dragers? De lichte maar effectieve aansturing vanuit het Vlaamse Ministerie van Cultuur? Het feit dat er maar twee fondsen zijn? De permanente strijd, concurrentie, met Wallonië en de daaruit voortvloeiende behoefte aan profilering?
Het zijn maar hypothesen. Vast staat - en dat is opvallend - dat de problemen, of zo u wil uitdagingen, min of meer hetzelfde zijn voor Vlaanderen en Nederland. Om te beginnen de eeuwige slingerbeweging tussen cultuur als autonoom of als functioneel fenomeen. Mag cultuur een functie hebben in het buitenlands beleid of moet het op grond van haar culturele waarde of schoonheid (ook) als autonoom beschouwd worden?
Opvallend is dat waar volgens het artikel van Schramme de slinger van de Vlaamse klok weg- en weer teruggedraaid is van respectievelijk buitenlands (en zelfs economisch) beleid naar het Ministerie van Cultuur, dat nu de leidende rol heeft bij het internationaal cultuurbeleid o.l.v. Bert Anciaux)
In Nederland is dit natuurlijk anders, waar in 1997 een verstandshuwelijk is gesloten tussen de ministeries van OCW en BZ, die tot dan toe heel erg los van elkaar opereerden dan wel in een vruchteloze loopgravenoorlog met elkaar verkeerden.
Andere parallellen zijn: de internationalisering van kunst en cultuur (die gelijktijdig plaatsvindt, met een discussie over resp. tendens naar beklemtoning van de eigen identiteit), multiculturaliteit als issue (zowel in eigen land als in de relatie met de zgn. Herkomstlanden), globalisering, digitalisering, Vlaanderen (en Nederland) versus ‘Brussel’ (EU), subsidiariteit, relatie taal en cultuur (voor Vlaanderen en Nederland een bindend gegeven, maar ook splijtend als Vlaanderen zich teleurgesteld voelt door wat vaak wordt gezien als gebrek aan steun), belang van grensoverschrijdende culturele netwerken en uiteraard de noodzaak van export- én importelement.
Een interessante parallel is de inzet van Vlaanderen op Zuid-Afrika, dat in het Nederlandse ICB een prominente plaats inneemt (Zuid-Afrika is het enige land waar alle programma's van het ICB worden uitgevoerd). Deze ‘duurzame ontwikkeling’ (typisch Vlaams begrip, schat ik) is boeiend omdat dit ook een basis biedt voor Nederlandse-Vlaamse samenwerking in derde landen, Suriname voorop. Maar wat mij betreft houdt het daar niet op. Vlaams-Nederlandse samenwerking naast gezonde artistieke competitie is een prima zaak.
Drs. J.Th. Hoekema
Ten slotte de vraag: heeft het Vlaamse ICB vooral succes in de relatie met Nederland of juist in breder verband? Je zou het met de creative braindrain van Vlamingen naar Nederland wel zeggen, maar er is ook een beweging van Nederland naar Vlaanderen. De auteur loopt langs die vraag een beetje heen. Aardig idee voor Greetje van den Bergh en het Vlaams-Nederlands Huis om op te pakken voor een symposium?
De auteur, Jan Th. Hoekema, is directeur culturele samenwerking van het Ministerie van Buitenlandse Zaken en ambassadeur voor internationale culturele samenwerking.
Op onze vraag hoe het nu zit met het Nederlandse cultuurbeleid, vindt u een reactie van zijn hand op het artikel van Annick Schramme - een poging de draai naar Nederland te maken. Het cultuurbeleid geeft immers aan Nederlandse zijde een minder duidelijk beeld van wat de overheid op het gebied van cultuurbeleid nu precies wil.