Neerlandia/Nederlands van Nu. Jaargang 108
(2004)– [tijdschrift] Neerlandia– Auteursrechtelijk beschermd
Het Friese zusje van de Nederlandse jeugdliteratuur
| |
GeschiedenisOm te kunnen begrijpen hoe het heden in elkaar zit, kun je er niet omheen naar het verleden te kijken. Reeds bij het startpunt van de Friese kinder- en jeugdliteratuur (kjl), dat algemeen midden 19de eeuw wordt geplaatst, kunnen we van een relatie tussen de beide literaturen, de Friese en de Nederlandse, spreken. Verwonderlijk is dat niet, wanneer we bedenken, dat het Fries als een taal met een beperkt aantal sprekers sterk beïnvloed werd èn wordt door zijn buurtaal, het Nederlands. De situatie als tweede officiële taal in Nederland is vrij nieuw (sinds 1970). In de 19de eeuw was er nog geen sprake van erkenning van het ‘Boerenfries’ zoals het toen werd betiteld, integendeel. De naamgeving vertoont reeds een zeker dédain. Binnen het onderwijs, van oudsher een belangrijke component in het kader van jeugdliteratuur, was het de leerkrachten een tijdlang zelfs verboden Fries te gebruiken. De Friese Beweging, een taalbeweging voor de emancipatie van het Fries, onderkende het belang van het onderwijs reeds snel. Niet verwonderlijk, want binnen deze beweging waren veel onderwijzers actief. Voor de Friese kinderliteratuur is de ontwikkeling van onderwijs in het Fries dan ook van grote betekenis geweest. Nog steeds zijn er onder de auteurs veel onderwijsmensen te vinden, die weten hoe belangrijk kinderboeken zijn. Bovendien kennen ze, door- | |
[pagina 9]
| |
dat ze dagelijks met kinderen in aanraking komen, de kinderlijke leesbehoeften en de goede toon, al ligt ook een nadeel op de loer in de vorm van een didactisch-moralistische inslag. Overigens is het verschijnsel auteur-leraar niet uniek, maar vindt men het ook in andere kinderliteraturen. De eerste publicatie in boekvorm binnen de Friese kinderliteratuur is, uiteraard, geschreven door een onderwijzer. Deze onderwijzer, Harmen Sytstra, was tevens een voorman van de pas ontstane Friese Beweging (1844). Het gaat bij Gelukkig Hansje (1846) evenwel niet om een oorspronkelijk Fries verhaal, maar om een vertaald Grimm-sprookje met een intrigerende Nederlandstalige titel. Sytstra gebruikte deze titel als een soort lokkertje. Immers, er was nog geen sprake van onderwijs in het Fries en het vergde van kinderen extra inspanning Fries te lezen. Deze tactiek diende om ze over de drempel te helpen en niet bij voorbaat als lezer te verliezen. Of het geholpen heeft, kunnen we niet meer vaststellen: gegevens voor receptie-onderzoek ontbreken. Een jaar later vertaalde de auteur, deze keer uit het Nederlands, het toneelstukje voor kinderen De stellene kersen (‘De gestolen kersen’) van de dan populaire auteur M. van Heyningen Bosch. Een andere belangrijke schakel met de Nederlandstalige kinderliteratuur werd gelegd door de vertaling van Van Alphens dichtbundel. Eigenlijk is die vertaling op een vrij bizarre wijze ontstaan. De vertaler, de recalcitrante onderwijzer H.G. van der Veen, moest na een belediging van de grietman (19de-eeuwse benaming voor burgemeester), een korte gevangenisstraf uitzitten. Als bezigheid vertaalde hij de toen reeds beroemd geworden bundel in het Fries. Daarmee was de Friese vertaling er nog enkele jaren eerder dan de Engelse. Gevangenisstraf kan dus soms toch nuttig zijn ... Enige decennia later ontstaat er opnieuw een relatie met de Nederlandse kinderliteratuur. De sindsdien zeer bekende auteur Nynke van Hichtum maakte in 1887 haar debuut in het Fries, met - alweer - vertaalde sprookjes, nu van Léander. Ook daarna schreef ze nog wel in het Fries, onder meer in het door haar man Piter Jelles Troelstra opgerichte Foar ús beukers, omslag
