Neerlandia/Nederlands van Nu. Jaargang 111
(2007)– [tijdschrift] Neerlandia– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 22]
| |
Kroniek
| |
Roermond en AmsterdamCuypers' werk trok de aandacht van de katholieke schrijver Joseph Alberdingk Thijm, met wiens zuster Antoinette | |
[pagina 23]
| |
hij in 1858 zou trouwen. Zijn eerste vrouw was kort na de dood van hun tweede dochtertje overleden. Het echtpaar kreeg vijf kinderen. Zoon Joseph zou zelf ook een bekend architect worden. Als gevolg van het herstel van de katholieke kerkelijke hiërarchie in Nederland (1853) ging de paus met goedkeuring van de Nederlandse staat over tot de oprichting van nieuwe bisdommen en bijbehorende parochies. De kerkenbouw kwam daardoor in een stroomversnelling en Cuypers kon daar, samen met zijn compagnon Frans Stoltzenberg, volop van profiteren. Representatief voor de omvang en gerichtheid van zijn oeuvre zijn dan ook de vele kerken, waarvan hij er in totaal bijna 100 ontwierp, en de restauratie en inrichting van talloze kerken en kapellen. Niet alles wat Cuypers bouwde, was neogotiek. Uiteindelijk kon je van een museum geen kerk maken. Dat deed Cuypers ook niet, maar Nederland bleef, wat hij ook bouwde, het werk toch te rooms vinden, met alle bewondering voor zijn stijl en zijn kunnen. Hoogtepunten uit deze opvatting van gotiek zijn onder andere de Sint-Lambertuskerk in Veghel en de Sint-Catharinakerk in Eindhoven. Dat zij gebouwd werden op afgebroken middeleeuwse kerken, is een merkwaardige gedachte voor een stijl die daar juist aansluiting bij zocht. Naast het bouwen van kerken en enkele ‘gewone’ gebouwen leidde Cuypers veel restauraties in binnen- en buitenland. Daarbij spaarde hij de stijl van die gebouwen lang niet altijd: zijn opvattingen over stijl overheersten en dat veroorzaakte soms grote commotie onder de liefhebbers van het onder handen genomen gebouw. In het geval van de Munsterkerk in Roermond, waarbij hij de oude torens gewoon liet vervangen door torens naar eigen ontwerp, deed de ophef eromheen hem zelfs besluiten Roermond in te ruilen voor Amsterdam. Dat heeft Amsterdam geweten: op eigen grond aan de Vondelstraat bouwde hij huizen en een kerk naar eigen ontwerp. Het is die kerk, de Vondelkerk genoemd, waarin op 23 oktober 1969 de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde in samenwerking met de VPRO het roemruchte tv-programma verzorgde ter ere van P.C. Hooftprijs-winnaar Gerard Kornelis van het Reve, die daarin een show verzorgde die ons collectieve geheugen nooit zal verlaten. Bij die gelegenheid, waarbij de Zangeres zonder Naam in één klap nationale bekendheid verwierf, de kerk door boze katholieken beklad werd met leuzen als ‘Ezelskerk’Ga naar eind1 en kapelaan Meershoek uitriep: ‘De Heer is opnieuw gekruisigd!’,Ga naar eind2 kreeg ook de kerk zelf nationale aandacht. In het katholieke dagblad van weleer, De Tijd (23 oktober 1969), staat daarover een frase die voor ons onderwerp niet aan de aandacht mag ontsnappen: ‘Vondelkerk net de Dom van Keulen, maar dan gemaakt door invalide mijnwerkers.’ Bisschop Zwartkruis waste op dit roerige tijdsmoment zijn handen in onschuld door de pers mee te delen dat hij geen toestemming had gegeven voor de happening in de Vondelkerk en dat de huldiging beter in een moderne kerk had gepast. Daar konden de moderne katholieke kerken het weer mee doen. Hoe dan ook, de Vondelkerk is door Reve bekend geworden. Het grootkapitaal heeft zich nadien over de onttakelde kerk ontfermd, heeft de kerk gerestaureerd en voor een tweede gebruik gereedgemaakt: u kunt er nu dineren, recepties en lezingen houden, trouwen en zelfs kerkdiensten houden! In Amsterdam bouwde Cuypers in totaal zes kerken. In de meeste gevallen moest hij de beperkte beschikbare ruimte optimaal benutten en daar was hij een meester in. De Maria Magdalenakerk uit 1889-1891 (in 1968 gesloopt) gold in dit opzicht als een topprestatie, evenals trouwens de St. Dominicuskerk in Alkmaar (ook gesloopt, nu winkelcentrum ‘Domus’). Voor het Rijksmuseum en het Centraal Station haalde Cuypers als lid van het College van Rijksadviseurs voor de Monumenten en via zijn relaties met de politiek de opdrachten binnen; de bouw hiervan bezorgde hem een wereldnaam. Daarnaast kreeg hij nog veel restauratie-
Het Rijksmuseum in Amsterdam
| |
[pagina 24]
| |
opdrachten. De Hollandse baksteenfabrieken floreerden door deze stijlontwikkeling weer en dat was ook een goede zaak voor de werkgelegenheid in die sector. En zo was iedereen tevreden.
