rences graag gebruik van het Utrechts. Herman van Veen, die met Berkien niet alleen de voornaam, maar ook de plaats van herkomst (Utrecht) deelt, maakte het woord verder populair. Ook Van Veen wil tijdens een voorstelling wel eens een Utrechts typetje opvoeren en zijn bekendheid reikt in elk geval verder dan die van Berkien.
Dat het scheldwoord nationaal kon doorbreken, heeft niet zo veel met de bloem ‘gladiool’ te maken. Het effect wordt ontleend aan de gerekte uitspraak van de a (in ach- en in gla-) en de eveneens typisch Utrechtse uitspraak -oal (de oo wordt heel gesloten en zonder een spoor van verglijding uitgesproken). Zo wordt taaltje toaltje en een kopje koffie klinkt ongeveer als een koppie kaoffie. Ook de harde g is typisch. Met ááááchterlijke gladiool is het Utrechts in feite in twee woorden heel herkenbaar neergezet.
Van Dale heeft in zijn laatste editie gladiool als scheldwoord opgenomen. Maar hoe oud het invectief is, wordt er jammer genoeg niet bij vermeld. Ook de geestelijke vader ontbreekt. Daarom stuurden wij de goede man een mailtje met vragen over de precieze ouderdom. Herman meent zich te herinneren dat het september 1975 geweest moet zijn. Hij riep toen in de zaal steeds dingen in de aard van... as un ááááchterlijke en dan weer iets van tante Pietjes was zo dik as un... en dan riep de hele zaal ááááchterlijke en zo is het eigenlijk gaan groeien. De toevoeging werd te pas en te onpas gebruikt.
Een liedje van Herman Berkien draagt de titel Grasspriet in me Oor. Daarin komen de volgende regels voor:
John maakt 'n overtreding, Michel is niet blij
Kansrijke positie, hij stond volkomen vrij
't Was in de zestien meter, de bal ligt in de goal
protest tegen de scheids:
Gladiool en Halleve Zool.
Overigens beweert Herman ook het scheldwoord halve zool (halve gare, klootzak) te hebben gemunt. Maar die uitspraak kunnen we meteen naar het rijk der fabelen verwijzen. Halve zool is van oorsprong een Engels woord. Aan de wieg stond de Engelse slangterm asshole ‘sufferd’. Amsterdamse en Rotterdamse bootwerkers vervormden dat tot zool. Later werd halve ter versterking toegevoegd. De Rotterdamse volksschrijver Willem van Iependaal gebruikte het woord meermaals. Zijn latere stadsgenoot Jules Deelder gebruikte het scheldwoord in een interview met De Tijd uit 1962 (zie De Mensch Deelder, p. 130). Maar het werd al aan het begin van de twintigste eeuw aangetroffen in een roman over Amsterdam van Is. Querido. Pas in de jaren negentig van de vorige eeuw kreeg het scheldwoord ruimere bekendheid en blijkt het vooral in de jeugdtaal, mogelijk dankzij Herman Berkien, erg populair te zijn.
Zeg overigens nooit Utrechtenaar tegen een Utrechter, tenzij je solliciteert naar een pak slaag. Utrechtenaar betekent immers ook homoseksueel.