Neerlandica extra Muros. Jaargang 1992
(1992)– [tijdschrift] Neerlandica extra Muros / Internationale Neerlandistiek– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 31]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
Eenheid en verscheidenheid
|
- | Servokroatisch is de moedertaal van ongeveer 15 miljoen mensen die, hoewel allemaal Slavisch van oorsprong, tot vier verschillende etnische groepen behoren: Serviërs (8 140 452), Kroaten (4 428 005), MoslemsGa naar eind(1) (1 999 957), Montenegrijnen (584 310). Samen met Slowenen en Macedoniërs leven ze (voorlopig tenminste) in dezelfde staat: Joegoslavië. |
- | Nederlands is de moedertaal van ongeveer 20 miljoen mensen, waarvan ongeveer 14 miljoen Nederlanders en 6 miljoen Vlamingen. De Vlamingen zijn weliswaar onderdanen van het Koninkrijk België, maar ze behoren ook tot het gefederaliseerde Vlaanderen. |
Zowel het Nederlands als het Servokroatisch zijn genormeerde cultuurtalen die niet tot één volk beperkt zijn. En volgens D. Brozovic (1970)Ga naar eind(2) ontstaan er in standaardtalen van niet homogeen samengestelde naties varianten die afwijken van de norm en tegemoet komen aan de moderne behoeften van de natie, d.w.z. aan de socio-etnische structuur ervan. In Joegoslavië verdeelt de variantengrens het land grofweg in een oostelijk en een westelijk deel. In het Nederlandstalige gebied verdeelt de variantengrens Noord- en Zuid-Nederland. In beide gevallen is de grens tussen de varianten veel meer dan een grens tussen dialecten. Het is ook meer dan een geografische grens. Het is in beide
gevallen een grens tussen verschillende godsdiensten (in zekere zin althans), een verschillende politieke geschiedenis, andere politieke ambities. Kortom, een grens tussen verschillende culturen.
Geschiedenis
De wordingsgeschiedenis van een standaardtaal zoals het Servo-kroatisch of het Nederlands roept meteen de vraag op hoe het komt dat een bepaald dialect of doorslaggevende kenmerken ervan de basis zijn gaan vormen van de algemene cultuurtaal. Het kiezen voor het Stokavische dialect als basis voor het hedendaags Servokroatisch kan niet los gezien worden van de politieke omstandigheden aan het begin van de 19de eeuw, net zomin als de keuze in Vlaanderen voor het Nederlands als officiële cultuurtaal (10 dec. 1973) los gezien kan worden van de cultuurpolitieke opties van Vlaanderen.
Aan het begin van de 19de eeuw bestonden er op het huidige Servokroatische gebied drie grote diasystemen: het Kajkavisch, het Stokavisch en het CakavischGa naar eind(3). De volkeren die deze dialecten spraken leefden onder vreemde heerschappij: Servië, Bosnië en de Hercegowina en gedeeltelijk Montenegro werden overheerst door de Turken; Kroatië en de Wojwodina (Noord-Servië) door de Donaumonarchie en de kuststreek (Dalmatië) door Venetië. De eersten die zich geleidelijk vrijvochten waren de Serviërs, die na twee opstanden tegen de Turken in 1804 en 1815 een eigen vorstendom stichtten. De onder de Oostenrijkers levende Zuidslavische volkeren hebben tot het eind van de Eerste Wereldoorlog op zelfstandigheid moeten wachten. Als reactie op de vroegere verdeeldheid streefden de panslavisten naar nationale eenheid en naar een unificerende, bovenregionale taal. Deze taal moest niet alleen na 400 jaar verwaarlozing de culturele wederopbouw van de twee nieuw ontstane Europese staten Servië en Montenegro ondersteunen, maar ook weerstand kunnen bieden aan geleidelijke maar niet minder dreigende germanisering, hongarisering of romanisering. Het Stokavische dialect van de grote taalreformator Vuk Karadzic, afkomstig uit de Hercegowina, scheen aan beide eisen te voldoen. Bovendien overbrugde het de taalverschillen tussen Kroaten en Serviërs die in de 16de en 17de eeuw in groten getale onder Turkse druk uitgeweken waren naar de grensgebieden van de Habsburgse monarchie. Ook Bosnië met zijn bonte etnische en religieuze verscheidenheid was hiermee gediend.
