| |
| |
| |
Taal
Verbondsconferentie op 30 oktober 2004 te Dordrecht
Het ANV bepleit het Nederlands in de grondwet
Dick Wortel
De Grondwet is de belangrijkste wet in een democratische rechtsstaat. Hierin worden de fundamentele uitgangspunten voor wetgeving en basisprincipes voor de samenleving geformuleerd. De Grondwet is er in de allereerste plaats om duidelijk te maken dat staatsmancht niet onbegrensd is. Er is een aantal onvervreemdbare rechten die iedere burger toekomen en waarvan de staat met de vingers af moet blijven (C. Loonstra, Grondwet en politiek, 2003). Alle wetten moeten voldoen aan de eisen die in de Grondwet zijn vastgelegd. Er mag geen onderscheid worden gemaakt naar godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht of op welke grond dan ook. Iedere burger heeft recht op onderwijs en mag vrijelijk zijn mening uiten in woord en geschrift.
De werkgroep Taal en Taalbeleid van het ANV is diep gaan nadenken over de positie van het Nederlands in een veranderende wereld. De Europese Unie heeft zich uitgebreid waarbij het Nederlands misschien wel in de verdrukking zou kunnen komen. Scholen en universiteiten willen graag lessen en colleges geven in het Engels. Het bedrijfsleven maakt meer en meer gebruik van het Engels. Kan de burger zich verdedigen tegen een aanstormende invloed van het Engels? De werkgroep belegt daarom een conferentie in Dordrecht om samen met deskundigen de positie van de Nederlandse taal eens grondig te analyseren. Daarbij gaat het vooral om haar wettelijke positie.
| |
Invloeden van vreemde talen
De Nederlandse taal is zolang zij bestaat, beïnvloed geweest door vreemde talen, te beginnen door het Latijn. De kerk, de wetenschap, de handel en de immigratie hebben op de taal een sterke invloed uitgeoefend. In de zestiende eeuw, om maar op een vrij willekeurig tijdstip in de geschiedenis te beginnen, was er als gevolg van onderdrukking en godsdienstige vervolging een zeer grote immigratie van Vlamingen naar de Republiek. Direct na de Vlamingen volgden de Walen, om dezelfde redenen verdreven, en versterkten de aanwezige Franse invloed nog. In de zeventiende eeuw voegden tienduizenden Noord-Fransen zich daar nog eens bij. Men hoorde er niet bij wanneer men geen Frans sprak en geen Franse literatuur las. Het Frans werd een belangrijke tweede taal; 's-Gravenhage kende zelfs tot in de negentiende eeuw een Franssprekende elite.
In de negentiende eeuw werd het Duits weer populair als taal van de filosofie en van de taalkunde. Duitse romantische dichters, zoals Goethe en Schiller, waren ongekend populair. Een immigratie vanuit Duitsland, met name uit Westfalen en het Rijnland, is er altijd al geweest. Grote immigraties van Portugese en vooral van Oost-Europese joden, van Italianen zijn hier maar even buiten beschouwing gelaten, hoewel ook die op het Nederlands, de ene groep wat meer dan de andere, invloed hebben gehad.
Taalkundigen wijzen in dit verband op het feit dat het Nederlands al die invloeden heeft kunnen verwerken. De door de immigranten meegebrachte woorden en uitdrukkingen zijn in de taal geassimileerd, opgenomen als normaal Nederlands. De gebruikers van het Nederlands zijn zich niet eens meer bewust van de buitenlandse afkomst van een woord. De taal heeft al die invloeden kunnen verwerken zonder zelf ten onder te gaan. De taal zal ook deze keer, nu het Engels stormenderhand oprukt, vanzelf overleven.
Maar is dat zo? Is de invloed van het Engels, of misschien beter die van het Amerikaans, ook slechts een vloedgolf, die even ons taalgebied overspoelt en daarna wegebt?
| |
De Nederlandse taal als taal van de natie
Er zijn redenen aan te voeren om tot het standpunt te komen dat het Engels ditmaal wel een bedreiging vormt voor het voortbestaan van het Nederlands.
