Neerlandia/Nederlands van Nu. Jaargang 111
(2007)– [tijdschrift] Neerlandia– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 36]
| |
Vraaggesprek
| |
ArchievenDr. Jeannine Beeken is de nieuwe directeur van het Instituut voor Nederlandse Lexicologie (INL) in Leiden, waar de Nederlandse woorden, en dat zijn er in principe meer dan een miljoen, worden opgeslagen in een database. De kersverse directeur volgt prof. dr. Piet van Sterkenburg op, die deze functie bijna dertig jaar vervulde. Beeken is de eerste Vlaamse directeur, hoewel dat bij haar weten niet zo uitzonderlijk is. Haar voorganger was de enige directeur die het INL heeft gekend. In de periode tot 1977 was een ambtenaar van het ministerie secretaris van de stichting. Dr. Beeken is, op het tijdstip waarop dit vraaggesprek plaatsvindt, ruim een maand actief in haar nieuwe functie. Ze is meteen in de archieven gedoken om zich te oriënteren en om te kijken welke beslissingen niet of wel genomen zijn. Op de vraag welke beslissingen er op taalgebied niet genomen zijn, gaat ze diplomatiek niet in. Wel op de beslissingen die genomen zijn.
Bij het INL wordt momenteel gewerkt aan meerdere belangrijke projecten. Het Oudnederlands Woordenboek, het Vroegmiddelnederlands woordenboek, het Middelnederlands Woordenboek, het Algemeen Nederlands Woordenboek, de onlineversie van het Woordenboek der Nederlandse Taal en de projecten van de Geïntegreerde Taalbank.Ga naar eind2 Beeken is daarbij medeverantwoordelijk voor de spelling van de Nederlandse taal. ‘Het bestendigen van wat er is, zie ik als een geruststelling. Dat zit wel goed. Het verfijnen van de manier waarop wordt gewerkt, zie ik als een uitdaging en het aanpassen vind ik risicovol’, aldus Beeken, aan wie niet of nauwelijks te horen is dat ze geen geboren Nederlandse is. ‘Ik ben geboren in Belgisch Brabant en sprak met een zwaar Limburgs accent. Dat is me tijdens mijn studie wel afgeleerd. Een van mijn professoren, Guido Geerts, wilde dat zijn studenten mooi Nederlands spraken. Dat is hem wel gelukt. Verder werk ik al tien jaar in Nederland en dan neem je een aantal dingen gewoon over. Hoewel Vlaamse uitdrukkingen er nog wel in zitten. Zo zei ik een keer dat een bepaalde persoon zijn kat had gestuurd. Dat betekent dat hij niet was komen opdagen. Dat moest ik wel even toelichten.’ Beeken, die, voordat zij directeur van het INL werd, er zes jaar werkte als projectleider spelling, taal en spraaktechnologie en de medische thesaurus, studeerde Germaanse filologie aan de Universiteit van Leuven, waar ze in 1991 promoveerde. Haar digitale talenten waren ook toen al zichtbaar. In 1985 schreef Beeken het eerste coursewareprogramma (computercursusprogramma (PB)) voor de Nederlandse syntaxis. Na haar afstuderen werkte ze als onderzoeker op het departement Linguïstiek van de Universiteit van Leuven. Na dertien jaar hield ze het er voor gezien en maakte de overstap naar de Taalunie. ‘En van de Taalunie | |
[pagina 37]
| |
Dr. Jeannine Beeken is de nieuwe directeur van het Instituut voor Nederlandse Lexicologie in Leiden. Het Woordenboek der Nederlandse Taal (links op de foto) heeft nu een plaats op het internet gekregen.
