| |
| |
| |
Recensies
De toekomst van onze taal?
Jan Stroop (red.), Waar gaat het Nederlands naartoe? Panorama van een taal. Uitgeverij Bert Bakker, Amsterdam, 20032, 362 pp., ISBN 90 351 2571 1. Prijs: €25,-.
Het is niet doenbaar om in kort bestek een boek te bespreken dat uit 35 bijdragen bestaat van 42 auteurs. Om te beginnen wil ik al kwijt dat slechts een zevende (zes nl.) van de auteurs Vlamingen zijn.
Het boek bestaat uit negen rubrieken, die achtereenvolgens handelen over: Algemeen; Nederlands en Nederlands; Nederlands en Engels; Variëteiten en Variaties; Taalpolitiek en gewone politiek; Klankleer; Vormleer; Zinsleer; Woordenschat. Hekkensluiter Piet van Sterkenburg probeert wel de lezer te overtuigen van ‘de vitaliteit en dynamiek van de Nederlandse woordenschat’ (blz. 352-362), maar het blijft naar mijn gevoel een deprimerend boek. Het boek is een panorama van allereerst de centrifugale tendensen die nu in het Nederlandse taallandschap al zichtbaar zijn en verder allerlei invloeden en verschuivingen die op ons afkomen. Die middelpuntvliedende krachten kennen we intussen, het door Jan Stroop geobserveerde en beschreven Poldernederlands in het Noorden en de mossel-noch-vistussen-taal, door Van Istendael verkavelingsvlaams genoemd, in het Zuiden. Als in Vlaanderen met de tussentaal gebeurt wat in Nederland met Poldernederlands aan de gang is, dan zien Geeraerts en De Sutter (blz. 54-64) dat in België ‘tussentalig en verzorgd Belgisch-Nederlands dichter bij elkaar komen, maar dan wel doordat het meest verzorgde Belgische Nederlands geïnformaliseerd wordt in de richting van de tussentaal’. Dat betekent dan dat niet de tussentaal dichter bij de standaardtaal zal komen, maar dat het zgn. VRT-Nederlands zal dalen. Zij zien dan ook de afstand tussen Belgisch Nederlands en Nederlands Nederlands toenemen. Ook Marc van Oostendorp (blz. 35-44) schetst dat scenario: ‘Dat er nu een cultuurtaal is die Nederland en Vlaanderen delen, is waarschijnlijk op den duur niet langer houdbaar: veel Vlamingen laten zich steeds minder gelegen liggen aan de Nederlandse taalontwikkelingen, terwijl omgekeerd Nederlanders zich nooit erg veel hebben aangetrokken van de Vlaamse taal’. Maar zijn gelaten en onverschillig berustende conclusie kunnen we moeilijk delen: ‘De taal van alledag in de twee gebieden groeit dus
steeds meer uit elkaar, en het is dan weinig zinnig om nog krampachtig vast te houden aan een eenheidstaal. ... De twee taalgebieden gaan vriendschappelijk uit elkaar, en wie kennissen aan de andere kant van de grens heeft, zal deze toch nog wel blijven verstaan’. Een positiever geluid laat Ludo Beheydt (blz. 152-163) horen. De convergentie is nl. het best gegarandeerd door de codificatie in de officiële spelling en de ANS.
Pessimistisch is hij wel over het gebruik van het Engels als onderwijstaal. Hij waarschuwt voor functieverlies van het Nederlands. ‘Als men aan de universiteiten alleen nog maar Engelse en Amerikaanse handboeken introduceert ..., dan zal het Nederlands op korte tijd ongeschikt zijn als wetenschapstaal’.
Wat komt verder nog op ons af? Jeugdtaal, de uitbreiding van de verbogen adjectiefvorm (een goeie merk, een mooie verhaal), straattaal, Murks (een samentrekking van Marokkaans en Turks), de Gooise r, vulgarisering van het woordgebruik, het onderwerp hun (hun zijn jongens, hun hebben het gedaan), het gebruik van het voorzetsel van in spreektaal (je moet eerst kijken van wat er nodig is) en de derde persoon van hebben (hij heb, zij heb).