In de eerste plaats werd er bij de vroegere golven wel degelijk weerstand geboden. In de zestiende eeuw waren er bezorgde burgers die zich verzetten tegen de komst van niet-Nederlandse woorden, vooral van Franse. Merkwaardig genoeg hadden zij weinig bezwaren tegen Duitse woorden. Men voelde een sterke verwantschap met het Duits. Het Nederlands werd ook aangeduid als ‘Nederduits’, waarmee de verwantschap tussen het latere Duits en het Nederlands werd aangegeven. Het waren Franse woorden die zoveel mogelijk moesten worden vermeden en waarvoor waar mogelijk Nederlandse equivalenten dienden te worden gebruikt. Die stroming leidde er toe dat het Nederlands werd bestudeerd
| |
| |
en beschreven. Er verschenen boekjes over correct taal- en woordgebruik. Woordenboekjes waarin Nederlandse woorden werden gegeven voor vreemde woorden, zagen het licht. In de zestiende en in de zeventiende eeuw werd de basis gelegd voor het Nederlands zoals wij dat nu kennen.
De zeventiende eeuw was voor de ontwikkeling van het Nederlands buitengewoon belangrijk. Er is geen enkele reden om aan te nemen dat de Nederlandse taal minder is dan vreemde talen, zo was de opvatting van taalkundigen en wetenschappers. Waarom zou je in het Nederlands je minder goed kunnen uitdrukken dan in het Frans of in het Latijn? Wetenschappers als Simon Stevin, Christiaan Huygens en Antonie van Leeuwenhoek schreven hun werken in het Nederlands en toonden daarmee aan dat wetenschap heel goed in het Nederlands kon worden beoefend.
In de achttiende eeuw kwam de natievorming daar nog bij. Het Europa van nu, met de verschillende landen, werd geboren. Daarbij heerste de opvatting dat een natie pas een echte natie was wanneer daar ook een eigen, ‘nationale’ taal werd gesproken. In Nederland kwam die opvatting eveneens heel sterk van de grond. De taal van de natie Nederland was de Nederlandse taal.
De positie van het Nederlands werd zeer sterk. In het begin van de negentiende eeuw begonnen de universiteiten met Nederlands als wetenschappelijk vak. Taal- en letterkunde werden op het hoogste niveau beoefend. Deze situatie bleef ongeveer tot de tweede helft van de twintigste eeuw. De taal stond nergens ter discussie. Het wetenschappelijk onderwijs werd als vanzelfsprekend in het Nederlands gegeven.
In de tweede helft van de vorige eeuw veranderde die comfortabele positie van het Nederlands drastisch.
| |
De komst van het Engels
De noodzaak om vreemde talen te leren is in Nederland altijd onderkend. In het onderwijs werd les gegeven in drie talen: Frans, Duits en Engels. Het doel was niet hoog, voldoende was het als een Nederlander een simpel gesprek kon voeren. In speciale omstandigheden werd het niveau wat opgeschroefd. Een technicus leerde ‘technisch Engels’ en een secretaresse leerde hoe zij Franse brieven kon typen en kon corresponderen in die taal met een klant of een leverancier. Naarmate de leerling verder kwam in het onderwijs, werd het niveau hoger: er werd literatuur gelezen en zelfs werken van dichters. Dat leidde in het buitenland altijd tot een zekere bewondering voor de talenkennis van de Nederlander.
