gebruikt. Node wordt nu aanvaard dat niet alleen rationaliteit maar ook toeval tot vooruitgang heeft geleid. Dat toont André Klukhuhn aan in zijn Sterf oude wereld. Een inleiding tot de 21ste eeuw (1995).
Serendipiteit is een term die omstreeks 1930 voor het eerst in de wetenschap werd gebruikt met betrekking tot de wetenschappelijke vondst van de fysioloog Walter Cannon dat lichamelijke reacties en gevoelens van emotie gelijktijdig optreden, en dat ze worden beheerst door lagere hersencentra, nl. door de hypothalamus tussen de hersenhelften. Eenvoudig gezegd komt die Cannon-Bard-theorie erop neer ‘dat de integratie van emotionele expressie wordt bestuurd door de thalamus (grijze stof) die een relevant excitatiepatroon naar de cortex zendt, terwijl de hypothalamus tegelijkertijd het gedrag bestuurt’, aldus A.S. Reber in Woordenboek van de Psychologie (1991).
Voor zover bekend gebruikte Horace Walpole (1717-1797) het woord serendipiteit in niet-wetenschappelijk verband voor het eerst in 1754. Walpole wordt beschouwd als de grondlegger van de griezelroman, maar vooral zijn briefwisseling heeft grote literaire waarde. Zoals in adellijke kringen gebruikelijk was, maakte Walpole ter afsluiting van zijn studie een grote buitenlandse reis. In een brief naar huis maakte hij gewag van serendipity, wat hij omschreef als de gave om door toeval en schranderheid dingen te ontdekken waar je eigenlijk niet naar op zoek bent.
Het woord serendipity was ontleend aan De drie prinsen van Serendip (1557) van Michele Tramezzino, een sprookje dat al in de 13e eeuw door een Perzische dichter in India werd opgeschreven en nadien in het Duits, Frans en Engels vertaald. Dat verhaalt hoe drie Oosterse prinsen hun oude vader Giafferis (Giafer of Jafer) weigerden op te volgen. Die wilde zich namelijk in een klooster terugtrekken. Daarom zond hij zijn zonen uit om hun wijsheid te testen en praktische ervaring op te doen. Tijdens hun omzwervingen in het land van keizer Bahram gebruikten ze hun intelligentie onder meer om die keizer aan de vrouw van zijn dromen te helpen. Ondanks andere vruchteloze pogingen om iets bepaalds te vinden, slaagden ze er vaak in om als een trio detectives avant la lettre, via zorgvuldige observatie en subtiel logisch redeneren, allerlei onverwachte en opwindende ontdekkingen te doen.
De essentie van dat alles vinden we beknopt terug in de woordenboekdefinities. In Mijn naam is Haas (2001) beweert Marcel Grauls dat het woord serendipiteit pas sinds 1974 in de Engelse woordenboeken kwam en vanaf de 13e druk in Van Dale werd opgenomen. Maar er waren al eerder sporen te vinden. Chambers Twentieth Century Dictionary (new ed. 1972) zegt op p. 1236: ‘serendipity, n. the faculty of making happy chance finds. (Serendip, a former name for Ceylon. Horace Walpole coined the word (1754) from the title of the fairy-tale “The Three Princes of Serendip”, whose heroes “were always making discoveries by accidents and sagacity, of things they were not in quest of.”)’.
Volgens Nicoline van der Sijs komt serendipisme sinds circa 1980 in de Nederlandse woordenboeken voor (Geleend en uitgeleend, 1998), sinds 1984 in de grote Van Dale (Chronologisch woordenboek, 2001). Van Dale (11e druk) neemt serendipisme op en in de 12e druk staat: ‘o. <na 1950> (gevormd van het Engels serendipity) (w.g.) serendipiteit.’ Vanaf de 13e druk krijgt serendipiteit een apart lemma. In Kramers' Woordentolk (29e druk, 1977) definieert C. Kruyskamp een serendipitist als ‘iemand die op zoek [is] naar iets dat hij niet vindt, daarbij iets waardevols ontdekt dat hij niet zocht.’ Van Dale (13e druk) verklaart serendipiteit als volgt: ‘v. [uit Eng. serendipity, naar de titel van een verhaal van Horace Walpole (1717-1797) The Three Princes of Serendib, waarin Serendib = Sri Lanka], gave om door toevalligheden en intelligentie iets te ontdekken waarnaar men niet op zoek was.’ Als bron van serendipiteit noemt Van Dale een verhaal van Walpole. Eigenlijk komt het woord uit een brief van Walpole. Die was op zoek naar het wapen dat oorspronkelijk behoorde bij het portret van Bianca Capello, de vrouw van een De Medici. De Britse gezant Horace Mann, met wie Walpole jarenlang een omvangrijke correspondentie voerde, slaagde erin dat portret te kopen. Toen Walpole bij toeval ook nog dat wapen ontdekte, schreef hij aan Mann: ‘Deze ontdekking is inderdaad bijna van het soort dat ik serendipiteit noem.’ (M. Grauls, o.c. 355).
Alle woordenboeken leggen in hun definitie van serendipiteit steeds weer de nadruk op het toeval. Toch zijn belangrijke serendipiteuze ontdekkingen niet louter een kwestie van goed geluk en toeval. Ze vereisen wel degelijk slimheid en inzicht om het belang in te zien van iets waar je als het ware over valt. Zo weten bezitters van honden al eeuwenlang dat deze dieren kwijlen als er voer gereed wordt gemaakt. Maar het vereiste het genie van Pavlov (1849-1936) om het belang van die psychische secretie te onderkennen, toen hij hetzelfde verschijnsel toevallig ontdekte bij de uitvoering van een andere proef.
Het onverwachte en het onberedeneerde maakt de wetenschap aantrekkelijk en speelt er soms ook een essentiële rol in. Net als de prinsen van Serendip moet een wetenschapper ook een zekere denklenigheid en eigenwijsheid bezitten om net die ene link te leggen die iets tot een vondst maakt, of moet hij even een zijweg durven te bewandelen, aan het eind waarvan misschien een juweel van een ingeving te vinden is. Met de woorden van Pasteur (1822-1895): ‘Le hasard ne favorise que les esprits préparés.’ Of enigszins geactualiseerd: een goed doelman heeft altijd wat méér geluk.