Zeeuwse woorden
Frans Debrabandere
Waarom Zeeuws?
De eerste vraag die we kunnen stellen, is: Waarom heten de inwoners van Zeeland Zeeuwen en niet Zeelanders, en waarom heet hun taal Zeeuws en niet Zeelands? De inwoners van Holland zijn toch ook Hollanders en hun taal heet toch Hollands? Engeland wordt ook niet bevolkt door Engelanders, maar door Engelsen, en hun taal is niet Engelands, maar Engels.
Engeland is namelijk het land van de Angelen. En aangezien Zeeland een land aan de zee is, zijn ook de bewoners ervan mensen die aan de zee wonen. Zeeuw is afgeleid van zee en niet van Zeeland. Het Middelnederlandse woord seeusch, zeeusch betekende ‘tot de zee behorend, van de zee’. Kiliaan markeerde seeuwe al als ‘vetus’, dus verouderd, voor see ‘mare’. Hij noemde er ook het bijvoeglijk naamwoord seeuwsch, seesch ‘marinus, aequoreus’ bij, d.w.z. ‘tot de zee behorend’. Hij vermeldde ook de seeuwsche boone, die Rembert Dodoens blijkbaar als boena Zelandica vertaalde. In het Woordenboek der Nederlandse Taal (XXVII, 1506) vinden we die Zeeusche boonkens al in 1554. Maar het WNT kent nog heel wat meer dingen die Zeeuws genoemd worden: Zeeuwse aardappel, Zeeuwse griet ‘appelsoort’, Zeeuwse kastanje, Zeeuwse kers, Zeeuwse pipping ‘appelvariëteit’, Zeeuwse tarwe, Zeeuwse zoete ‘appel’, Zeeuwse beschuit, Zeeuwse chocolade, Zeeuwse knoop, Zeeuwse steen, Zeeuwse taart, Zeeuwse hoed ‘inhoudsmaat’, Zeeuwse zak, Zeeuwse duit, Zeeuwse nobel, Zeeuwse rijksdaalder, Zeeuwse schelling, Zeeuwse haring, Zeeuwse mosselen, Zeeuwse oester, Zeeuws paard, Zeeuwse koorts, Zeeuwse ploeg, Zeeuws spoor. De Zeeuwse uitkijk was een aan de Zeeuwse walvisvangers toegewezen deel van Spitsbergen. Zeeuwse renten zijn ‘overvloedige opbrengst’. En een Zeeuwse maagd was een jonge vrouw die al voor het huwelijk haar maagdelijkheid verloren had.
Het is duidelijk dat Zeeuws een afleiding is van zeeuw, een oudere variant van zee. Maar hoe komt zeeuw aan die w? Het woordje zee luidde in het Oudnederlands sêo, zoals ook in het Oudsaksisch en het Oudhoogduits, in het Oudfries sê en in het Oudengels sae. Het Gotische woord was saiws. De genitief van het woord was zowel in het Oudhoogduits als in het Middelnederlands sêwes. De w in Zeeuw(s) komt dus uit de verbogen vorm, aangezien de w, die we nog zien in Gotisch saiws, voor een klinker als glijder bewaard bleef en niet gevocaliseerd werd. Zeeuw/zee is goed te vergelijken met sneeuw, dat in het West-Vlaams en veel Oost-Vlaamse dialecten nog algemeen snee is. Ook Ghijsen vermeldt in haar Woordenboek der Zeeuwse dialecten naast sneeuw eveneens snee in Zuid-Beveland, Land van Axel, Ouddorp en Breskens. In Zeeuws gelf ‘geel, geelbleek’ is de w van West-Vlaams geluw, gelw tot f verschoven; het is eveneens de verbogen vorm van Mnl. gelu ‘geel’. Zo is de familienaam DeCaluwé, eigenlijk De Caluwe, de verbogen vorm van Mnl. calu ‘kaal’. Zoals in Zeeuws gelf is de w tot f verschoven in de familienaam De Calf. Die moeten we natuurlijk onderscheiden van tCalf, want niet iedereen die Kalf heet, was kaal. Claes Pieterszoon Calff woonde in 1545 in 't
Calff in Amsterdam.