| |
| |
| |
Vraag het maar!
Oubollig
De jongste jaren hoor ik het woord oubollig in Vlaanderen steevast gebruiken in de zin van ouderwets, oubakken, achterhaald, b.v. ‘het oubollige imago van de Kerk’, ‘CD&V blijft een oubollige partij’, terwijl mijn Nederlandse vrienden daarmee veeleer iets als ‘ruw, boertig, onaf’ bedoelen. Ook Van Dale geeft aan oubollig de laatstgenoemde betekenis en die strookt, zonderling genoeg, volkomen met die van een West-Vlaams adjectief dat mijn moeder vaak in de mond nam, nl. uvollig voor ‘ruw van aanvoelen’.
V.P., Beersel
We kennen het woord oubolligh sinds 1562 voor ‘wonderlijk, vreemd’, 1569 voor ‘koddig, grappig’, 1588 voor ‘lastig, eigenzinig’ (Kiliaan). Een verouderde betekenis is dan ook ‘komiek, zonderling’. Uit de betekenis ‘ruw-komisch’ ontwikkelde zich de betekenis ‘boertig, flauw-grappig’. Het in Vlaanderen wellicht niet-autochtone woord oubollig, dat althans niet in onze dialecten voorkomt, werd er als ‘ouderwets’ begrepen en opgevat door associatie met oud. De traditionele etymologische verklaringen van het woord gaan meestal terug op Kiliaan (1599), die oubolligh uit *oubolghigh verklaart, wat hij dan weer terugvoert tot abolghigh ‘verbolgen’, een afleiding die hij zelf maakt van Mnl. abolge ‘verbolgenheid’, Oudhoogduits abulgi, een afleiding van belgen, waaruit ook (ver)bolgen. Maar zowel semantisch als formeel is deze verklaring niet waterdicht.
Het West-Vlaamse woord uvallig, uitgesproken uvollig, betekent evenwel ‘vuil, smerig, walgelijk; onbetamelijk, oneerbaar; boosaardig, sluw, behendig’. Noch fonetisch, noch semantisch zie ik een verband met oubollig.
FD
| |
Braskot
Ik herinner me uit mijn West-Vlaamse jeugd in Oedelem het woord braskot. Dat was het washok, maar ook het hok waar het varkensvoer gekookt werd. Waar komt dat woord vandaan?
H.D., Antwerpen
In zijn Algemeen Vlaamsch Idioticon noemt Schuermans een brasketel ‘ketel waarin alles ondereen gemengd, te samen gekookt wordt’. Daarnaast neemt hij uit de Brabantse Kempen het woord braskuip op, nl. ‘kuip om in te brassen, of den koeidrank ondereen te mengen’. Het braskot is dus het hok waar de brasketel stond, waarin veevoer gemengd, gekookt werd. Het woord is duidelijk samengesteld met brassen, dat Kiliaan (1599) vertaalde met ‘miscere, permiscere, confundere, turbare’, dus ‘dooreenmengen’. Dat brassen is niets anders dan het Franse brasser, dat niet alleen ‘brouwen’ betekent, maar ook ‘dooreenmengen, roeren’.
FD
| |
Wat en welke
Steeds meer mensen gebruiken in officiële en niet-officiële stukken de woorden wat en welke in plaats van dat en die. Valt het u ook op en wat kunnen we eraan doen (zonder de schrijvers te beledigen)?
Ludi Visser
Wie tegelijk wat en welke als betrekkelijke voornaamwoorden gebruikt, hanteert wel een contradictorisch of paradoxaal taalgebruik. Het eerste (wat) behoort namelijk tot het informele taalgebruik, het tweede (welke) tot het formele taalgebruik, zeg maar dat het erg verouderd is. In het Nederlands is na de-woorden (mannelijke en vrouwelijke woorden) en in het meervoud het betrekkelijk voornaamwoord die gebruikelijk, b.v. de roman(s) die ik gelezen heb. Wie nu nog de roman(s) welke ik gelezen heb schrijft, die maakt wel geen taalfout, maar schrijft wel ouderwets Nederlands. Wie dat ook nog zegt, die is niet meer te redden. Na het-woorden gebruiken we in het Nederlands het betrekkelijk voornaamwoord dat, b.v. het boek dat ik gelezen heb. Wie nu nog schrijft of zegt het boek hetwelk ik gelezen heb, gebruikt hopeloos verouderde taal. In gesproken taal komt - m.n. in Nederland - hier ook wat voor, b.v. het boek wat ik gelezen heb. Het gebruik vindt langzaam ook zijn weg naar Vlaanderen. In schrijftaal komt het evenwel weinig voor. Vanzelfsprekend is het betrekkelijk voornaamwoord wat wel algemeen gebruikelijk in de volgende gevallen: 1. na al, alles, dat, iets, b.v. al wat hij doet, is verkeerd; dat wat hij doet, is ...; iets wat je moet doen ...; 2. na een overtreffende trap, b.v. het mooiste wat ik ooit gezien heb; 3. als het antecedent inbegrepen is, b.v. wat je daar zegt, geloof ik niet (d.w.z. dat wat je zegt); 4. als het antecedent een zin is, b.v. hij zegt dat hij ziek is, wat ik niet geloof. Op de vraag wat we
| |
| |
tegen taalafwijkingen kunnen doen, moet ik het antwoord schuldig blijven. Daar is meestal niet veel aan te doen. Het zou natuurlijk goed zijn mocht het onderwijs weer wat meer belang hechten aan degelijk taalonderwijs en wat minder laks worden.