Frans Debrabandere
| |
Vlaams-Nederlands woordenboek
Peter Bakema, Patricia Defour, Marianne Jacobs, Sabine Lefever & Maurice Vandebroek (red.), Vlaams-Nederlands woordenboek - Van ambetanterik tot zwanzer, Standaard Uitgeverij / Het Spectrum, Antwerpen / Utrecht, 2003, 395 pp., ISBN 90 712 662 9. Prijs: € 16,95.
| |
| |
Over de Belgisch-Nederlandse woordenschat zijn al veel woordenboeken geschreven, meestal door Vlaamse auteurs (en soms ook door Nederlandse of Waalse auteurs) die in België met die boeken een bijdrage wilden leveren aan de verspreiding van de Nederlandse standaardtaal in België. Het ging dus steeds om taalzuiveringswoordenboeken. Het heeft heel lang geduurd voor Nederlanders die niet in Vlaanderen werkten, belangstelling begonnen te krijgen voor de Belgisch-Nederlandse woordenschat, en zeker voor die belangstelling ook zichtbaar werd door de publicatie van boeken over die woordenschat. In 1998 verscheen Verboden op het werk te komen - Vlaamse taal- en andere eigenaardigheden van Ton van der Wouden, een boek waarop inhoudelijk heel wat aan te merken was. Nu beschikken we met dit Vlaams-Nederlands woordenboek over een veel degelijker verzameling van de Belgisch-Nederlandse woordenschat.
In de inleiding lezen we dat het woordenboek zich richt tot ‘iedereen die in het Nederlands geïnteresseerd is of die zijn ervaring aan beide kanten van de grens wil toetsen’ (p. 8). Maar toch blijkt snel dat het boek hoofdzakelijk voor Nederlanders bedoeld is. Vlamingen hebben namelijk helemaal geen behoefte aan een woordenboek dat hun vertelt wat ze dagelijks zeggen, behalve als dat boek als bedoeling heeft ze meteen ook te leren wat Standaardnederlands is. Maar dat is nu net niet de bedoeling, want in de inleiding staat op p. 8 ook: ‘Het woordenboek heeft geen normatieve bedoelingen en we willen de verschillen met het Nederlands niet verheerlijken, noch veroordelen.’ Toch kunnen Vlamingen dit boek makkelijk ook als een normatief woordenboek gebruiken.
Het boek gaat verder ook uit van de Nederlandse taaleenheid (‘Het Nederlands is een eenheid in verscheidenheid met regionale verschillen’, p. 6) en gebruikt gemakshalve de term Vlaams i.p.v. de nu toch wel algemeen verspreide term Belgisch-Nederlands. Met Vlaams wordt in Nederland namelijk al altijd het Nederlands van de Vlamingen gekarakteriseerd. Een Nederlander die een Vlaming zelfs alleen maar aan zijn accent herkent, zal die zijn taal meteen Vlaams noemen, zoals een Vlaming Nederlands uit de mond van een Nederlander meteen Hollands noemt. Nu mag dit woordenboek geen normatieve bedoelingen hebben, toch blijkt uit de inleiding meermaals dat alleen de standaardtaal - het Nederlands - écht Nederlands is. De term Vlaams wordt namelijk voortdurend gebruikt in oppositie met de term Nederlands. Dat Nederlanders het zogenaamde Vlaams niet voor vol aanzien, en dat is terecht, blijkt ook uit de recensie van Gemma Buters, die op 11 of 12 augustus 2003 onder de titel Babel in Vlaanderen in De Telegraaf verscheen. De recensie begon met de volgende tekst: ‘De camionnette bolde aan 140 kilometer per uur langs de autostrada. Aan het rond punt raakte de piloot in nauwe schoentjes; een zwaantje hield hem staande en gaf de man een flinke bolwassing. “Kust mijn botten!”, riep de boze chauffeur, en toen zat het er bovenarms op. “Degoutant stuk crapuul”, sprak het zwaantje. “Zo'n ambetanterik als gij, ik zou u graag eens een patat geven. Op uwen bloten poep! Kom maar af naar het bureel, dan gaan wij u eens flink op de rooster leggen en daarna stellen we u op secreet. En nu geen gezever meer!”’