tijdschrift For Hûs en Hiem, waarin ze de eerste Friese kinderrubriek verzorgde. Later moest ze echter met schrijven haar brood verdienen. Het zal duidelijk zijn, dat schrijven in het Fries dit niet mogelijk maakte. Haar latere werk is dan ook voor het grootste deel Nederlandstalig, al ademt een aantal boeken, waaronder de klassieker Afke's Tiental (1903), een Friese geest. Een drietal boeken met Jelle van Sipke Froukjes als meest bekende, verscheen in de jaren dertig en kreeg binnen haar oeuvre de betiteling ‘Friese boeken’. Beide genoemde titels zijn pas later in het Fries verschenen, het verhaal over Afke in 1957 en in 1989, dat over Jelle, oorspronkelijk door de auteur zelf in het Fries geschreven, in 1939, vlak na haar dood. Intussen kwam er op het Friese onderwijsterrein beweging. Begin 20ste eeuw kwam de eerste overheidsmaatregel, van het provinciaal bestuur van Friesland, die zijn vruchten afwierp voor het Fries. Er mocht na schooltijd Friese les worden gegeven aan de hoogste klassen van de lagere school. Het duurt evenwel nog tot 1937, voor er van regulier schoolonderwijs in het Fries kan worden gesproken. In dezelfde tijd verschijnen er, eerst nog druppelsgewijs, kinderboeken. Zowel na de eerste onderwijsmaatregel als rond die van 1937 worden er prijsvragen uitgeschreven met aardige resultaten. Een bekend voorbeeld is het boek Torda de sigeunerhoun (1930; 19482), dat vrij snel ook in het Nederlands verscheen (1932). Juist door deze vertaling werd het verhaal later onderdeel van een discussie over een mogelijk discriminerend beeld van zigeuners in kinderboeken. Aanleiding vormde de studie Kinderroof of zigeunerroof (1993) van J. Kommer, met een illustratie uit het boek over Torda en het boek zelf in de titellijst van de desbetreffende boeken. Het aantal Friese kinderboeken blijft eind jaren dertig echter nog zeer beperkt. Daarom werd in 1941 Us Frysk Berneboek (‘Ons Fries Kinderboek’) opgericht om kwantiteit en kwaliteit dienaangaande te vergroten. De organisatie met het karakter van een boekenclub verkreeg haar manuscripten via wedstrijden. De beloning voor de winnende auteur was, dat het manuscript door de club werd uitgegeven. Het eerste boek is Jonges fen Gaesterlân (1941) van, | |
[pagina 10]
| |
jawel, de onderwijzer Inne de Jong. Van dit boek en het in 1950 verschenen vervolg maakte de auteur een Nederlandstalige samenvatting, die met illustraties van de bekende kunstenaar Friso Henstra in 1961 bij de Arbeiderspers verscheen. Er zijn plannen geweest om deze samenvatting te ‘verfriesen’ en zelfs om er een film van te maken. Van beide plannen is niets terechtgekomen. | |
VernieuwingInmiddels zal duidelijk geworden zijn, dat zowel het onderwijs als de taalbeweging van groot belang is geweest voor de ontwikkeling van de Friestalige kinder- en jeugdliteratuur. Vanaf de jaren vijftig van de vorige eeuw komt er echter langzamerhand ook aandacht voor het literaire aspect. De taalbeweging raakt vanaf dan meer en meer op de achtergrond en is voor de kjl geen factor van betekenis meer. De kinderliteratuur leert op eigen wieken te vliegen, zoals we dat in meer West-Europese kinderliteraturen van die tijd kunnen bespeuren. Dit geldt evenwel niet voor de financiële kant van het uitgeven: zonder subsidies van overheidswege, met name van de provincie, gaat het niet! Daarnaast is coproductie, met name bij de prentenboeken, een mogelijkheid om kinderen te laten kennismaken met werk van gerenommeerde Nederlandse en ook buitenlandse illustratoren. Namen als Max Velthuijs, Dick Bruna en Jet Boeke zijn ook bij Friestalige peuters en kleuters zeer bekend, naast Thea Beekman en Jan Terlouw voor oudere lezers. Als we nog even teruggaan naar de jaren vijftig van de vorige eeuw, dan moeten er twee namen genoemd worden in het vernieuwingsproces van de Friese kjl: Diet Huber en Tiny Mulder. Deze pioniers hebben met hun poëzie de deuren opengezet naar een wereld buiten Friesland. Beide auteurs geven aan hoe ze onder invloed van Engelse auteurs als Edward Lear en Lewis Carroll ook voor Friese kinderen fantasie hebben willen brengen in een fraaie literaire vorm. Bovendien zijn ze exponenten in het vernieuwingsproces in die zin, dat beiden niet uit het onderwijs afkomstig zijn. Diet Huber kreeg een kunstopleiding, terwijl Tiny Mulder als journalist werkzaam was. De bisteboel fan omke Roel
