Taal en denken
Congres van het Nederlands-Afrikaanstalige Wijsgerige Genootschap
Wium van Zyl
‘De taal waarin men filosofeert, maakt echt een verschil. Het is niet een neutraal gegeven. Elke taal maakt een specifieke soort denken, een discours, mogelijk. Dit is vooral een inzicht van de continentale wijsbegeerte.’
Zo motiveert Marcel Becker (Radboud Universiteit) het bestaan van het Nederlands-Afrikaanstalige Wijsgerige Genootschap (NAWG). Dit genootschap hield twee jaar geleden in Nijmegen zijn eerste symposium. Een tweede symposium van twee dagen werd in de derde week van januari in het Zuid-Afrikaanse universiteitsstadje Stellenbosch gehouden.
Volgens de filosoof Gerrit Brand, redactielid van de krant Die Burger (24 januari 2007), is er naast de taal nog een reden waarom Nederlands- en Afrikaanstaligen zich tot elkaar aangetrokken voelen. De Afrikaanstalige filosofen werken vaak binnen de Europese traditie en voelen zich daarom geïsoleerd vanwege het Angelsaksische denken van Engelstalige collega's in Zuid-Afrika. In een vraaggesprek met Brand noemt Becker als element van onderscheid het zintuig voor het historische in de continentale filosofie. Daarnaast schenkt men in Europa, in tegenstelling tot de Engelstalige wereld, ook meer aandacht aan de actualiteit. Thans denken de Zuid-Afrikanen volgens hem zelfs verder door op het terrein van sociale relevantie dan de Vlamingen en Nederlanders.
Universitaire uitwisseling tussen de Lage Landen en Zuid-Afrika is sinds 1994 erg in trek. De Universiteit van Wes-Kaapland (dichtbij Kaapstad), ooit een instelling voor hoofdzakelijk Afrikaanstalige ‘kleurlingen’, werkt bijvoorbeeld samen met de Universiteit van Leuven aan een project over identiteit. Alle formele handelingen zijn echter strikt Engelstalig ... Voor het Nederlands en Afrikaans resten slechts de terreinen van de neerlandistiek en afrikanistiek.
Maar daar is wel veel te doen. Elk jaar komen Vlaamse en Nederlandse schrijvers naar Zuid-Afrika. In maart gaan Luc Gruwez en Gerrit Komrij bijvoorbeeld naar Stellenbosch. In juli houdt de Suider-Afrikaanse Vereniging voor Neerlandistiek (SAVN) haar driejaarlijkse congres in Durban.
De NAWG vertegenwoordigt daarom een belangrijke doorbreking van de status-quo die ontstaan is. Volgens Gerrit Brand is uit de bijeenkomsten reeds een waardevol academisch netwerk voortgekomen. De Zuid-Afrikaanse initiatiefnemers daarvan zijn Willie van der Merwe (Stellenbosch) en Pieter Duvenhage (Johannesburg), in samenwerking met onder anderen Marcel Becker.
Het zal niemand verbazen dat het eerste NAWG-symposium vooral over het thema identiteit ging. Op het symposium van Stellenbosch was daarentegen een diversiteit aan onderwerpen te vinden. Het probleem van geweld en misdaad in Zuid-Afrika kwam daar bijvoorbeeld aan bod: Fanie de Beer uit Pretoria sprak over het moeizame proces om geweld te begrijpen en over de noodzaak om een ‘gemeenschap van communicatie’ tot stand te brengen, waardoor men het probleem pas echt kan aanpakken. Marinus Schoeman, eveneens van Pretoria, gaf een lezing over ‘het discours over het slachtofferschap’ (aangeduid als ‘machteloosheid als machtsstrategie’) en lokte veel reactie uit met zijn suggestie dat er behoorlijk veel berekening schuilgaat achter politiek correct taalgebruik.
Ook de filosofen in de Lage Landen worstelen met de actualiteit blijkens titels van referaten als ‘Xenofobie en Fetisjisme - Achtergronden van de Opkoms van Rechts’ (Rudi Visker, Leuven), ‘Fundamentalisme en Tolerantie’ (Theo de Wit, Utrecht).
Brand vindt dat, nu uit de bijeenkomsten reeds een waardevol academisch netwerk ontstaan is, er wellicht in de toekomst ook naar samenwerking met landen als Namibië, Suriname en Curaçao gezocht kan worden.