heb ik trouwens een van onze ministers pas geleden hun hebben horen zeggen.’
- Als je ‘alles maar toelaat’ verstaan we elkaar op het laatst niet meer. Taalbeleid is dus nodig ...
‘Mensen willen een norm. Als taalkundige kun je zeggen: ik hoef helemaal geen norm te ontwikkelen, want als er geen norm wordt opgelegd, ontwikkelt die zich wel vanzelf, want anders kun je elkaar niet meer begrijpen. Als politicus zit je er anders in.’
- Als je Nederlands gesproken teksten voor Nederlandstalig publiek gaat ondertitelen, wordt die normering en onderlinge verstaanbaarheid niet echt nagestreefd.
‘Je spreekt regelmatig in het taalgebied met mensen die net even anders spreken dan jij. Je hebt daarnaast ook een soort steenkolen-Engels nodig om zelfs in ons eigen land je te kunnen handhaven. Dat Engels zie ik als een verworvenheid. Ik spreek het wel consequent zo Nederlands mogelijk uit. Een buitenlander moet kunnen horen dat ik wel Engels spreek, maar tegelijkertijd ook Nederlander ben, want niemand zegt je hoe je steenkolen-Engels moet spreken. Het Standaardnederlands is binnen Nederland een gemeenschappelijke taal, net als het Engels in Europa, dat overigens een grote bandbreedte heeft. En om te voldoen als een dergelijke taal is enige bandbreedte noodzakelijk.’
- Maar voor het Nederlands - en het Engels in Engeland - geldt toch dat cultuur en literatuur er volledig in moeten worden meegenomen, een taal is in het eigen taalgebied meer dan een verbindingstaal.
‘Als de samenleving een norm wenst, dan vind ik dar wij als taalkundigen moeten nadenken over wat dan die norm moet zijn. Als taalkundige heb je de taak om de samenleving bewust te maken van de rijkdom aan variatie. Dat variatie juist een verworvenheid is en dat je niet moet gaan proberen die variatie ook weer te gaan normeren. Foute boel wat mij betreft. Iedere dialectoloog weet dat er geen Zeeuws is.’
- En wat is de rol van de overheid hierin?
Ik vind dat de overheid wel een taak heeft om ervoor te zorgen dat de taal als cultuurobject goed verzorgd wordt. Het betekent niet dat je zegt hoe het moet, maar wel dat er goede documentatie ter beschikking is en voldoende middelen om ervoor te zorgen dat mensen die willen weten hoe het nu eigenlijk zit, daarbij te rade kunnen gaan. Het Instituut voor Nederlandse Lexicologie doet dat voor de woorden, maar wij hebben meer dan woorden. Grammatica (ANS, Algemene Nederlandse Spraakkunst) bijvoorbeeld. De ANS is nu afgesloten en ofschoon de taal blijft veranderen, wordt voor verder onderzoek geen geld meer ter beschikking gesteld. Het is onbegrijpelijk dat er wat de overheid betreft geen continu onderzoek kan zijn, zodat door taalkundigen, door een instituut wordt bijgehouden hoe de grammatica van vandaag eruitziet.
- Een eigen taak dus voor de wetenschap, gescheiden van de overheid, waardoor in een goed democratisch spel kan worden vastgesteld wat er op dit terrein speelt en wat van algemeen belang is en als norm moet gelden.
‘Ja, ik heb bij de overheid bepleit dat grammatica en uitspraak op structurele wijze worden onderzocht. Je kunt dan ook met taalbeleid op een bepaald moment knopen doorhakken. Als een variant aantoonbaar de overhand heeft gekregen, dan kun je besluiten die te accepteren, laat je die tot de standaardtaal behoren. Daarvoor moet je criteria ontwikkelen.
- Een Vlaams-Nederlands onderzoeksproject, mag ik aannemen?
‘Jazeker. En ook natuurlijk onderzoek in ‘allochtonië’, want dat is een factor van formaat in het Nederlands van vandaag.’
‘Het Bureau’ van P.J. Meertens is, zo mogen we stellen, voltooid verleden tijd, terwijl het instituut Meertens Instituut is gaan heten. En dat is nu even te ingewikkeld om historisch te verklaren.