Bij elk trefwoord vinden we wat grammaticale informatie (lidwoord, meervoud, hoofdtijden, soms de woordsoort), de betekenissen (voorafgegaan door een bullet (•), zo heet dit teken in dit boek), eventueel een citaat uit de Vlaamse pers (met bronvermelding) als illustratie en heel af en toe een afbeelding van een advertentie of een stukje krantenartikel. Als het trefwoord voorkomt in een uitdrukking, dan wordt die uitdrukking na een liggend streepje in cursieve letters opgenomen, gevolgd door een komma en de betekenis van die uitdrukking. Het boek bevat een mooie verzameling woorden en uitdrukkingen die vaak of toch regelmatig in het Nederlands van Vlamingen voorkomen. Enkele voorbeelden: aanwerven ‘in dienst nemen’, autostop doen ‘liften’, bloemsuiker ‘poedersuiker’, van hetzelfde laken een broek ‘van hetzelfde laken een pak’, immobiliën ‘vastgoed’, lot ‘kavel’, quasi ‘nagenoeg, vrijwel’, speculoos ‘speculaas’ en terminus ‘eindhalte, eindstation’.
De woordenboekgebruiker krijgt misschien de indruk dat Vlamingen steeds de cursieve woorden gebruiken, maar nooit die tussen aanhalingstekens. Dat klopt natuurlijk niet. In Belgische websites vind je bijvoorbeeld via www.google.be (op 6-4-2004) 406 keer het Vlaamse woord bloemsuiker en 682 keer het Nederlandse woord poedersuiker. Nederlanders die naar Vlaanderen komen, hoeven zich dus heus niet in allerlei bochten te wringen om zo veel mogelijk Vlaamse woorden te gebruiken. Dat gebeurt helaas wel vaker. Nu ik het op school eindelijk voor elkaar heb gekregen dat we met z'n allen de term scriptie gebruiken en niet meer eindwerk, stellen collega's van me tot hun verbazing vast dat een Vlissingse collega het in het kader van Erasmusuitwisselingen steeds over eindwerken heeft, terwijl hij het in Vlissingen - maar dat weten mijn collega's natuurlijk niet - steeds over scripties heeft.
Standaardtalige woorden en uitdrukkingen zijn vaak naast de ‘Vlaamse’ woorden en uitdrukkingen gebruikelijk in Vlaanderen. Soms zijn ze door de taalzorgactie van de voorbije decennia gebruikelijk geworden in Vlaanderen, maar vaak zijn zogenaamde Vlaamse woorden en uit- | |
| |
drukkingen in oorsprong helemaal niet Vlaams, maar wel Brabants. Ze zijn dan door Brabantse invloed in West- en Oost-Vlaanderen verspreid geraakt en Vlaams in de zin van Belgisch-Nederlands geworden, maar Vlaams in enge zin zijn ze nooit geweest. Mooie voorbeelden hiervan zijn terug ‘weer’, noemen ‘heten’, nonkel ‘oom’, gans ‘heel’ en lintmeter ‘centimeter’. Verder hebben ook heel wat Nederlandse woorden en uitdrukkingen die in Vlaanderen én Nederland gangbaar zijn, door contact met Franstaligen concurrentie gekregen van gallicismen (letterlijke vertalingen uit het Frans) en purismen. Een gallisicme als in open lucht (Fr. en plein air) wordt dan Vlaams genoemd, terwijl in de open lucht eigenlijk écht Vlaams is en bovendien Nederlands. Op dezelfde manier wordt een purisme als duimspijker Vlaams genoemd, terwijl punaise eigenlijk écht Vlaams (én Brabants én Limburgs) is en bovendien Nederlands. En het zogenaamd Vlaamse speculoos bijvoorbeeld is alleen maar uitspraakspelling, want de o-klank komt in Brabantse dialecten vaak overeen met de geschreven a(a).
Terecht hebben de samenstellers van dit woordenboek allerlei officiële Belgisch-Nederlandse woorden van een label (bnl.) voorzien. Die woorden hebben namelijk soms geen Nederlands equivalent of het Nederlandse equivalent is in België niet bruikbaar. Enkele voorbeelden: ASO ‘Algemeen Secundair Onderwijs’, faciliteiten ‘overheidsvoorzieningen op het gebied van onderwijs en taal voor een minderheid op taalgebied’, handelsrechtbank ‘rechtbank van koophandel, handelskamer’, SIS-kaart ‘sociale identiteitskaart’ en vrederechter ‘kantonrechter’. Af en toe kun je je afvragen of een trefwoord wel terecht het label bnl. krijgt. De Nederlandse equivalenten van mandataris ‘afgevaardigde, gemeenteraadslid, provincieraadslid, volksvertegenwoordiger’ en voorhechtenis ‘voorarrest, voorlopige hechtenis’ zijn in Vlaanderen namelijk best bruikbaar. Via www.google.be vind je in België zelfs vaker voorlopige hechtenis (733) en voorarrest (268) dan voorhechtenis (212).