kwam ik bij het INL terecht’, licht ze toe. ‘Deze baan is echt een kroon op mijn carrière. Hier gebeurt alles waaraan ik al in het klein heb gewerkt of interesse voor heb getoond, en nu dus in het groot. Letterlijk van A tot Z. Van lexicologie tot syntaxis, van de historie van taal tot het beschrijvende en het normatieve, van taaltechniek tot spraaktechniek en ga zo maar door. Ik zie het INL als een heel grote winkel op het gebied van taal. De klanten, als ik hen zo mag noemen, kunnen hier hun karretje met gemak “volwinkelen”.’ | |
VisieSolliciteren naar de baan van directeur van het INL was voor Beeken een logische stap in haar carrière. ‘Ik voldeed aan de functie-eisen. Het leek me geweldig. Dus waarom niet?’ Een onderdeel van de sollicitatieprocedure was een visie schrijven van ongeveer een pagina. De Vlaamse taalkundige kwam echter met een ietwat uitgebreidere visie van zo'n tien bladzijden en lanceerde een programma met aandachtspunten dat in goede aarde bleek te vallen. Ze noemt het haar handvest. ‘Het leek wel of mijn visie tijdens het gesprek al min of meer werd aanvaard, het werd namelijk besproken.’ Ze somt een paar van haar punten op. ‘Continueren van zaken die prima lopen. Maar ook naar buiten toe profileren van wat hier wordt gedaan. Wie weet nu dat hier wordt gewerkt aan het Oudnederlands Woordenboek? Er moet meer naar buiten toe gecommuniceerd worden. En dan nog een heel eenvoudig punt: wat goed gaat, moet nog beter gaan.’ | |
SpellingEn dan komt van mijn kant de onvermijdelijke vraag: hoe zit het nu met de spelling? De critici van het jongste Groene Boekje liepen volgens haar voorganger Van Sterkenburg te hard van stapel. Ook vond hij dat spelling gedrild moet worden. Hoe staat Beeken, haar eerste project bij het INL was destijds het Groene Boekje, daartegenover? Ze lijkt het in grote lijnen met haar voorganger eens te zijn. Alleen niet met het drillen van spelling. Bij haar komen het handhaven en uitvoeren van de regels op de eerste plaats. ‘We moeten ervoor zorgen dat het spellingsysteem consistent blijft. Dat kan alleen als er regels zijn. Die regels moeten worden aangeleerd. Maar als er geen systeem is, blijven die regels ook niet hangen. Wat het Witte Boekje betreft, iedereen is vrij om initiatieven te tonen, daar heb ik niets tegen. Maar de basisgegevens zie ik er niet in terug en het is niet consistent. Dan wordt een woord als ideeëloos door de media eruit gehaald en dan heb je de poppen aan het dansen. Of neem het accent op appel. Als er al een klemtoonaccent op moet staan, want in het Frans is dat ook niet het geval, dan moet het de andere kant op. Die paar woorden wor- | |
[pagina 38]
| |
den eruit gelicht en dat geeft meteen een verkeerd beeld, terwijl er met het Groene Boekje juist een aantal onduidelijkheden is verdwenen. Zoals middeleeuwen met een kleine letter. Net zoals oudheid, renaissance of bijvoorbeeld bronstijdperk. Zo moeilijk als de critici het deden voorkomen, is de nieuwe spelling absoluut niet.’ | |
Groot DicteeEn dan nog zo'n vraag die haar wel vaker wordt gesteld. Hoe komt het toch dat Vlamingen hun taal, zeker wat spelling betreft, beter lijken te beheersen dan de Nederlanders? We hoeven immers maar te kijken naar het taalspelletje op de Nederlandse televisie 10 voor taal of naar het Groot Dictee der Nederlandse taal, waarbij haar voorganger tien jaar lang als jurylid fungeerde. Beeken vindt de verschillen niet bijster groot. Feit is wel dat het onderwijs verschilt. ‘Vlaanderen had eerst de blik gericht op het Noorden, maar dat is veranderd. In het Vlaamse onderwijs wordt veel aandacht besteed aan spelling en de kennis van taal, in Nederland wordt meer de nadruk gelegd op het communicatieve vlak. In Vlaanderen moest je altijd correct met je taal omgaan. Men wordt nu wat losser, net zoals dat in Nederland het geval is. Toch blijft de houding ten opzichte van taal anders.’ En wat het Groot Dictee betreft: ‘Dat dictee wekt de indruk alsof het Nederlands alleen uit moeilijke woorden bestaat. Dat is jammer, want dat is natuurlijk niet het geval. Verder zijn wij ook niet per definitie jurylid. Het moet wel interessant blijven.’
Toen Beeken tijdens haar studie voor de keuze werd gesteld, of taalkunde of literatuur, koos ze voor het eerste. ‘Ik vond dat toen het beste wat me ooit was overkomen. Deze functie is daar uiteindelijk een positief gevolg van. En dan te bedenken dat ik het op de keper beschouwd aan mijn ouders te danken heb. Op school werd mij aangeraden geneeskunde te gaan studeren. Ikzelf voelde meer voor archeologie. Mijn ouders zagen een toekomst voor me op het gebied van taal. Ze hebben het bij het rechte eind gehad.’ |