Panslavisch idealisme, politieke en nationale noodzaak en een paar beroemde cultuurprofeten zoals Vuk Karadzic en Ljudevit Gaj hebben ertoe bijgedragen dat op 28 maart 1850 het zogenaamde ‘Weens Literair akkoord’ gesloten werd dat de grondslag zou vormen van de gemeenschappelijke cultuurtaal, het Servokroatisch (van 1861-1867 in Kroatië zelfs ‘Joegoslavisch’ genoemd) met twee uitspraakvarianten: het ekavisch en het ijekavischGa naar eind(4) en twee schriften: latijn en cyrillisch.
De situatie van het Nederlands ziet er chronologisch iets anders uit.
Doorslaggevende politieke gebeurtenissen voor het ontstaan van het ABN, zoals de val van Antwerpen (1585) en de daaropvolgende migratie van Zuidnederlanders naar het vrije Noorden, vonden meer dan twee eeuwen eerder plaats. Maar we herkennen gelijksoortige processen: het verleggen van machtscentra met als gevolg stijgend prestige van een bepaald dialect, taalbeïnvloeding door migranten, politieke onafhankelijkheid tegenover vreemde overheersing. Meer dan 200 jaar onderdrukking had Vlaanderen economisch en cultureel verarmd en geïsoleerd en toen de Vlaamse emancipatiebeweging in de 19de eeuw van start ging was de grootnederlandse gedachte (J.F. Willems, F.A. Snellaert) eveneens een nationale en politieke maar vooral ook een economische noodzaak. Want, zoals vertegenwoordigers van de opkomende Vlaamse middenstand in de 19de eeuw beweerden: ‘Als je hun taal spreekt, kopen ze ook je produkten’Ga naar eind(5), daarmee doelend op de Nederlandstalige markt. Op het moment echter dat de economische en politieke belangen kleiner werden, begon ook het streven naar monolinguale homogeniteit zijn eerste scheuren te vertonen. De ervaring van de Tweede Wereldoorlog heeft dat het duidelijkst laten zien. En nu Vlaanderen ook economisch zelfstandig wordt, minder afhankelijk is van het Noorden en onder de druk uit is van de Franstalige overheersing, wil het kennelijk ook in taalopzicht meer zijn eigen gang gaan en komen jonge linguïsten weer op voor de rechten van het Vlaams (Deprez 1989, Jaspaert 1989)Ga naar eind(6).
Godsdienst
De gevoelswaarde van een taalvariant wordt in hoge mate mee bepaald door de religieuze achtergrond. De kerstening van de Balkanvolkeren verliep vanuit twee centra: Rome en Konstantinopel. Servië is Byzantium, het orthodoxe geloof. Kroatië is Rome, het katholicisme. Het antagonisme tussen katholicisme en orthodoxie werd niet verminderd door de tussenkomst van de islam: de gemeenschappelijke cultuurtaal bleef door dat antagonisme bedreigd. Want als bepaalde taalverschillen, hoe klein ze ook zijn, samengaan met een verschil in geloof, krijgen ze een extra lading. Op soortgelijke wijze is de tegenstelling tussen katholicisme en protestantisme er debet aan dat de taal van de Statenbijbel heel andere gevoelens oproept in het zuiden dan in het noorden van het Nederlandstalig gebied.
Verschillen in levensbeschouwing tenslotte hebben, zowel in de Nederlanden als in Joegoslavië, geleid tot verschillende opvattingen over purismen, leenwoorden en andere vormen van lexicale uitbreiding. Gevolg: het ontstaan van taalvarianten.