Geen stad of dorp leek te ontkomen aan Cuypers. Wij moeten vaststellen dat Nederland van geen enkele bouwmeester zoveel kerken en gebouwen kent; alleen de provincie Utrecht, die van het aartsbisdom(!), is daaraan vrijwel ontsnapt. Nederlands Limburg daarentegen staat aan kop met een verzameling van onder meer 35 kerken en kapellen (zie Kerken in Limburg.nl). Veel verder is deze rage niet gekomen, hoewel ook de Brusselaar Cuypers moet kennen via de Sint-Antonius van Paduakerk, en de Oostenrijkers via onder meer de Domrestauraties in Mainz, waar hij 7 jaar Dombaumeister was. Tot op zeer hoge leeftijd bleef Cuypers actief. Zijn laatste kerk bouwde hij in 1913 in Venlo. Hij overleed in 1921 in Roermond en werd begraven op de begraafplaats d'n Aje Kirkhoaf in Roermond, door hemzelf nog geheel ‘nieuw’ ingericht. Het is een van de oudste algemene begraafplaatsen in Nederland, die traditiegetrouw de verschillende geloofsovertuigingen en de klassenmaatschappij ook op de dodenakkers springlevend houdt. Op 2 november 2006 (Allerzielen) werd door bisschop Wiertz van Roermond het herstelde grafmonument van Cuypers plechtig ingewijd. | |
De Sint-Pieter van Oudenbosch en Kasteel De Haar te HaarzuilensTot besluit memoreren wij twee apart staande werken in het verder zo bekende en herkenbare oeuvre van Cuypers. De Oudenbossche pastoor Willem Hellemons, een bewonderaar van de kerkelijke architectuur in Italië, gaf opdracht tot de bouw van een nieuwe kerk ter vervanging van de gotische kerk van Oudenbosch. Dat moest een kopie van de Sint-Pieterskerk worden. Uitgerekend Pierre Cuypers, die de classicistische bouwstijl had afgezworen, kreeg de opdracht om dat te doen. Hij bestudeerde in Rome de Sint-Pieterskerk en combineerde de koepel daarvan met het later aangebouwde schip en de voorgevel van de Sint-Jan van Lateranen. De Basiliek van de Heiligen Agatha en Barbara te Oudenbosch alias de Sint-Pieter is vanuit de trein en vanaf de weg onmiddellijk te herkennen. Hoe je ook in kunstzinnig opzicht over deze replica denkt, het is een klein wonder in Madurodamstijl, het is fascinerend erin rond te lopen en te ervaren dat ook deze basiliek door Cuypers ontworpen is. In 1892 was ook de voorgevel gerealiseerd (naar de voorgevel van de aanpalende Sint-Jan van Lateranen, een ontwerp van G.J. van Swaay) en stond daar een voltooide parochiekerk die in 1912 door paus Pius X werd verheven tot basilica minor, een klein doch koninklijk gebouw als men de betekenis even terugdenkt. Johannes Paulus II sloeg dit buitenhuis van de Sint-Pieter tot verdriet van Oudenbosch over bij zijn bezoek aan Nederland. Toen zijn opvolger werd gekozen, kwam er ook een wolkje witte rook uit de schoorsteen van de kleine Sint-Pieter.
In 1897 werd Cuypers 70 jaar en hield zich nog voornamelijk bezig met een wel heel bijzondere opdracht: de restauratie, feitelijk de totale herbouw van de ruïne van Kasteel de Haar in het Utrechtse Haarzuilens. Baron Etienne van Zuylen van Nijevelt had besloten zijn voorouderlijke kasteel weer te betrekken. Daartoe kocht hij de oorspronkelijk tot het kasteel behorende gronden op en benaderde Cuypers om het kasteel in de oude glorie te laten herrijzen. Dat was een kolfje naar de hand van Cuypers en zo ontstond het tegenwoordige, 450 hectare grote landgoed De Haar. Binnen dat landgoed, op de plaats waar de Romeinse tuin en de Manege zijn aangelegd, bevond zich tot 1898 het eeuwenoude dorpje Haarzuilens, met zo'n 25 huizen rond een brink gegroepeerd. De herberg van het dorp fungeerde tevens als raadszaal. Dit dorp van ongeveer 150 inwoners moest volgens het bouwplan van de baron en Cuypers anderhalve kilometer opschikken ten behoeve van het park- en jachtgebied. In 1898 konden de bewoners hun nieuwe woningen betrekken, wederom rond een brink gegroepeerd. Zelfs de herberg annex raadszaal was er weer: het Wapen van Haarzuilens, met de luiken en deuren rood en wit geschilderd, de kleuren van de Van Zuylens. Als u daar koffie drinkt, in het nieuwe oude dorpshuis, beseft u ten volle dat Cuypers niets te veel was om zijn doel te bereiken. In de tentoonstelling in het NAi Maastricht staat de ontwerpgeschiedenis van dit kasteel centraal. Deze opdracht leidde na alle geschetste gebeurtenissen tot het gesamtkunstwerk in Cuypersstijl, een kasteel in romantisch aandoende neogotiek met veel gietijzer. Als u daar naartoe gaat, zal dat een van de merkwaardigste bezoekjes worden die u hebt meegemaakt. Tijd en stijl, adel en burgerij, verleden en heden, oud en modern, deftig en alledaags, kunst en kitsch: het zijn in De Haar allemaal uiterst betrekkelijke begrippen geworden.
Naast de tentoonstellingen in het Nederlands Architectuurmuseum in Rotterdam en Maastricht (tot 6 januari 2008) en in het Huis van Cuypers in Roermond (tot 13 januari 2008) zal in 2008 ook nog een musical over Cuypers worden gebracht. |