Het journaille
Marc De Coster
Als er één beroepsklasse is die tegenwoordig vaak in het verdomhoekje staat, dan is het wel die van de journalisten. Persmuskieten, paparazzi, hoernalisten en journaille, het zijn geen fraaie benamingen voor de vertegenwoordigers van wat ook wel positief de koningin der aarde wordt genoemd.
Met het scheldwoord journaille is overigens iets raars aan de hand. Niet alleen hebben de woordenboekenmakers geen idee wie de term heeft bedacht, ze beschouwen het ook als een vrij jong woord. Volgens Van Dale zou het pas na 1950 gevormd zijn, terwijl het WNT (de schatkamer van onze taal) het bij één enkele vindplaats houdt: het tijdschrift Margriet uit 1974. Lezers van de Amsterdamse krant Het Parool denken misschien dat het woord een bedenksel is van cineast, journalist en filmproducent Jan Vrijman (pseudoniem van Jan Hulsebos, 1925-1997). Onder de naam Journaille becommentarieerde hij in die krant wekelijks het leven. Zijn eerste column verscheen evenwel pas op 2 januari 1985, hoewel hij de naam al vroeger gebruikte. Als Jean Journaille (zijn nom de plume) schreef hij drie jaar eerder al korte stukjes met koddige woordspelingen en naamgrappen. Die verschenen dan o.a. in Vrij Nederland en Haagse Post. De krakersrellen in de Amsterdamse Vondelstraat in 1980 vormden de aanleiding voor zijn woedende rubriekjes in Het Parool. Toch is Jan Vrijman niet de geestelijke vader van het woord journaille.
Het eerste Nederlandse woordenhoek waarin de term vermeldt wordt, is het Supplement op de 8e druk van Van Dale (1970), bewerkt door C. Kruyskamp. Misschien baseerde Van Dale zich op een vindplaats uit 1963. In het boek ‘Zo was het’ (over het journalistieke bedrijf) van volksschrijver Piet Bakker stuiten we op de zinsnede: ‘ploertenjournalistick van verachtelijk journaille’. En er zijn nog oudere voorbeelden. In ‘Anna’ (Annejet van der Zijl, 2002) staat bijvoorbeeld te lezen dat Ed. Hoornik omstreeks eind 1947 over Annie M.G. Schmidt had gezegd of geschreven dat zij de ‘lieveling van het Amsterdamse journaille’ was. De vindplaatsen die wij konden achterhalen, dateren allemaal uit de jaren dertig van de twintigste eeuw. Het archief van de Groene Amsterdammer leverde maar liefst drie bewijsplaatsen uit die periode, waarvan de oudste uit 1932. Tot dusver is dit dus de oudste vindplaats van het scheldwoord journaille in het Nederlandse taalgebied: ‘De onvolprezen leden van het journaille, die de Duitsche Magazines van tekst en foto's voorzien, zouden dit boekje van Cowboy-Kees zeker veel beter hebben uitgegeven.’
Karl Kraus (1874-1936), Oostenrijks schrijver en criticus (uit: Autoren in Wort and Bild, Bertelsmann, Gütersloh)
Maar eerst even wat etymologische informatie over de pejoratieve term journaille. Het mag ondertussen wel bekend zijn dat we hier te maken hebben met pseudo-Frans. Journaille is een samensmelting van twee Franse woorden: journal (of journaliste) en het pejoratieve achtervoegsel -aille, zoals in dat andere populaire scheldwoord canaille ‘gepeupel, janhagel’. Canaille is afgeleid van het Italiaanse cane (Latijn: canis) ‘hond’. Het verzamelbegrip is canaglia ‘hondentroep’. Napoleon bezat naar verluidt een zorgvuldig aangelegde zwarte lijst van personen die hem vijandig gezind waren. Op het titelblad had hij met eigen hand in het Italiaans en het Frans de woorden canaglia-les canailles geschreven. Het journaille is de opruiende pers die zich van allerlei lage middelen bedient, uitsluitend om sensatie te maken en daaruit geldelijk gewin te slaan.
Vanaf nu behandelt Marc De Coster in elk nummer van NvN onder de rubriektitel Scheldcolumn een of meer scheldwoorden. Het eerste artikel gaat over het woord journaille.
Een speurtocht op het web en in Duitse woordenboeken wijst uit dat dit invectief in het begin van de 20e eeuw (volgens sommigen in 1902) voor het eerst in omloop werd gebracht door de Weense satiricus en publicist Karl Kraus (1874, Gitschin, Bohemen - 1936, Wenen). Toch is journaille geen bedenksel van hem. Het woord werd hem als het ware op een presenteerblaadje aangeboden door Alfred Freiherr von Berger (1853-1912), de directeur van het Weense Hofburgtheater. Dankzij het Oostenrijkse tijdschrift Die Fackel (waarvan in april 1899 het eerste nummer verscheen) werd journaille een gevleugeld woord. In het Duits is de term - althans volgens Duden - tegenwoordig wat verouderd, maar hij ons is daarvan nog niers te merken.