Neerlandia/Nederlands van Nu. Jaargang 109
(2005)– [tijdschrift] Neerlandia– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 5]
| |
Algemeen
| |
Sociale en economische aspectenLaat ons beginnen met de sociaal-economische context waarbinnen deze hoofdactoren actief zijn. Revoluties blijken doorgaans plaats te hebben in een opgaande economische fase, maar met een conjuncturele inzinking die uitgediept wordt, waardoor deze kortstondige terugval de ontstane verwachtingen de kop indrukt en tevens een kritische situatie met veel werkloosheid en materieel gebrek veroorzaakt. In ons geval is dat in de zomer van 1830 niet anders. Gefrustreerde groepen en sociale tegenstellingen creëren een oppositioneel veld. Zoals in andere revoluties uit die periode geven ook bij ons vooral liberale juristen en publicisten uiting aan dit ongenoegen. Afkomstig uit de (lagere) burgerij en de middenklasse worden ze in hun sociale opgang afgeremd door een krappe beroepsmarkt en een overheid die hun geen toegang verleent tot de politieke en administratieve structuren. Dat Willem I deze hoogopgeleiden, die via de pers maatschappelijke invloed aan het verwerven zijn, niet integreert in zijn bestel, maar hen afstoot en daarmee tot vijanden maakt, ligt mede aan de basis van hun revolte. Vanuit hun intellectuele competentie engageren ze zich in de journalistiek, de oppositie en vervolgens in de revolutie. Ontevredenheid over hun plaats in de toenmalige samenleving ontwikkelt zich evenzeer onder de geestelijkheid. De modernisering die Willem I ten behoeve van de lekenstaat doorvoert, vreet zowel aan de economische als aan de sociaal-culturele positie van de clerus. Deze voert de strijd binnen het regime, maar zal in 1830 snel op de kar van de revolutionairen springen, terwijl het antiprotestantisme het verzet van de (Vlaamse) plattelandsclerus nog extra versterkt. Maar de groep met de grootste numerieke protestpotentie plaatst zich in de onderste sociale lagen van de samenleving. Het gaat geenszins om een homogene, klassebewuste groep. Dagloners, fabrieksarbeiders, ambachtslieden en vooral werklozenDe eerste koning van België, Leopold van Saksen Coburg
maken er deel van uit. In deze take off-fase van de industrialisatie is de crisis reeds structureel, waardoor de strijd tegen de machines gecombineerd wordt met het protest tegen plotse werkloosheid en voedselschaarste. Verschillende soorten sociaal protest vallen op die manier in augustus l830 samen, wat de ernst en de omvang van de revolte verklaart.
Prerevolutionaire situaties worden doorgaans gekenmerkt door sociale coalities. Ook in ons geval. Aan de zijde van de hogere geestelijkheid vindt men van oudsher een groot aantal gelovige grondbezitters, al dan niet van adel. Wegens de dominantie van deze groepen in de agrarische samenleving van de overgangsperiode, is de invloed van dit bondgenootschap geenszins te onderschatten. Tussen de intellectuelen uit het liberale kamp en die uit het katholieke veld dient het vrijheidsconcept dan weer als de basis voor een coalitie. Contacten met leden uit de parlementaire oppositie en uit de stedelijke raden versterken op hun beurt weer de | |
[pagina 6]
| |