FD
| |
Anglicisme
Ik moet voor het vak Nederlands een documentatiemap samenstellen over het onderwerp anglicismen. Kunt u het begrip anglicisme omschrijven?
Mandy Cheung
Onder barbarismen verstaan we letterlijke vertalingen uit andere talen die in strijd zijn met goed Nederlands. Dat kan een woord zijn, een woordschikking of de betekenis van een woord. Al naar gelang van de taal waar zij uit komen, spreken we van anglicisme, germanisme, gallicisme. Een anglicisme is dus een woord, een uitdrukking of een constructie naar het Engels gevormd of eruit overgenomen, in strijd met ons taaleigen. Voorbeelden: Hij probeert uit te vinden hoeveel het kost. (Juist Nederlands: Hij probeert te weten te komen hoeveel het kost.) Ik heb daar mijn twijfels over (Goed Nederlands: Daar twijfel ik aan.) Bij de luchtaanval werden twintig personen gedood (uit Engels: have been killed), i.p.v. Nederlands zijn omgekomen.
ER/FD
| |
Letterwoorden
Welk (moeilijk) woord bestaat er voor een afkorting die we gebruiken als ware het een bestaand, zelfstandig woord. Ik kom niet verder dan een splinterwoord. Voorbeelden zijn: HEMA: Hollandse Eenheidsprijzen Maatschappij Amsterdam; MER: Milieu Effect Rapportage; Stimezo: Stichting voor medisch verantwoorde zwangerschapsonderbreking; STER: Stichting Ether Reclame; enz.
Hein Ziegenhardt
Als de lettercombinaties vanuit de afkorting een eigen Leven gaan Leiden, los van de oorspronkelijke woorden, dan zijn er eigenlijk nieuwe, kunstmatige, woorden ontstaan. Woorden als HEMA noemen we letterwoorden (acroniemen): ze worden vanuit de afkorting min of meer als een nieuw woord uitgesproken, een woord dat gevormd is uit de beginletters van andere woorden. Als de namen van de letters apart uitgesproken blijven, zoals bij KLM, RTL, NS, PTT (k, l, m, enz.), dan noemen we zo'n woord ook wel initiaalwoord. Soms spelt men de uitspraak van de letters mee: ENKABE. Gewoonlijk hebben initiaalwoorden een eindaccent. Niet iedereen onderscheidt de woorden op deze wijze, van oudsher zijn de beide termen synoniem en rekende men ook de vorming met ‘een paar letters van elk woord’ (Rijpma en Schuringa) gewoon tot de letterwoorden. Gezien de vele tussenvormen was dat misschien zo gek nog niet. Splinterwoorden, en dat is uw vraag, is niet door Van Dale en andere woordenboeken geboekstaafd, maar staat in Klein/Visscher (Handboek verzorgd Nederlands) voor de beginsplinters (in de ANS begindelen genoemd, van enkele woorden, die samengevoegd een woord vormen: Benelux en horeca zijn daarvan goede voorbeelden en het sofi-nummer ook.
ER
| |
Dodijnen
Kent u de betekenis en de herkomst van het woord dodijnen?
In menig wiegeliedje komt dit woord voor en gelukkig staat het ook overzichtelijk beschreven in het Woordenboek der Nederlandse taal (III, 2683). Dodijnen, doudijnen betekent ‘zacht wiegen (op de arm, in de wieg), in slaap zingen’. Het woord gaat terug op Frans dodiner, dat zoals dodeliner, een van het bakerwoord dodo afgeleid expressivum is. De meeste bakerwoorden, woorden in kindertaal, bestaan trouwens uit een reduplicatie van een occlusief, b.v. papa, mama, dada, boeboe, kaka, pipi. Het woord dodo berust waarschijnlijk op het Franse werkwoord dormir.
FD
| |
Tennis
Waar komt het woord tennis vandaan?
Het tennis komt in de moderne vorm, met benaming en al, uit Engeland, waar het in de negentiende eeuw lawn tennis werd (gen. 1873) als voortzetting op gras van een eeuwenoud balspel dat in de veertiende eeuw met een bal, slaghout en een net op het binnenplein van hoven werd gespeeld. Het spel werd aangeduid met het Franse tenez! ‘pak, vang’, dat waarschijnlijk geroepen werd door degene die opsloeg. Service is natuurlijk gewoon Frans (maar dan op zijn Engels uitgesproken) en komt van het Latijnse servitium ‘dienst’ van servire ‘dienen’. Veel gebruikt wordt de Engelse verkorting serve. Wij zeggen ter afwisseling opslag.
ER
|
|