Wetenschappelijk onderzoek zou convergentie van het taalgebruik in Noord en Zuid hebben aangetoond. Dat kan best. Het hangt er alleen maar van af welk soort taalgebruik van welk soort taalgebruikers daarbij onderzocht en vergeleken wordt. Toegegeven, op het niveau van sommige beroepstaalgebruikers, bv. journalisten, is het taalgebruik er de afgelopen dertig jaar aanzienlijk beter op geworden. Maar tegelijk zijn er andere categorieën beroepstaalgebruikers, b.v. magistraten, advocaten, politici en - zeg ook maar - veel leraren, waarvan het Nederlands nog altijd ondermaats is. Ook geschreven taal van beroepsschrijvers is zo te zien vaak voortreffelijk. Maar dat is meestal schijn, want het resultaat van een nuttige ingreep van een ingehuurde taalcorrector. De laudatores van het Belgisch-Nederlands schermen graag met het VRT-Nederlands, vooral dat van de nieuwslezers. Maar het Nederlands van het journaal is gewoon van de autocue afgelezen schrijftaal en is geen bewijs van een ‘levende variëteit’. Maar wat de taalkennis en het taalgebruik van de gemiddelde Vlaming en zelfs van de gemiddelde intellectuele Vlaming betreft, is het vaak nog één doffe taalellende. Ik heb daar op blz. 30 al sprekende voorbeelden van gegeven. Hebben die De Vogelaer nog niet overtuigd? Wilt u er meer? Ik wou dat u eens een vogeltje was en eens ging luisteren in onze Vlaamse lerarenkamers en zelfs in veel koffiekamers van onze universiteiten. Of gaat u eens een aperitief drinken of tafelen bij een elitaire serviceclub. Of leg uw oor te luisteren op een receptie naar aanleiding van een hoogstaande culturele aangelegenheid. Uitdrukkingen als 'k weet kik, komde gij mee, wa zegde gij, ge zijt gij, ze zijn zij zot - om nog maar dat soort afwijkingen te noemen - zijn er niet van de lucht. Dat is natuurlijk informeel taalgebruik. Maar informeel taalgebruik moet toch geen voorwendsel zijn om tussentaal te spreken.
Is het formele gesproken Nederlands beter? Hebt u al eens vergaderingen bijgewoond van culturele raden en commissies? Hoeveel van die culturele werkers en intellectuelen spreken behoorlijk Nederlands? Verkeerde betrekkelijke voornaamwoorden, verkeerde vervoeging, verkeerde woordorde... zijn schering en inslag. En er gaat geen vergadering voorbij of er wordt iets weerhouden i.p.v. in aanmerking genomen. Van convergentie merk ik heel weinig. Het ondertitelen van elkaars tv-producties is m.i. zeker geen bewijs van convergentie. We drijven veeleer uit elkaar dan we naar elkaar toe groeien.
De Vogelaer noemt mijn ‘kritiek op de variatie- en sociolinguïstiek misplaatst’. Ik blijf erbij, dat het verband tussen de afgenomen belangstelling voor standaardtaal enerzijds en mei '68 en de sociolinguïstiek anderzijds niet geloochend kan worden. Wie dat niet ziet, is te kwader trouw. Ik zou ‘een verkeerd begrip’ hebben ‘van wat taalwetenschap precies is’? Ik schat de impact van de taalkundigen - nl. de variatielinguïsten - te hoog in?? Maar zijn veel variatielinguïsten niet juist docenten aan hogescholen en universiteiten, waar ze als multiplicatoren hun studenten met het variatievirus besmetten? En leraar geworden verspreiden die zelf óók als multiplicatoren het virus verder epidemisch.
Goedkoop succes oogsten de variatielinguïsten met: ‘Vrijwel niemand in Vlaanderen heeft problemen met het gebruik van woorden als spuitwater, fruitsap, fluisterasfalt en pechstrook’. Inderdaad, ook als taalintegrationist heb ik daar geen moeite mee. En er zijn wel nog meer Vlaamse woorden waar ik geen moeite mee heb. Maar doen alsof die varianten in het lexicon hét verschil tussen Belgisch-Nederlands en ABN uitmaken, is een misleidende voorstelling. Ik weiger evenwel wantaal Belgisch-Nederlands te noemen. Zich ergens aan verwachten, een groep vervoegen, een voorstel weerhouden, iets op punt stellen, de lessen hernemen, plooifiets, de duimen leggen enz. kan ik - ondanks Van Dale - geen Belgisch-Nederlands noemen, gewoon omdat het geen Nederlands is. Het is kromspraak, net zoals het Brusselse Beulemans (faim je n'ai pas mais soif ça bien, ça goûte) geen Frans is.
Een klassieke dooddoener is ook de vergelijking met onder meer Duitsland-Oostenrijk-Zwitserland. Een manke vergelijking. Vergeet trouwens niet dat de Duitsers neerkijken op het Duits van de Oostenrijkers en dat de Oostenrijkers op hun beurt neerkijken op het Duits van de Zwitsers. En wie Duits wil leren, leert geen Oostenrijks Duits. De Oostenrijkse variant, waarvan de verschillen met het Hoogduits dan nog veel geringer zijn dan de verschillen tussen Belgisch-Nederlands en ABN, telt internationaal niet mee.
Ik wil hier niet op alle slakken zout leggen. Maar ik wil tot slot de bewering tegenspreken dat zich in Vlaanderen ‘een eigen spraakmakende gemeente ontwikkeld’ heeft, die ‘het zgn. Belgisch-Nederlands’ hanteert. In Vlaanderen bestaat geen spraakmakende gemeente. Iedereen wijkt op zijn manier af van de norm, iedereen hanteert zowat zijn eigen ‘Belgisch-Nederlands’.