coalities. Tussen de intellectuele burgers en middenklassers worden bovendien bruggen naar de lagere sociale groepen gelegd. De sociaal-progressieve intellectuelen zorgen er doorgaans voor. Andere sociale groepen zien we tijdens de revolutie niet optreden. De opstand is geenszins de zaak van de industriële, commerciële en financiële burgerij van het zuiden. Integendeel, die steunen het regime dat hen bij hun ondernemende activiteiten helpt. Dat geldt ook voor de grote meerderheid van de oude, gevestigde adel, die in het Koninkrijk met respect behandeld wordt. 1830 laat ook geen agrarische revolte zien. Het zijn niet de kleine pachters die achter de opstand zitten, ook al veroorzaakt de fiscale politiek het nodige ongenoegen op het platteland. Ook uit de economisch actieve middenklasse, die nochtans ook niet gediend is van de gevoerde fiscale politiek, doemen er weinig of geen oppositionele leidersfiguren op. Beweren dat het sociaal-economische systeem in het verenigde Koninkrijk medio l830 volledig uit zijn evenwicht is, klopt dan ook niet. Sociale coalities groeperen weliswaar actieve protestgroepen, maar ze zijn beperkt in aantal, terwijl de toplagen in de samenleving het regime geenszins aan het wankelen brengen. | |
De kerngroep aan het werkHet brein en de drijvende kracht achter de revolutie treft men dus aan bij de jonge, dynamische leden van de reeds vermelde kleine groep hoogopgeleiden, die goed op de hoogte zijn van politiek, van politieke geschiedenis en politieke theorieën, die over veel observerings- en analysevermogen beschikken en de revoluties van het verleden en de eigen tijd tot in de details kennen en onder meer goed vertrouwd zijn met de jacobijnse methodes. Ze weten ook hoe belangrijk de burgerlijke openbaarheid is, hoe die via het geschreven en gesproken woord vervaardigd kan worden, en hoe ze langs die weg een rol in het publieke leven kunnen spelen. Ze zijn ook bereid om zich te organiseren voor het gemeenschappelijke doel. Sommigen zijn vooral mannen van het woord, maar de meesten combineren deze kwaliteit met veel daadkracht en willen macht veroveren, deelnemen aan onderhandelingen, politieke beslissingen nemen en uitvoeren, en ze zijn bovendien als het nodig is, bereid om geweld in te schakelen.
Vanaf eind augustus l830 zien we de politieke entrepreneurs onder hen netwerken vormen, bondgnoten opzoeken, de macht van de overheid uithollen, gebeurtenissen voluit naar hun hand zetten, interessante machtsposities veroveren, geweldspecialisten inschakelen, de band naar de arbeidersmassa leggen, een jacobijnse club oprichten en aan een tegenleger bouwen. Hun rol in de gewelddadige collectieve acties is echter geenszins eenduidig. Het burgerlijke politieke rumoer van 25 augustus in en rond de Muntschouwburg steekt weliswaar de lont in de sociale revolte van de arbeidersmassa, maar er kan niet beweerd worden dat onze revolutionairen de drijvende krachten achter deze sociale opstand zijn. Die zitten in de arbeidersgroepen zelf. Wel schakelen ze dit protest heel handig in ter versterking van de eigen positie. Hetzelfde scenario heeft tijdens de Septemberdagen plaats: de meest daadkrachtigen onder hen nemen aan de voorbereidingen van het verzet actief deel, maar als de strijd echt geleverd moet worden, verlaten ze het strijdtoneel uit vrees voor represailles, om na de gevechten op het juiste moment weer op te duiken en de eigenlijke machtsgreep te leiden. De slachtoffers vallen dan ook bijna uitsluitend onder de arbeidersmassa.
De opposanten blijken ook heel sterk te zijn in het exploiteren van de geboden gelegenheden. Een overheid die de bezittingen van haar burgers niet kan beschermen, verliest legitimiteit. In l830 is dat niet anders. In het Koninkrijk was er weinig aandacht voor het repressieapparaat. Tot tweemaal toe wordt het geweldmonopolie van de overheid dan ook aangetast. Eind augustus neemt de burgerwacht de taak over en eind september maakt de legerleiding niet alleen een aantal tactische fouten, maar het leger trekt zich ook vroegtijdig uit Brussel terug, waarna het desintegreert. In elk van deze fasen slagen de leden van de oppositie erin zich op de voorgrond te dringen.