Alle vakken werden in het Nederlands gegeven. Hetzelfde gold voor het wetenschappelijk en hoger onderwijs. De talenkennis van de middelbare school was voldoende om aan een universiteit te studeren. Artikelen uit het buitenland konden de studenten wel aan. Soms werden ze door de docent vertaald of voorzien van een kort uittreksel, maar het was normaal dat alle te bestuderen boeken en artikelen werden geschreven in het Nederlands. Wetenschappelijke theorieën werden in het Nederlands geformuleerd en waren beschikbaar als noodzakelijke vakliteratuur. Dat werd voldoende geacht om het wetenschappelijk onderwijs op een hoog niveau te brengen en op dat niveau te houden. Uit die tijd stammen overigens ook de hier verworven Nobelprijzen. De wereld werd echter steeds kleiner. Radio, televisie en vooral films brachten steeds meer Engels in de samenleving. Muziek die door de radiozenders ten gehore werd gebracht, was voornamelijk Amerikaans; televisiefilms en shows kwamen grotendeels uit Amerika. Amerikaanse woorden en uitdrukkingen vermengden zich al of niet vertaald in het Nederlands. Denk bijvoorbeeld aan Amerikaanse slogans in advertenties en reclamespots.
De dominantie van Amerika op cultureel, politiek en maatschappelijk vlak werd vooral na de Tweede Wereldoorlog in de hele westerse wereld steeds groter. Tel daar nog bij dat ook in economisch opzicht de wereld domineerde, en het mag duidelijk zijn dat het Engels de wind mee had, terwijl het Frans, als moeilijke taal, en het Duits, met zijn historische reminiscenties, tegelijkertijd minder populair werden. Het moderne-talenonderwijs volgde deze ontwikkeling in het schoolcurriculum.
Meer en meer richtte de Nederlandse economie zich naar Amerika. De betrekkingen tussen het Amerikaanse en Nederlandse bedrijfsleven ontwikkelden zich intensief en verstrengelden zich onderling steeds meer, waarbij Amerikaanse maatschappelijke opvattingen en culturele normen meer en meer ook de Nederlandse werden. De greep van Amerika op de Nederlandse normen en waarden leidde tot vergaande veramerikaansing.
Dat er in de vakantiecentra en toeristische gebieden tweetalige borden zijn waar te nemen, met teksten in het Nederlands en in het Engels, is alleszins begrijpelijk. Hetzelfde geldt voor terreinen waar veel buitenlanders komen, zoals Schiphol, of op de stations en in de havens. Zolang een en ander functioneel is, is daar geen enkel bezwaar tegen. Zorgelijk wordt het als er uitsluitend Engelstalige borden zijn. Dan wordt er een grens overschreden. Als het Engels wordt gebezigd als status, om te laten zien hoe internationaal men zich gedraagt, wordt het zelfs bedenkelijk. Het Nederlands is dan teruggevallen tot een lagere statuur. Dikwijls gaat het om bedrijven die zo ‘internationaal’ zijn, dat het Nederlands daar helemaal lijkt te zijn afgeschaft. De vergaderingen vinden in het Engels plaats, ook wanneer er alleen maar Nederlanders aanwezig zijn. Verslagen, notulen, interne bedrijfsstukken en jaarverslagen worden alleen in het Engels gepubliceerd, de directeur spreekt zijn medewerkers en aandeelhouders toe in het Engels, of wat daarvoor doorgaat.
| |
Verengelsing van het onderwijs
Het onderwijs wordt steeds bedrijfsmatiger ‘gerund’. De gevolgen zijn merkbaar: het onderwijs in het Engels is niet alleen maar voorbehouden aan de docent Engels in zijn
| |
| |
eigen lesuur, maar ook andere vakken kunnen maar beter in het Engels worden gegeven. In het middelbaar onderwijs ziet men deze ontwikkeling reeds vorm krijgen, zij het nog niet algemeen, nog alleen op scholen die grote ambities hebben om hun leerlingen ‘internationaal’ te vormen. Voor veel middelbare scholen is er nu nog het praktische probleem van het simpele feit dat leraren geschiedenis, aardrijkskunde e.d. niet over een zodanige kennis van het Engels beschikken dat zij in die taal les te kunnen geven. Oppositie tegen de verengelsing van ouders zal ongetwijfeld ook een rol spelen. De hogescholen en de universiteiten lijken al veel verder in die ontwikkeling te zijn voortgeschreden. Ieder universitair jaar kent meer colleges in het Engels en het streven lijkt te zijn om zoveel mogelijk colleges, zo niet alle, in het Engels te laten plaatsvinden. Professoren moeten verplicht een bijscholing gaan volgen, zodat zij in het Engels hun colleges kunnen geven en van de studenten wordt verwacht dat zij na hun middelbare school een hoog niveau Engels hebben behaald, zo niet, dan voldoen zij niet aan de universitaire toelatingseisen. Zo'n gestrengheid zou meer op zijn plaats zijn als het de vakinhoud betrof, maar die lijkt nu het kind van de rekening. (Zie de resultaten van het onderzoek van prof. Jochems in de vorige aflevering van Neerlandia.)
