Neerlandia/Nederlands van Nu. Jaargang 111
(2007)– [tijdschrift] Neerlandia– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 53]
| |
Huisstijl en tekstWeinig aandacht is er voor de rol van de tekst in de huisstijl. Bedrijven hebben uitgebreide richtlijnen voor kleuren, lay-out en logogebruik, maar de tekstboodschap wordt zelden vastgelegd. Toch bepaalt tekst zeker hoe consumenten een merk ervaren. Een voorbeeld van tekst als huisstijlelement is het direct aanspreken van de lezer. Een tekst waarin een dialoog wordt geënsceneerd, wordt als persoonlijker ervaren dan een tekst waarin de lezer niet betrokken wordt. Een treffend voorbeeld komt van Saab, de favoriete auto van het medische corps. In de kopregel van een beroemde advertentie stelde de Zweedse constructeur: ‘Als u een acute blindedarm hebt, mag u hopen dat de ontsteking van de dokter het doet.’ Zo stimuleer je de leesbereidheid, vindt u ook niet?
(uit: Henny van Gerwen, ‘Het merk en zijn huisstijl doen de kassa rinkelen’. In: Ad Rem - Tijdschrift voor zakelijke communicatie, jg. 20 (2006), nr. 6, pp. 2-3) | |
Vergadertaal‘Vergaderen draait om beurt-wisselingen: Wie is er aan het woord? en hoelang weet de spreker de beurt te houden,’ Van Vree kent allerlei trucjes om aan het woord te komen en te blijven. ‘Vergaderen is en blijft een woordenstrijd. Dat gaat gepaard met manipulaties. Je moet er op het goede moment tussen springen, met de juiste toon en formulering: “Hélemaal mee eens, maar ...”, “Als ik even mag”, “Je hebt je punt gescoord, maar ...” Heb je eenmaal de beurt, dan is het zaak die vast te houden. Een heel bekende is om te beginnen met: “Voorzitter, drie dingen.” Dan weet iedereen dat je na punt één nog twee andere hebt. Kijk mensen niet aan als je spreekt. Anders gaan ze gebaren maken om je te onderbreken. Die kun je moeilijk negeren. Bij een interruptie kun je zeggen: “Mag ik even uitspreken?”, maar het is handiger om verwachting te wekken met “En dan heb ik nog dit!”’ ‘Een goede voorzitter herkent zulke trucjes. Op de bekende “drie dingen” kun je als voorzitter meteen reageren met “Goed, begin met het belangrijkste.” Die voorzittersrol is kenmerkend voor een vergadering. Bij een cafégesprek heb je die niet. Het onderbreken is misschien wel de belangrijkste taak van de voorzitter. Een tip voor iedereen die die rol weleens vervult: spreek degene die jij het woord ontneemt, met de naam aan en geef een reden: “Mevrouw de Lange, ik ga u nu onderbreken want ik zie dat de helft van de groep u niet meer kan volgen.” Soms moet je geraffineerder te werk gaan. Ik ken een OR-voorzitter die weleens verwarring zaait: “Is dit nou de wijsheid van de dwaze of de dwaasheid van de wijze?” Mensen hebben twee tellen nodig om dat op zich te laten inwerken en dat is voor hem net genoeg om de beurt snel aan iemand anders te geven. Laatst zat ik bij een vergadering waar de voorzitter zei: “Je bent net een trolleybus, met dit verschil dat díé stopt als de draad breekt.”’ (uit: Jan Erik Grezel, ‘“Vergaderen is en blijft een woordenstrijd” - Interview met vergaderkundige dr. Wilbert van Vree’. In: Onze Taal, jg. 75 (2006), nr. 12, pp. 354-356) | |
Nederlands als tweede taal (NT2)Toch valt vooral het NT2-onder-wijs dat zich echt buiten de muren van de traditionele klas afspeelt, in positieve zin op. In cursussen Nederlands op de Werkvloer of Nederlands op de Opleidingsvloer verwerft de cursist de taal, terwijl hij aan het werken is of terwijl hij een beroepsopleiding volgt. De spraaktechnologie is vooralsnog niet zo ver gevorderd dat de computer adequaat kan reageren op wat een cursist zegt. Bovendien hebben de meeste oefeningen die bij het multimediaal zelfstandig werk worden aangeboden om technische redenen meer met theoretische taalkennis te maken dan met echt communicatief taalgebruik. Ondanks de hulp die multimedia kunnen bieden, blijft de rol van de NT2-docent dus toch nog van groot belang. Deskundige NT2-leerkrachten moeten in staat zijn een rijk en verzorgd taalaanbod de klas in te loodsen, de cursisten veel spreekkansen te geven en gepaste feedback daarop. Bovendien moeten ze de vorderingen van hun cursisten volgen en aan elke cursist individueel de gepaste impulsen geven om verder vooruit te gaan. En bij dit alles moeten ze rekening houden met de behoeften en eisen van de buitenwereld en met de immense verschillen tussen hun cursisten. Het is daarom opvallend dat er noch in Nederland, noch in Vlaanderen, een volwaardige lerarenopleiding NT2 bestaat. (uit: Kris van den Branden, ‘Nederlands op maat? - reflecties bij cursussen Nederlands als tweede taal’. In: Ons Erfdeel, jg. 49 (2006), nr. 5, pp. 715-719) |
|