|
Nederland |
Vlaanderen |
content met |
3.380 |
7,5% |
328 |
3% |
tevreden met |
41.400 |
92,5% |
10.300 |
97% |
content over |
708 |
1,2% |
189 |
1,4% |
tevreden over |
58.400 |
98,8% |
13.000 |
98,6% |
is content dat |
34 |
10,6% |
10 |
3,6% |
is tevreden dat |
285 |
89,4% |
267 |
96,4% |
De gebruiker van dit woordenboek moet ook wel enige voorzichtigheid aan de dag leggen, want de informatie is niet altijd even betrouwbaar. Zo zou gekkekoeienziekte Vlaams zijn voor ‘dollekoeienziekte’. Het is natuurlijk omgekeerd. Content wordt als Vlaams beschouwd voor ‘tevreden’, terwijl uit Google blijkt dat content in Nederland vaker voorkomt dan in Vlaanderen.
Iets verhelpen wordt ten onrechte als Vlaams beschouwd voor ‘een probleem oplossen, de wereld uit helpen’. Ervoor waken dat wordt als Vlaams gezien voor ‘ervoor zorgen dat’, maar het is gewoon goed Nederlands. Ondanks dat zou Vlaams zijn voor ‘hoewel’, maar die voegwoordelijke verbinding komt in Nederland vele malen meer voor dan in Vlaanderen. Decapotabel zou ‘auto met open dak, auto met schuifdak’ betekenen, maar de echte betekenis is ‘auto met opvouwbaar of afneembaar dak, cabriolet’. Gelijkvloers zou overeenkomen met ‘benedenverdieping, gelijkvloerse verdieping, begane grond’, terwijl gelijkvloerse verdieping eerder een Vlaamse poging is om het foute gelijkvloers te vervangen door iets Nederlands, maar in Nederland wordt hoofdzakelijk begane grond gezegd. Ecotaks wordt omschreven als ‘soort milieuheffing’, maar het is in Nederland ook gangbaar geworden. Friet ‘in frituurolie gebakken aardappelreepjes, patat’ komt in Nederland bijna 10.000 keer vaker voor dan in Vlaanderen (Google). Ten slotte zou ook wel vaker naast of in plaats van een omschrijving van het Vlaamse begrip gewoon het Nederlandse equivalent opgenomen mogen zijn. Zo krijgen we bij enveloppefinanciering een hele omschrijving, maar het Nederlandse budgetfinanciering ontbreekt. Bij onroerende voorheffing krijgen we alleen ‘belasting op onroerend goed’, maar het in Nederland gebruikelijke onroerendezaakbelasting (OZB) wordt ons onthouden. Dergelijke leemten wijzen erop dat dit boek toch in hoofdzaak voor Nederlanders geschreven is.
Peter Debrabandere
| |
Digitale schatkamer
Het Woordenboek der Nederlandsche Taal op cd-rom, Sdu Uitgevers, Den Haag, 2003, ISBN 90 12 09325 2. Prijs: € 245,-. Systeemvereisten: IBM compatible pc, Pentium 1 en hoger, Windows 95/98/NT4 of hoger, 8 MB vrij RAM.
In 1995 verscheen de eerste elektronische versie van het (toen nog onvoltooide) WNT (de papieren versie eindigde namelijk op het woord wreker). Later bleek die cd-rom een gatenkaas te zijn: zo ontbraken de trefwoorden tussen reren en restaurant, evenals de ‘Bijvoegsels en Verbeteringen’. Deze en andere fouten werden hersteld in de (definitieve) editie van 2000. Vorig jaar zag een nieuwe cd-rom het daglicht. Daarin werden o.a. de drie delen aanvullin- | |
| |
gen uit 2001 opgenomen (goed voor ongeveer 30.000 woorden uit de periode 1500-1976, al ligt de klemtoon op materiaal uit de twintigste eeuw: babysitter, nozem, supermarkt enz.). Verder is de gebruiksvriendelijkheid van het product sterk verbeterd. Deze cd-rom kost weliswaar 245 euro, wat ongetwijfeld een flinke hap uit de portemonnee is, maar wel te verwaarlozen is in vergelijking met de kostprijs van de papieren editie en de eerste cd-rom (ongeveer 1.000 euro).