Taalverschillen
Wat zijn nu eigenlijk de verschillen tussen het Servisch en het Kroatisch? Zijn ze groot genoeg om van twee verschillende talen te gewagen? Puur linguïstisch
gezien zeker niet. Voorlopig niet tenminste. Linguïstisch zijn de verschillen niet eens zo groot als die tussen Vlaams en Nederlands. Maar het gaat natuurlijk niet alleen om linguïstische verschillen, de attitude van de taalgemeenschap speelt op zijn minst een even belangrijke rol, evenals een daaruit voortvloeiende taalpolitiek. Een separatistische taalpolitiek kan er, bij de huidige macht van de media, op lange termijn wel toe leiden dat de beide varianten langzamerhand verder uit elkaar groeien.
Uitspraak
In het Nederlands is er een duidelijk verschil in articulatiebasis en intonatie tussen Vlaams en Noordnederlands (Beheydt 1991, p. 27). Tussen het Servisch en het Kroatisch verschillen uitspraak en beklemtoning in de genormeerde taal nauwelijks. Regionale kenmerken dringen echter ook in de standaardtaal door zodat de geografische herkomst van de spreker vaak duidelijk te horen is. Die regionale herkomst heeft echter weinig met nationale afkomst te maken.
Morfologie
Zoals er weinig morfologische kenmerken zijn waarin Vlaams en (Noord) Nederlands van elkaar verschillen (bij voorbeeld de -ke als diminutiefvorm in Vlaanderen: briefke tegenover briefje), zo zijn er ook maar weinig morfologische verschillen tussen Servisch en Kroatisch (de datief van het woord wie in het Servisch bij voorbeeld is kome en in het Kroatisch komu).
Syntaxis
Vlaams en Nederlands hebben nagenoeg dezelfde syntaxis. Alleen de beruchte werkwoordelijke eindgroep (... waar we moeten aan denken en zullen gekomen zijn) maakt het Vlaams en het Nederlands syntactisch verschillend. Tussen het Servisch en het Kroatisch is de voorkeur voor een infinitiefconstructie (Kroatisch) of de voorkeur voor een dat-zin (Servisch) een van de weinige syntactische verschillen. Zo is ik moet gaan in het Servisch Moram ici en in het Kroatisch Moram da idem.
Lexicon
Zoals het verschil tussen Vlaams en Nederlands zich - afgezien van de uitspraak - vooral situeert op het lexicale vlak, zo zijn ook de verschillen tussen Servisch en Kroatisch het grootst in de woordenschat.
Die verschillen gaan terug op dialect-invloed, op puristische neigingen en op verschillende oriënteringen bij ontlening. Die drie factoren zijn overigens ook in het Vlaams aanwijsbaar. Vlaamse woorden als pintje (biertje), appelsien (sinaasappel) of goesting (zin) komen uit het dialect. Puristisch zijn dan Vlaamse maakwoorden als stortbad (douche), duimspijker (punaise), geldbeugel
(portemonnee) of brieventas (portefeuille)Ga naar eind(7) die in een afweerreactie tegen het Frans hun oorsprong vinden. En wat de verschillende oriëntering met betrekking tot ontlening betreft: F. van Coetsem (1957)Ga naar eind(8) heeft duidelijk gemaakt dat het Nederlands in de Angelsaksische invloedssfeer ligt, terwijl Vlaanderen veel meer op het Romaanse Zuiden gericht is. Het Noordnederlands ontleent dan ook gemakkelijker aan het Engels, terwijl Vlaanderen eerder bij het Frans terechtkomt:
Nederland | Vlaanderen |
---|---|
magnetron | microgolfoven |
total loss | perte totale |
all risk | omniumverzekering |
nylon [nailon] | nylon [nilon] |
recital [risaitl] | recital [resital] |
De verschillen tussen Servisch en Kroatisch zijn vooreerst ook verschillen van dialectische oorsprong:
Servisch | Kroatisch |
---|---|
hleb | kruh (brood) |
hiljada | tisuca (duizend) |
voz | vlak (trein) |
Het purisme vindt zijn oorsprong vooral in de 19de eeuw. In die tijd waren de Kroaten om begrijpelijke redenen bang voor germanismen en romanismen (in de kuststreek). Daarom was hun taalpurisme vooral tegen deze vormen van beïnvloeding gekeerd. Nieuwe terminologie werd of vertaald (calques) of aan het Tsjechisch ontleend. De Serviërs daarentegen hadden meer bezwaar tegen de restanten van het Oudkerkslavisch in de taal van de heersende kringen en verwelkomden vreemde woorden, waarin zij vooral Franse voorbeelden volgden.
