankelijkheid. Zijn romans zijn Boropata's (1974) en Proefkonijn (1985). Het zijn geen omvangrijke boeken. Proefkonijn speelt gedeeltelijk buiten Suriname; het gaat over het altijd zoeken naar eenheid en identiteit. In dat opzicht is het thema universeel te noemen. Ook Boropata's is niet typisch Surinaams, want het gaat eigenlijk over de problematiek van het volwassen worden, in dit geval dan in de tropen.
De geschiedenis van Suriname heeft weinig historische romans opgeleverd. Reeds in 1903 verscheen van de hand van een R.K. missionaris, H. Rikken, de historische roman Codjo de brandstichter, en later, in 1931 het bekende boek van Albert Helman De stille Plantage over de tragische ondergang van een Hugenotenfamilie in Suriname in de zeventiende eeuw. Er schijnt een kleine opleving in dat genre gekomen te zijn.
| |
| |
Cynthia McLeod (geboren 1936) publiceerde in 1987 in Suriname de historische roman Hoe duur was de suiker? Binnen de vier maanden was het uitverkocht en verscheen er een tweede druk. Het is het verhaal van een joodse familie in de tweede helft van de achttiende eeuw. De Surinamers willen kennelijk wel verhalen lezen over hun eigen geschiedenis. McLeod vertelt het verhaal vlot en boeiend. Voltaire laat in Candide (1759) een neger uit Suriname de vinnige woorden zeggen: ‘Tegen die prijs eet U suiker in Europa’, terwijl hij wijst op zijn verminkte lichaam en de ellendige toestand waarin hij verkeert. In Hoe duur was de suiker? situeert McLeod haar verhaal in hetzelfde land en in dezelfde periode als de passage uit Candide, en vertelt over slavernij, plantagewerk en ook over slavenverzet: de prijs van de suiker! Maar haar verhaal gaat toch primair over een joodse familie, zodat het eigenlijke thema zoals aangeduid door Voltaire niet wordt uitgediept.
Het verzet van de slaven leidde vaak tot rebellie. Een van de legendarische leiders was Tata Colin uit de eerste helft van de negentiende eeuw. Ruud Mungroo (geboren in 1938) heeft over hem een korte roman geschreven: Tata Colin (1982). Colin werd gevangen genomen en veroordeeld. Maar in zijn verhaal laat Mungroo hem door de muren van de gevangenis heen over de wateren de legende invliegen. Hij zal eens terugkomen om zijn volk te bevrijden. Mungroo schrijft ook gedichten en hoorspelen.
De staatsgreep van 1980 is het onderwerp van Julien Colijn (1981) geschreven door Eddy Pinas, geboren in 1939. Het is geen echte historische roman omdat het onderwerp en de situatie eigentijds zijn.
Ten slotte wordt genoemd Dorus Vrede, geboren in 1949, die in Rond het sterfbed van mijn dorp (1987) heel bewogen het dramatische verhaal vertelt van het vollopen van het Brokopondo-stuwmeer in de jaren zestig en het verdrinken van dorpen en heilige plaatsen, en het ongeloof van de eenvoudige dorpelingen dat zoiets mogelijk zou kunnen zijn.
Dit korte overzicht van de recente Nederlandstalige Surinaamse literatuur in Nederland en in Suriname is uiteraard onvolledig. Vele beginnende dichters en prozaschrijvers zijn niet genoemd, nog niet. De genoemde schrijvers kunnen wel min of meer representatief genoemd worden voor de Surinaamse letterkunde in het Nederlands van de afgelopen tien tot vijftien jaren.
| |
Bibliografie
BRUYNING, C.F.A. en VOORHOEVE, J., (Hoofdredactie). Encyclopedie van Suriname. Amsterdam: Elsevier, 1977. |
KEMPEN, M. van. De Surinaamse Literatuur 1970-1985, een documentatie. Paramaribo: De Volksboekwinkel, 1987. |
KEMPEN, M. van. Surinaamse schrijvers en dichters. Amsterdam: De Arbeiderspers, 1989. |
|
|