Dat geldt ook voor de vreedzamer vorm van interactie tussen vorst en regering. Snelle reacties, ter plaatse onderhandelen, vooruitziend optreden, tactisch inzicht, creatief zoeken naar alternatieven en compromisbereidheid zijn in hectische crisisperiodes hard nodig. Willem en zijn regering schakelen deze middelen echter onvoldoende in. De koning tracht vooral de tijd voor hem te laten werken en sluit zich op die manier af van zijn tegenstanders, heeft onvoldoende zicht op hun strategie en tactiek, creëert op die manier vacua en chaos, en raakt door zijn vage en soms tegenstrijdige reacties en zijn dubbele agenda's ook vervreemd van de gematigde opposanten die met hem tot een akkoord willen komen. De radicale opposanten grijpen zo de kans om telkens opnieuw de vlucht vooruit te nemen. | |
Extremisten versus gematigdenZoals in alle revoluties kent ook in ons geval de actieve groep opposanten gematigden en extremisten. In deze laatste groep horen de meest daadkrachtigen thuis, diegenen die na verloop van tijd van geen compromis meer willen weten, de breuk trachten te forceren, het geweld van de massa niet vrezen en bereid zijn het harde zuiveringswerk op zich te nemen en gedisciplineerd uit te voeren. Sociale gelijkheid is de doelstelling van deze doorgaans jacobijns geïnspireerde revolutionairen. Meer politieke vrijheid reali- | |
[pagina 7]
| |
Fragment van Septemberdagen 1830, Gustaaf Wappers
seren door vreedzaam overleg, onderhandelingen en compromisssen binnen het te amenderen model beweegt dan weer de meer gematigden onder hen. Zij weten dat het herstel van orde en rust dé voorwaarde tot overleg is en stemmen er ook mee in. Dat Willem I hun echter weinig concrete resultaten gunt, heeft tot gevolg dat ze zeer zwak staan tegenover de separatisten en die daardoor op hen meer macht kunnen veroveren. Voor de geweldsfase van September kunnen de gematigden die opmars nog enigszins afremmen, maar na de terugtocht van het leger beheersen de extremisten onder leiding van Ch. Rogier het politieke toneel. In één week tijd voltrekken ze vanuit Brussel de machtswissel: magistraten en bestuurders worden al dan niet hardhandig afgezet en vervangen door henzelf en hun medestanders, ze zoeken en vinden de nodige financiële middelen en trachten - niet zonder manipulaties en fraude - via verkiezingen een zekere legitimiteit op te bouwen. Het ene besluit na het andere wordt uitgevaardigd en ten uitvoer gelegd. Ze krijgen ook de overhand in het Antwerpse machtscentrum van de gematigden, geleid door de prins van Oranje. De extremisten slagen er echter niet in om de gematigden en de pragmatici uit te schakelen. De zwakheid van hun leider (De Potter) speelt zeker mee: tegen veel tegenwind is die kennelijk niet bestand. In de rangen van de extremisten schuift een aantal tijdens de gezagswissel bovendien naar het centrum op, terwijl de realisten er ook zorg voor dragen op hun rechterflank gedekt te zijn. Conservatieve katholieken treden nu toe. Dat de gematigden uit Antwerpen zich aansluiten bij de Brusselse groep, versterkt eveneens de beweging in de richting van het centrum.
Die beweging naar het centrum, die ook andere revoluties kennen, is in het Belgische geval niet volledig te vatten zonder rekening te houden met de internationale factor. De onafhankelijkheidsverklaring is immers volledig in handen van de Europese mogendheden, die het verenigde Koninkrijk der Nederlanden zelf tot stand gebracht hadden in 1815. De overheersende vredespolitiek, het falen van Willem I en het feit dat de conservatieve mogendheden in hun eigen achtertuin opstanden moeten bedwingen, verklaren waarom Frankrijk een succesvol offensief kan voeren ten gunste van de opdeling van zijn bufferstaat-buur. Zonder de hulp van Frankrijk in de verschillende fasen van de Londense onderhandelingen zou de Belgische kwestie er inderdaad heel anders hebben uitgezien. Engeland zwakt een te sterke band met Frankrijk weliswaar gevoelig af, maar schaart zich vanaf het begin wel aan de zijde van de gematigde opposanten en zorgt, na de nederlaag van de prins van Oranje, in de persoon van Leopold I voor een koning die voor de Engelsen en voor conservatief Europa aanvaardbaar is. Londen geeft ook duidelijk de richting aan waarin de consolidatie dient te gaan: een constitutio- | |
[pagina 8]
| |