Servisch | Kroatisch |
---|---|
universiteit | sveuciliste |
biologija | prirodopis |
geografija | zemljopis |
telegram | brzojav |
istorija | povijest |
Bij leenwoorden speelt de invloed van de betreffende cultuursferen (Latijn versus Grieks; Duits versus Frans) een grote rol:
Servisch | Kroatisch |
---|---|
santimetar | centimetar |
delirijum | delirij |
kriterijum | kriterij |
Vizant | Bizant |
Jevrej | Hebrej |
Hrist | Krist |
okean | ocean |
aristokratija | aristokracija |
dirigovati | dirigiratiGa naar eind(9) |
telegrafisati | telegrafiratiGa naar eind(9) |
Momenteel blijkt uit de dagelijkse praktijk in de Kroatische media dat het purisme zich onder invloed van veranderde politieke omstandigheden tegen de Servische invloed in het lexicon begint te keren. Servisch aandoende woorden worden door dialectische of oudere Kroatische equivalenten vervangen.
Schrift en spelling
Een opvallend verschil tussen de oostelijke en westelijke variant is dat van het schrift. Het cyrillisch schrift van de Serviërs dat de verbondenheid met het erfgoed van Byzantium aangeeft en het latijns schrift van de Kroaten die meer bij het Westen aansluiten, grenzen in elk geval visueel de varianten van elkaar af. Een parallel van dit verschijnsel is er binnen het Nederlands niet, al bestaat er wel een voor de buitenlander markant spellingsverschil tussen Noord en Zuid. De Nederlandse kranten en tijdschriften houden zich aan de voorkeurspelling, terwijl de Vlaamse een progressieve spelling hanteren, wat voor een toch wel opvallend verschillend spellingbeeld zorgt, vooral bij de bastaardwoorden (consequent (N) tegenover konsekwent (Z), theater (N) tegenover teater (Z), quiz (N) tegenover kwis (Z), etc.).
Conclusie
Als conclusie kunnen we stellen dat sociolinguïstische factoren even bepalend voor de identiteit van een taal blijken te zijn als typologische en genetische. Taal is niet alleen maar vorm en oorsprong maar ook gevoelswaarde. Die gevoelswaarde wordt mede door veranderlijke factoren bepaald, zoals politiek en economie. Streven naar zelfstandigheid kan de plaats innemen van eenheidsstreven. Daarmee komt alles wat voor die eenheid bevorderlijk was, ter discussie te staan. Dus ook de taal.
Het is te hopen dat uit de ervaringen met Europa '92 zal blijken dat ‘taalbalkanisatie’ een voorbijgaand verschijnsel is en dat men inziet dat er
gecommuniceerd moet kunnen worden om te kunnen handelen. De geschiedenis van Vlaanderen en Nederland toont aan dat er soms een staatsgrens nodig is om dat te beseffen. Anderzijds is het in dit verband wellicht interessant te overwegen wat de linguïst L. Bloomfield over staatsgrenzen schreef, nl. ‘dat een politieke grens binnen de vijftig jaar een aantal taalkundige verschillen kan doen ontstaan en dat het meer dan tweehonderd jaar kan duren eer dergelijke verschijnselen, na het verdwijnen van de politieke grens, weer uitgewist raken’ (geciteerd in G. Geerts (1969)).