Volgens de handleiding vereist de software minimaal een Pentium 1 met 8 MB vrij RAM (16 MB lijkt mij realistischer). Een goede videokaart (voor de opbouw van de beelden) is ook belangrijk. Op een Mac draait de toepassing dus niet, tenzij je misschien gebruikmaakt van een Windowsemulator. De installatie mag dan wel vlekkeloos verlopen, standaard wordt enkel het zoekprogramma op de harde schijf geplaatst. Hierdoor ben je wel verplicht voortdurend gebruik te maken van de cd. Niet echt aangenaam werken! Wil je ook de woordenboeken en de teksten op je harde schijf, dan wordt het wel even zoeken want die methode wordt in de helpfunctie niet gedocumenteerd. Dat is betreurenswaardig, want een volledige installatie neemt ongeveer 540 MB in beslag. Met de grootte van de hedendaagse harde schijven is dat een peulschil. Alles loopt dan veel vlotter, vooral bij complexe zoekopdrachten.
Als de toepassing eenmaal is opgestart, kom je in een van de 4 boeken terecht: het eigenlijke WNT, de bronnen, de afkortingen en de informatie over het WNT. Via de menubalk of boekenplank kun je moeiteloos schakelen tussen de 4 boeken. Erg prettig is dat je boeken kunt toevoegen en verwijderen. Als je ook gebruikmaakt van het Middelnederlands Woordenboek op cd-rom, dan kun je alle boeken op één plank zetten en moeiteloos overschakelen van het WNT naar het MNW. Beide toepassingen maken gebruik van dezelfde zoekfunctie (Complex), dezelfde interface, dezelfde menubalken en functietoetsen: erg handig. Uiteraard kan dat alleen maar als beide cd's volledig naar de harde schijf werden gekopieerd.
Een handig functiemenu is voorkeuren. Hier kun je bijvoorbeeld aangeven of je een standaardwerkbalk of een zakelijke werkbalk wenst, of de historie op schijf moet worden bewaard enz. Wat we hier missen, is de mogelijkheid om de artikeltitel bovenaan op het scherm te laten staan. Die mogelijkheid kun je weliswaar aanvinken in het menu beeld, maar dat wordt ongedaan gemaakt telkens als je het WNT opnieuw opstart. Ook de volgorde van de boekdelen kun je na installatie niet meer wijzigen. Wie wat ondoordacht te werk gaat bij het volledig installeren van de cd, kan als openingsscherm het boekdeel afkortingen voorgeschoteld krijgen. Niet het einde van de wereld maar toch!
Wie gebruikmaakt van de zoekfunctie, moet bedenken dat het WNT volledig werd geschreven in de spelling De Vries-Te Winkel. Omdat de citaten hun oorspronkelijke spelling hebben behouden, moet je dus zoeken naar mensch i.p.v. mens. Zoekopdrachten en resultaten kun je gemakkelijk bewaren. Je kunt (eventueel met jokers) zoeken op woorddelen, woordverbindingen en citaten. Er zijn heel wat meer mogelijkheden dan bij de elektronische Van Dale. Niet alleen kun je bijvoorbeeld alle citaten van Carmiggelt opvragen, alle Bargoense termen, alle uitdrukkingen waarin hond en kat voorkomen, ook achterwaarts zoeken is geen probleem (bijvoorbeeld alle woorden die uitgaan op -heid of -dom). Met de uitdrukking ‘kerstmis <EN> kalkoen <OF> kerstman’ zoek je naar alle
artikelen waarin kerstmis en kalkoen voorkomen, en naar artikelen die het woord Kerstman bevatten. Met het zoekpatroon ‘kind #25 vader’ vind je alle artikelen die kind en vader bevatten op voorwaarde dat tussen die twee woorden maximaal 25 woorden staan. Belangrijk is wel dat je grote zoekopdrachten telkens wist. Anders geeft de toepassing er de brui aan en wordt het WNT onverwachts afgesloten. Bepaalde tekens, zoals streepjes, boogjes en accenten, kun je met een apart knopje te voorschijn toveren. Aan ieder lemma kan de gebruiker bovendien annotaties toevoegen die later in een aparte index terug te vinden zijn. Tekstfragmenten kunnen uiteraard ook moeiteloos worden gekopieerd naar een tekstverwerker. We zouden nog een tijdje kunnen doorgaan met de opsomming van de talrijke mogelijkheden. We kunnen alleen maar besluiten dat het WNT op cd-rom een heel handig werkinstrument en een digitale schatkamer is, zeker in combinatie met het Middelnederlands Woordenboek.