Met name Diet Huber is tevens een goed voorbeeld van het grensverkeer tussen de Nederlandse en Friese kinderliteratuur. Zij heeft in haar schrijversloopbaan steeds als stelregel gehad, dat er na een Fries boek van haar hand een Nederlandse titel volgde - en omgekeerd. Haar werk heeft in beide literaturen een goede naam gekregen. Tiny Mulder is met haar werk meer binnen de grenzen van het Fries gebleven, al liet ze zich door die grenzen niet beperken. Zo is er niet alleen invloed van Lewis Carroll in haar werk te bespeuren, zij heeft ook diens bekendste titel, Alice in Wonderland, in het Fries vertaald (1964; 19942). Van de Helgolandse auteur James Krüss vertaalde ze Mein Urgrossvater und ich (Myn oerpake en ik, 1962). Ook van Tiny Mulder is werk in het Nederlands verschenen en wel het door haar zelf vertaalde Tin iis (1981; 19983), onder de titel Gevaarlijk ijs bij Leopold verschenen (1987). Later nam uitgeverij Friese Pers deze Nederlandstalige editie naast de Friese in haar fonds op en werd het boek ook niet meer als jeugdroman gepresenteerd. Opvallend is het succes van deze Nederlandstalige editie, ook in Friesland zelf, waar onlangs de vijfde druk verscheen (2003). | |
Tussen jeugd en volwassenheidDaarmee komen we bij het grensgebied van de literatuur voor volwassenen en dat voor de oudere jeugd. Tiny Mulder (Tin iis) en ook Akky van der Veer (Grutte wurden (1995)) beschouwen hun boeken niet als specifieke jeugdromans, terwijl hun uitgevers dat in eerste instantie wel doen. Uiteraard is dit grensgebied vaag, vooral bij de zogenaamde adolescentenromans. Boeken van de Engelse Aidan Chambers zijn duidelijke voorbeelden van dit genre en ook die van de beide Friese auteurs. Het boek van Akky van der Veer verscheen eveneens in Nederlandse vertaling (Gezworen woorden; 1996), net als boeken van Hanneke de Jong en Lida Dykstra (respectievelijk De lêste brief (1999; 20032) / De laatste brief (2001) en Wolken fan wol (2000) / Wachten op Apollo (2001)). De laatste titel is een bewerking van zes ‘Metamorfosen’ van Ovidius. | |
[pagina 11]
| |
Yn piama de dyk oer
Niet alleen Friese jeugdromans worden in het Nederlands-vertaald, ook kinderboeken van auteurs als Berber van der Geest, Anny de Jong, Jan Schotanus en anderen. Van Akky van der Veer verscheen als eerste van deze rij het in dagboekvorm opgezette Zwart op wit (1988; oorspr. 1985), terwijl het laatst vertaalde boek tot nu toe een prentenboek van Lida Dykstra was. Dit laatste is niet verwonderlijk als je bedenkt dat Mûske myn famke (2003) / Muisje mijn meisje (2003) werd geïllustreerd door de Zuid-Afrikaanse illustrator Piet Grobler. Nederlands werk van hem verscheen eerder bij uitgeverij Lemniscaat, de uitgever bij wie Lida Dykstra haar Wachten op Apollo en ander uit het Fries vertaalde werk liet publiceren en daarmee is de link verklaard. Een ander prentenboek dat indertijd, net als dat van Dykstra/Grobler, als Actieboek voor de Friese Kinderboekentijd diende, is Grutte Giele en Lytse Loer (1995) / Gele Gijs en Lange Loeres (1996) van Riemkje Pitstra en Marianna van Tuinen.
Over het algemeen worden er in verband met het kostenplaatje weinig oorspronkelijk Friese prentenboeken gepubliceerd. Coproductie levert meestal de benodigde kwantiteit en kwaliteit. Desondanks verscheen er naast de genoemde titels een aantal oorspronkelijk Friese van Helena de Boer over beer Boeloe. Boeloe is bij jonge kinderen in Friesland zeer populair, mede dankzij de Friese televisie die verhaaltjes over hem uitzond. Dat de Friese kinderliteratuur, zo klein als ze is, toch kwaliteit levert, blijkt onder meer uit de toegekende prijzen. Bij de driejaarlijkse Simke Kloostermanpriis kon sinds de instelling in 1983 steeds een prijs worden toegekend. De provincieprijs voor literatuur, de Gysbert Japicxprijs, geeft de kinder- en jeugdliteratuur ook een kans, al is dat sterk de vraag, aangezien hier appels en peren met elkaar worden vergeleken. Wat de Nederlandse prijzen betreft, waren er twee eervolle vermeldingen bij de Gouden Zoenbekroningen, voor Gezworen woorden (1997) en voor De laatste brief (2001). Bij de internationale bekroningen viel Fries werk in de prijzen van de Italiaanse universiteit in Padua en staat er sinds 1992 tweejaarlijks steeds ook een Fries boek op de Erelijst van IBBY (International Board on Books for Young People). Die kwaliteit is nodig waar Friese kinderen, tweetalig als ze zijn, veelal Nederlandstalige boeken lezen. Dat de kwaliteit nu ook in heel Nederland wordt erkend, laten de vertalingen in het Nederlands duidelijk zien. Het eenrichtingsverkeer van het begin, toen vertaald werd uit het Nederlands in het Fries, is daarmee doorbroken en de relatie tussen beide literaturen is volwassener geworden. |
|