Neerlandia/Nederlands van Nu. Jaargang 109
(2005)– [tijdschrift] Neerlandia– Auteursrechtelijk beschermd
Nederlandse geschiedenis en Nederlandse identiteit
| |
[pagina 16]
| |
zoals de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens van 1948 en in juridische zin zoals de internationale mensenrechtenverdragen van 1966, is vanuit een bepaalde nationale geschiedenis tot ontwikkeling gekomen (de Nederlandse Acte van Verlatinghe van 1581, de Britse Glorious Revolution van 1688, de Amerikaanse Onafhankelijkheidsverklaring van 1776, de Franse Revolutie van 1789 en de ontwikkeling van de grondwetsidee in de VS en Europa). En bij de implementatie ervan stuit men toch weer op verschillen in de historische, culturele en economische achtergrond, en de daarmee samenhangende specifiek-lokale omstandigheden, zoals op de Weense mensenrechtenconferentie in 1993 op aandrang van niet-westerse landen erkend is. Ondanks de juist genoemde bezwaren wordt op verzoek van de minister van Onderwijs door een commissie onder leiding van Frits van Oostrum gewerkt aan een canon voor het primair en voortgezet onderwijs die voor 1 september a.s. gereed moet zijn. | |
CanonEen overzichtelijke kennis van het eigen nationale verleden zou als nationaal bindmiddel nutteloos zijn, betoogt men ook. Maar hoe een publieke discussie te voeren en tot een historische plaatsbepaling van de eigen tijd te komen als er geen gemeenschappelijk historisch referentie- en interpretatiekader voorhanden is waarop we bij de duiding van het eigentijdse gebeuren kunnen terugvallen en vertrouwen? Door de verzuiling van onze samenleving sinds de pacificatie van 1917 was een dergelijk gemeenschappelijk referentiekader lange tijd problematisch. Maar met de ontzuiling is er ruimte gekomen voor een overzichtelijke, ideologisch niet langer gekleurde kennis van ons nationale verleden, waar we een zekere houvast aan kunnen ontlenen bij onze discussies over de ontwikkeling en toekomst van Nederland als staats- en cultuurnatie. Tot dat verleden behoort uiteraard ook de cultivering van onze verschillen in allerlei opzichten. Gezien die diversiteitscultus is de angst dat onze nationale identiteit als homogeen fenomeen in zo'n nationale geschiedschrijving te sterk beklemtoond wordt,Ga naar eindnoot2 volstrekt ongegrond. Het is een angst die herinnert aan ons verzuilde verleden en nog steeds in zekere mate blijkt na te werken. Ook de angst dat nationale pijnpunten zoals ons slavernijverleden, de excessen van de politiële acties in Nederlands-Indië na 1945 en de accommodatiepraktijk tijdens de bezetting in die geschiedschrijving weggemoffeld worden, is niet langer gerechtvaardigd.Ga naar eindnoot3 In discussies over onze nationale identiteit valt telkens weer een taaie gewoonte op onder degenen die zich als verlichte wereldburgers rekenen tot de culturele voorhoede van dit land. Zodra het idee van een nationale identiteit ter sprake komt, raken zij in de ban van een universalistische geestesvervoering en een abstracte mensenliefde, waarin alle nationale cultuurverschillen als sneeuw voor de zon verdwijnen. Wordt de blik daarentegen binnenwaarts gericht, dan zien we precies het omgekeerde. Dan heerst een ware cultus van allerlei - religieuze, politieke, maatschappelijke, lokale en andere - verschillen. | |
ContextDat de eigen geschiedenis niet op zichzelf staat, behoeft geen betoog. Die is van stonde af aan nauw verweven geraakt met de ontwikkeling van de Europese en westerse geschiedenis en cultuur, en kan alleen maar in die bredere Europese en westerse context begrepen worden. In die context past eveneens de nodige aandacht voor onze historische relaties met de zuidelijke Nederlanden. Die aandacht is er nog veel te weinig. En via kolonialisme en dekolonisatie, wereldoorlogen, Koude Oorlog en wereldkapitalistische expansie ligt onze geschiedenis uiteraard ook ingebed in een mondiaal integratieproces en krijgt zij zodoende vanzelf een mondiale dimensie. Daarover kan moeilijk meningsverschil ontstaan. In de lijn van een organisch opgevat en pluralistisch geleed kosmopolitisme, dat stoelt op het besef dat we in tal van concentrische cirkels leven die in onze tijd uitmonden in de wereldmaatschappij als sluitstuk, is dat een bottom-up-benadering die historisch meer verantwoord lijkt dan een verhaal over onze geschiedenis met een wereldhistorisch kader als uitgangspunt, zoals dat ook bepleit wordt door M. Grever, hoogleraar theorie en methoden van maatschappijgeschiedenisGa naar eindnoot4, met als argument dat de natie een kunstmatige constructie is en dat de geschiedwetenschap het daarom als funderend identiteitskader overboord gezet heeft. Maar een wereldhistorisch identiteitskader is niet minder een kunstmatige constructie en als identiteitsbepalende context bovendien ook wereldvreemd. |
|