Op de argumenten die de universiteiten voor verengelsing aandragen, valt veel af te dingen. Het streven om een universiteit van het niveau van Harvard of Berkley in het leven te roepen verblindt de ogen van universiteitsbesturen, die hun zin voor realiteit volledig lijken te verliezen. De technische universiteiten en de bêta-vakken van de brede universiteiten lopen daarin voorop. Afstudeercripties en proefschriften zijn al in het Engels. De ultieme zaligheid voor studenten en medewerkers is om enkele jaren verbonden te zijn aan een Amerikaanse universiteit, het liefst aan gerenommeerde instellingen als het MIT.
Maar behalve het feit dat een Nederlandse Harvard volstrekt onmogelijk is om allerlei redenen, zoals een volstrekt andere cultuur van de Nederlandse universiteiten, andere financiering (in Amerika door het bedrijfsleven en door schenkingen en legaten van oud-studenten), verliezen de universiteiten ook hun belangrijkste doelstelling uit het oog: het bedrijven van volwaardige wetenschap in Nederland zelf. Zij zijn verantwoordelijk voor de opleiding van nieuwe generaties wetenschappers, technici, onderzoekers die voor de instandhouding van het technische en sociale niveau van de samenleving broodnodig zijn. De medische kundigheden, de vaardigheden van ingenieurs, de kennis van historici en linguïsten zijn in het belang van een samenleving hard nodig. Dit impliceert in Nederland dat theorievorming in de Nederlandse taal gebeurt. Wetenschappers die zo zijn veramerikaanst dat zij het contact met de Nederlandse samenleving verliezen en zich niet meer kunnen uitdrukken in hun eigen taal, al is het maar omdat de juiste terminologie niet meer wordt uitgedacht, zijn wel betaald door de Nederlandse belastingbetaler, maar dreigen nutteloos te raken voor de ontwikkeling en expansie van Nederlandse wetenschap.
Er is uiteraard geen bezwaar tegen colleges in een andere taal, waar dat nuttig en zinvol is. Maar het Nederlands kan niet vervangen worden. Dat tast immers het vermogen van de taal aan om nieuwe wetenschappelijke terreinen te betreden en om nieuwe innovatieve theorieën te formuleren.
| |
De Nederlandse taal en de Europese Unie
De Europese Unie probeert de staatsgrenzen zo veel mogelijk op te heffen. Er is vrij verkeer van personen, geld en goederen. Landen die elkaar in het verleden vijandig gezind waren, komen tot een intensieve samenwerking. De EU is een garantie voor een vreedzame coëxistentie van naties.
De samenwerking zal in de toekomst niet alleen maar economisch zijn, maar zij zal zich ook uitstrekken tot culterele terreinen. Dit kan betekenen dat nationale identiteiten en nationale culturele eigenheden die nu nog vigeren binnen de staatsgrenzen, meer en meer zullen opgaan in een nieuwe mix van Europese culturen. Of het zover komt is zeer de vraag. Nu al is vast te stellen dat de nadruk op nationale identiteit, of zelfs op regionale identiteit, sterker wordt naarmate de eenheid van Europa vordert. In kranten, tijdschriften, in radio- en televisieprogramma's wordt juist de laatste tijd veel gedebatteerd over de Nederlandse cultuur. Wat is daarvan kenmerkend en, vooral, wat zou daarvan moeten blijven bestaan?