Bibliografie
BEHEYDT, L. ‘Taal en Omroep’, Voorzetten 33 (1991), 's-Gravenhage: Nederlandse Taalunie. |
BROZOVIC, D. Standardni jezik. Zagreb, 1970. |
CRAEYBECKX, L. De verhouding Nederland - Vlaanderen in verband met de gemeenschappelijke taal en cultuur. Antwerpen: Standaard Uitgeverij, 1975. |
DONALDSON, B.C. (1983), Dutch, a Linguistic History of Holland and Belgium, Leiden: Martinus Nijhoff. |
GEERTS, G. ‘Staatkundige grenzen en taal’, in: Taalbeheersing in de administratie, 68 (1969), I, p. 251-254. |
IVIC, P. Srpski narod i njegov jezik. Beograd, 1971. |
JANKOVIC, S. ‘Nacija i standardnojezicka varijanta’, in: Jezik i nacionalni odnosi, Sarajevo: Institut za proucavanja nacionalnih odnosa, 1984. |
KATICIC, R. Novi jezikoslowi ogledi. Zagreb: Skolska knjiga, 1986. |
KUNA, H. ‘Istorijska podloga varijantskih razlika srpskohrvatskog standardnog jezika’, in: Knjizevni jezik, Sarajevo, god. IV, 1975, br. 1-2. |
PETROVIC, D. ‘O nekim problemima srpskohrvatkog jezika’, in: Aktuelna pitanja nase jezicke kulture, Beograd, 1983. |
- eind(1)
- Wat tegenwoordig de Moslemnatie (= natie door godsdienst) genoemd wordt, zijn in feite in Bosnië en de Hercegowina levende Serviërs en Kroaten die zich onder de Turkse heerschappij tot de islam hadden bekeerd, waardoor ze geleidelijk een aparte identiteit hebben ontwikkeld. Sommigen onder hen zetten zich nu ook in voor een ‘Bosnische’ taal.
- eind(2)
- BROZOVIC, D. Standardni jezik. Zagreb: Matica Hrvatska, 1970.
- eind(3)
- De benaming van deze dialecten is ontleend aan het verschil in vragend voornaamwoord: Sto? Kaj? Ca? (= Wat?).
- eind(4)
- Tegenwoordig wordt de ekavische uitspraak de oosterse, Servische, genoemd en de ijekavische de westerse, Kroatische, maar historisch gezien is het eerder andersom of eigenlijk nauwelijks etnisch verklaarbaar. Het verschil ligt in de interpretatie van de klank e: nleko - nlijeko (= melk).
- eind(5)
- JASPAERT, K. en BELLE, W. van. ‘The Evolution of the Diglossic System in Flanders (1850-1914)’, in: Kaz Deprez, Language and Intergroup Relations in Flanders and the Netherlands, Foris Publications, Topics in Sociolinguistics, Dordrecht, 1989, p. 74.
- eind(6)
- DEPREZ, K. ‘Burenplicht’, in: Dietsche Warande en Belfort, 134e jg., nr. 6 (1989), p.
794-804.
JASPAERT, K. ‘Van oude normen, de dingen die voorbijgaan’, in: Kultuurleven, 56e jg., nr. 8 (1989).
- eind(7)
- Zie ook GOOSSENS, J. ‘Vlaamse purismen’, in: Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 91 (1957), p. 112-132.
- eind(8)
- COETSEM, F. van. ‘De rijksgrens tussen Nederland en België als taalgrens in de algemene taal’, in: Bijdragen en Mededelingen der Dialectcommissie van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen, Amsterdam, XVIII (1957), p. 16-28.
- eind(9)
- Analoog met het Duitse verbale suffix -ieren.
- eind(9)
- Analoog met het Duitse verbale suffix -ieren.