Europa, een geschiedenis van personen
Alle mensen worden broeders...
...onder de hoede van uw zachte vleugels. Het is de slotzin van Schillers Ode an die Freude uit de negende symfonie van Beethoven. De muziek en de tekst hebben wereldwijd vriend en vijand, zwart en blank herinnerd aan de droom van een verhoopt land. Ze waren een propagandawapen in de hand van tirannen en van democraten. Ze zijn vandaag onder meer de hymne van de Europese Unie.
Europa is iets vergelijkbaars overkomen. De idee Europa is het voertuig geweest van dictators én federalisten. De leuze ‘Vlaming zijn om Europeeër te worden’ van Vermeylen is even oud als het ANV.
Tijdens de jongste wereldoorlog hebben opiniemakende groepen intellectuelen én politici Europa gedacht als hoop op blijvende vrede. Vanuit een verzetssituatie sprak die gedachte velen aan die vonden dat de nationale soevereiniteit vooral oorlogskerkhoven vulde. Zo heeft Hendrik Brugmans met zijn medestanders Europa als antwoord gevonden. In het kamp van Sint-Michiels-Gestel propageerde hij het Franse personalisme en het federalistische sociale denken dat ermee samenhing. Het werk van de Zwitserse federalist Denis de Rougemont, Politique de la Personne, gaf hoop in bange dagen. Deze man hield zijn generatie voor dat gekozen moest worden tussen twee vragen: het decadente ‘wat overkomt ons?’ of het strijdende ‘wat doen we?’
Het federalisme en Europa waren de antwoorden op de tweede vraag. Na de oorlog hadden ze de wind in de zeilen. Verschillende grensoverschrijdende federalistische bewegingen ontstonden. Politici uit alle landen werkten actief mee. Churchill brak een lans voor een Raad van Europa en voor samenwerking tussen een ontwapend Duitsland en Frankrijk, met daaromheen andere Europese staten. Als ‘woordvoerder’ van de grote mogendheden bekeek hij die continentale samenwerking met welgevallen.
In dit vredesklimaat werd het plan geboren dat de Franse minister van Buitenlandse Zaken, Robert Schuman, op 9 mei 1950 voorstelde: concrete economische samenwerking tussen Duitsland en Frankrijk op het gebied van de productie van kolen en staal; de kwestie van toetreding van andere lidstaten, het supranationale beheer van deze sectoren door een hoge autoriteit, door de lidstaten aangewezen. Jean Monnet, die het plan bedacht, werd er in 1952 de eerste voorzitter van.
Het werd gezien als een eerste fase in de groei van een Europese ‘volkerengemeenschap’: een belangenversmelting op economisch vlak. De Benelux-landen, Frankrijk, Duitsland en Italië stonden achter dit plan, de EGKS was geboren. De samenwerkingsdomeinen zouden alleen maar toenemen. Het verdrag van Rome, in 1957 door dezelfde staten afgesloten, was de volgende belangrijke stap.
Na vele conferenties en verdragen is de Europese Unie geografisch uitgebreid en zijn de economische bevoegdheden sterk uitgebreid. De bestuurswijze steunt op dezelfde evenwichten als bij de stichting, al is de parlementaire rol versterkt. Ondanks gegronde twijfels en tegenstand is de Europese idee realiteit geworden. Sinds 2002 betalen we met dezelfde munt. Toch blijven figuren als de Rougemont, Monnet, Delors, Brugmans, pater Verleye aan ons geweten knagen: het federalisme van de EU schrijft het pluralisme en de culturele identiteit wel hoog in het vaandel (samen met de doeltreffendheid van haar instituties), autonomie en participatie van de deelgenoten heten wel belangrijke stelregels, maar op welke wijze zijn wij in Europa en in de Lage Landen op weg om naast onze trouw aan het eigen land een tweede, Europees verbond van trouw te ontwikkelen? Of is Europa een voze technocratische constructie? Dat lijkt op termijn niet levenskrachtig. Ongetwijfeld verwachten wij als burgers en leden van oude naties meer van Europa. Hoe consistent doen we dat? De Europese beleidsmensen gaan niet vrijuit.
Daarom vroeg Neerlandia aan Nelly Maes om breeduit na te denken over de EU, vijftig jaar na het verdrag van Rome.
Marc Cels