In die debatten speelt de taal een hoofdrol. De taal is immers de bindende factor van een natie. Daarin is de literatuur en kunst geschapen, hebben dichters hun werken gecreëerd. Cultuur en taal gaan in het debat samen. De taal is het uitdrukkingsmiddel voor het gedachtegoed, voor filosofie, godsdienst en wetenschap. Het is het belangrijkste middel waarmee burgers met elkaar communiceren. Een bedreiging van de positie van de taal is ook een bedreiging van de cultuur, van de identiteit van een land, en brengt het land dat het overkomt ook op achterstand.
Verwachte immigratiestromen dragen aan de zorgen voor de eigen cultuur bij. Gaat de vestiging van grote aantallen personen, afkomstig uit de EU, niet ten koste van de eigen identiteit? Voorheen zorgden immigranten wel voor beweging en vitaliteit, maar niet voor het te gronde gaan van de heersende cultuur. De EU doet nu de landsgrenzen vervagen en daardoor is een belangrijk voorwaarde voor het behoud van de Nederlandse taal weggevallen. Hoe zal het met de taal vergaan in een Europese Unie van 21 talen? Tot nu toe werden alle beleidsstukken en ambtelijke nota's, wet- en regelgeving in alle talen vertaald en beschikbaar gesteld aan de betrokken burgers. Maar gaat dat ook nog zo in de grote EU met de nieuwe, merendeels Oost-Europese uitbreiding?
Er werd al geklaagd over de enorme kosten van alle tolken en vertalers, en over de geldverslindende vertalingen van alle door de bureaucratie geproduceerde stukken. Dat de reële kosten hiervan zijn berekend op 2 euro per burger, helpt in de discussie niet. Er is al een neiging om ter wille
| |
| |
van de efficiëntie toe te staan dat het aantal werktalen wordt verminderd. Maar er is ook een tegenbeweging.
Het Nederlands gaat, als de talenkwestie wordt gesteld, een onzekere toekomst tegemoet. Nederlandse politici en afgevaardigden kunnen, als het rampscenario zich zou voltrekken, in het Europarlement niet meer gebruikmaken van hun taal en dat plaatst hen in het parlementaire debat per definitie op achterstand. Juist in het verdedigen of aan de orde stellen van een politiek standpunt is nuance en fijnheid, preciesheid, nauwkeurigheid in de woordkeuze van groot belang. Hoe perfect iemand een vreemde taal ook beheerst, hij haalt zelden of nooit het uitdrukkings-niveau van een moedertaalspreker.
Zodra het Nederlands niet meer hoort bij de door de EU gebruikte talen, boet het aan belang in. De verengelsing van het onderwijs kan voor domeinverlies van de taal zorgen op wetenschappelijk terrein. Beide terugtredingen impliceren een ernstige terugval van het volledig functioneren van de gezamenlijke taal.
| |
Een grondwetsartikel met betrekking tot de Nederlandse taal
Hoe kan een burger deze ontwikkeling keren? De regering laat het ernstig afweten. Van haar kan niet worden verwacht dat zij zich ten gunste van de Nederlandse taal zal mengen in een toekomstige discussie binnen de EU om de talen te regelen. Zij zal niet roepen, zoals de grotere landen met betrekking tot hun taal ongetwijfeld wel zullen doen, om het Nederlands als volwaardige werktaal en gebruikstaal in de Europese instellingen en het parlement volop te handhaven. Zij zal er geen moeite mee hebben om over te schakelen naar het Engels. Nu al bedienen Nederlandse politici en afgevaardigden in het parlement zich van het Engels. Ook het onnodig gebruik van het Engels in het bedrijfsleven zal zij niet bestrijden. Zij huldigt immers het liberale standpunt dat de overheid zich zo weinig mogelijk moet bemoeien met het vrije bedrijf en het vrije ondernemersschap, dat zich nu ook uitstrekt tot het onderwijs. Zij heeft tot nu toe de verengelsing van het onderwijs dan ook geen strobreed in de weg gelegd. Zij ziet dat als een eigen verantwoordelijkheid van de universiteitsbesturen. De overheid laat zich weinig, te weinig, gelegen aan de zorg van de Nederlandse taal. Hier moet ook worden opgemerkt dat het de vraag is of de Vlaamse en Nederlandse regeringen met elkaar tot een beleid kunnen komen om de Nederlandse taal in Europa veilig te stellen. Ook in Vlaanderen is de invloed van de Engelse en Amerikaanse cultuur zeer sterk.