nele monarchie, maar met een te respecteren vorst en een natiestaat die op het internationale toneel geen enkele rol mag spelen. Het zijn de voorwaarden die de Belgische onafhanklijkheid en tevens de financiële leefbaarheid van de staat garanderen. België kan nu volop gaan lenen en wederom vooral dankzij de steun van de Fransen het consolidatieproces aanvatten. De pragmatische natiebouwers opereren bijgevolg in een door Europa opgelegd centrumkader en onderdrukken zoveel mogelijk de interne meningsverschillen. | |
Getalenteerde natiebouwersAls we naar de resultaten van hun postrevolutionaire centrumbeleid kijken, dan kunnen we alleen maar constateren dat de Belgische grondleggers van de natie zonder meer getalenteerd zijn. Op alle terreinen geven ze blijk van deskundigheid, ook op die waarmee ze minder vertrouwd zijn (zoals de economische). Diverse machtsmiddelen schakelen ze met succes in, terwijl ze er de voorkeur aan geven voort te bouwen op wat bestaat en niet systematisch af te breken om opnieuw te beginnen. De laatdunkendheid waarmee men in het binnen- en buitenland de nieuwe staat bejegent, ondermijnt hen niet, maar stimuleert hen veeleer. Veel energie gaat bij de natiebouw naar de zorg om hun machtsbasis. Met de hulp van aangepaste electorale en andere maatregelen breiden ze hun positie in het parlement, de regering en het staatsapparaat uit. Kerk, grootgrondbezit, de financieel-industriële elite uit het centrum, sommige handelskringen en een aantal elitefiguren uit de culturele sector binden ze deskundig aan de natiestaat. Hoewel de relatie tot de vorst soms tot machtsconflicten leidt, steunen ze bij de economische en de culturele natiebouw in sterke mate op zijn prestige en/of laten zich door hem leiden. Alle onderdelen van hun beleid zijn op de ontwikkeling van de natiestaat gericht: de economie krijgt een nationale oriëntatie, de politieke instellingen richten zich op de Belgische onderdanen, de taaleenheid poogt de natie tot een geheel te smeden en de nationale identiteit wordt ingevuld met waarden en normen waartoe verleden en heden worden geherinterpreteerd, en waartoe verschillende kunstvormen en symbolen, rituelen, herdenkingen en feesten worden ingezet om gestalte te geven aan deze ‘verbeelde natie’.
Helemaal zonder strijd gaat die invulling niet. Liberalen en katholieken leggen eigen accenten, terwijl de Vlaamse taalminnaars via België aan een Vlaamse subnatie werken. De tegenstander bevechten slorpt al evenzeer de energie van de natiebouwers op. Op de steun van de hoge burgerij en de oude aristocratie kunnen ze niet rekenen. De orangisten is door de natiebouwers al snel politieke macht ontnomen en met de hulp van sociale revoltes en plunderingen zijn de tegenstanders vervolgens monddood gemaakt. Maar vanaf het moment dat de betrekkingen met het noorden internationaal bekrachtigd zijn, wordt het geweer van schouder veranderd. De Belgische handelsbelangen zetten ertoe aan al vrij snel de banden met het noorden te herstellen. Ten opzichte van de vroegere vijand stellen ze zich dus wel bijzonder pragmatisch op. | |
VroegliberalismeWat de politieke aspecten van de tot stand gebrachte natiestaat betreft: als we het nieuwe regime in de postrevolutionaire tijd vergelijken met dat van het verenigde Koninkrijk, dan zijn de gelijkenissen veel groter dan de verschillen. De revolutie heeft geen totaal andere staat tot stand gebracht. De rechten van gelijke toegang tot de politiek worden ook na 1830 niet aanvaard. Er komt een monarchie en geen republiek, en de grondbezittende adel blijft het regime aanvankelijk domineren. Een echt parlementarisme komt er evenmin. Van controle op de ministers is niet echt sprake. De rol van de uitvoerende macht en meer bepaald van de vorst blijft heel groot. Leopold I kan op dat vlak succesvol met Willem I wedijveren. Door op de kerk te leunen geven de liberalen nog een andere belangrijke doelstelling uit handen: een roomse invulling van de natiestaat is het katholieke doel en in de jaren dertig worden de katholieken in staat gesteld dit doel goeddeels te bereiken.
Het realisme van de liberale founding fathers leidt er met andere woorden toe, dat ze in 1831 aan de conservatieven flinke toegevingen doen wat de concrete invulling betreft, maar zich op het principiële vlak dan weer veel harder opstellen. Die principes worden overigens in de Grondwet vastgelegd en die heeft in deze periode een haast sacraal karakter. Niet veel meer vrijheid in de directe praktijk, maar wel de mogelijkheid om haar in de toekomst te realiseren: dat is het compromis dat de natievormers sluiten en waardoor ze het liberalisme uiteindelijk wel versterkt uit de revolutie laten komen en de Belgische grondwet een voorbeeldfunctie bezorgen op het Europese vasteland. |
|