Ook is er een bedreiging voor het taalgebied van binnenuit: het verschil tussen het Nederlands in Nederland en België wordt groter. Het benadrukken van de Vlaamse eigenheid, ook in de taal, is in Vlaanderen mode. En als beide varianten van het Algemeen Nederlands elkaar niet meer kunnen vinden, is het praktiseren van een gezamenlijk beleid van de Vlaamse en Nederlandse regeringen erg onwaarschijnlijk.
Toch is het aan de regeringen om het belang van de landstaal binnen de EU te behartigen. De burger kan nu nog weinig doen. Er is in de Nederlandse wetgeving geen enkel artikel te vinden waarop hij zich in dezen werkelijk kan beroepen. Hij heeft geen mogelijkheid om onderwijs in het Nederlands af te dwingen op basis van de wet. Hij kan zijn werkgever niet dwingen om in het Nederlands met hem te communiceren. Hij kan geen vertaling opeisen van allerlei beleidsstukken, besluiten, wetten die door de EU worden geproduceerd en die niet in het Nederlands beschikbaar zijn.
De Grondwet verbiedt discriminatie ‘wegens godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht of op welke grond dan ook’. Zou zij ook niet een expliciete dam moeten opwerpen tegen discriminatie van de burger die geen Engels spreekt, of onvoldoende om het Engels dat hij over zich heen krijgt, te begrijpen? Wij kunnen in onze maatschappij toch geen dualiteit toestaan?
Opname van een nieuw artikel in de Grondwet waarin de Nederlandse taal wordt gedefinieerd als officiële taal, zal haar positie aanzienlijk versterken. Het zal ertoe bijdragen dat de taal het optimale verbindingsmiddel blijft voor alle maatschappelijke domeinen. De universiteiten zullen het Nederlands als instructietaal moeten blijven gebruiken. De overheid is dan gehouden om zorg te dragen voor de beschikbaarheid van Europese ambtelijke en bestuurlijke stukken in het Nederlands, dat is ook haar plicht en voor de burgers is dat een opeisbaar en afdwingbaar recht.
Het bedrijfsleven heeft de verplichting het Nederlands te gebruiken in zijn communicatie met Nederlandse medewerkers en met burgers die kennis willen nemen van bedrijfs- of ondernemingsstukken. Schiphol blijft op Nederlands grondgebied aangewezen op het gebruik van de Nederlandse taal in alle bebordingen en verdere inlichtingen en in alle contacten met de samenleving. De Nederlandse taal blijft daardoor in alle maatschappelijke domeinen vitaal.
Men kan hier nog eens terugdenken aan de emancipatie van het Nederlands in Vlaanderen. Pas toen de taalwetten voorschreven dat iedere Belg in zijn taal moest kunnen kennisnemen van de besluiten en wetten van de overheid, ontstonden Nederlandstalige rechtbanken, omdat de overheid moest rechtspreken in de taal van de Vlaming. Toen ook ontstonden de Nederlandstalige scholen en universiteiten, want ook het onderwijs moest in de taal van de Vlamingen plaatsvinden. De positie van het Nederlands in het verfranste België werd pas na de totstandkoming van deze regelingen onwrikbaar gefundeerd in de Belgische staat. Vandaar dat in deze soortgelijke situatie een grondwetsartikel belangrijk is. De overheid krijgt dan de opdracht zorg te dragen voor de Nederlandse taal. Een eenvoudig doch fundamenteel artikel in de Grondwet moet daarin voorzien.
|
|