Marc De Coster
| |
| |
| |
Zakenbrieven in zeven talen: een praktijkgids van Van Dale
Mike Hannay (red.), van Dale Zakenbrieven in 7 talen, Van Dale Lexicografie, Utrecht / Antwerpen, 2003, 355 pp., ISBN 90 6648 993 6. Prijs: € 19,90.
Van Dale Zakenbrieven in 7 talen is het vierde boek uit de reeks Van Dale Praktijkgidsen. Het Is in vrij klein formaat uitgegeven, met dito letters, maar voelt met zijn stevige kaft stabiel aan. Er zijn echter nog meer dingen die opvallen voordat men aan de eigenlijke lectuur begint. Zo is er de titel. Op de omslag staat Zakenbrieven, op het titelblad van Dale Zakenbrieven in 7 talen. Deze laatste titel begint dus met een kleine v, maar links beneden op het titelblad, en ook elders, staat Van Dale, met een V. Het woord zakenbrieven heeft in beide gevallen een hoofdletter, wat in de langere titel te veel van het goede is. Opmerkelijk is ook de 7 in de titel. Op blz. 63 staat namelijk bij de ‘Tips’: ‘Getallen tot en met tien worden voluit geschreven’.
Ook op de inhoud van het kernwoord zakenbrieven valt wel iets af te dingen. Op het lijstje van ‘Briefonderwerpen’ (blz. 7) staan ook items als ‘Bedankje’, ‘Felicitatiebrief geboorte kind’, ‘Reactie op een trouwkaart’. Het leven is blijkbaar erg zakelijk geworden! Met oprechte verbijstering heb ik echter kennisgenomen van het begin van het begeleidende ‘Over dit boek’. Zo staat het er: ‘Dit boek bevat achttien voorbeelden van zakenbrieven in zeven talen - in totaal 126 brieven - geformuleerd vanuit het standpunt van iemand die werkzaam is in een bedrijf in Nederland of Vlaanderen en die niet alleen in het Nederlands maar ook in het Engels, Frans, Duits, Spaans, Italiaans of Zweeds moet corresponderen’. Dit ‘of’ redt de ongelukkige nauwelijks van polyglottische dwangarbeid.
Gaan we na het plaatsen van die kritische noten aan onze lectuur beginnen, dan blijkt het aangebodene bijzonder mee te vallen. De inhoud vertoont een grote eenheid, te danken aan het feit dat elke brief die een zelfde onderwerp behandelt, gebaseerd is op hetzelfde, Nederlandse, inhoudsmodel, en aan de uniforme inbedding van elke brief, met inleidende ‘Structuurelementen’, met commentaar en zinsvarianten op de linkerbladzijde - de brieven zelf staan op de rechterpagina's - en met afsluitende ‘Tips’. De brieven zijn compact, bevatten 2, 3 of 4 alinea's, als regel tenminste, en de samenstellers zijn er uitstekend in geslaagd voor elke taaisectie een aansprekelijk compromis te vinden tussen correctheid en klassieke hoffelijkheid enerzijds, hedendaagse beleefdheid en open persoonlijkheid anderzijds. Terecht wordt ook gewezen op het belang van uiterlijke verzorging en van juiste spelling en interpunctie. Het begeleidende commentaar en de tips bevatten veel nuttige informatie, ook over het randgebeuren rond correspondentie. De auteurs proberen met succes duidelijk te maken dat corresponderen niet alleen een kwestie is van feitelijk mededelen, maar ook van scheppen van juiste ‘inheemse’ sfeer. Op één slakje meen ik wel nog wat zout te moeten strooien: omdat na de aanspreking, gevolgd door een komma, in het Duits en het Italiaans de brief begint met een kleine letter, is het verwarrend op de linkerbladzij de openingsvarianten te geven die beginnen met een hoofdletter. Kortom: het syndroom van van/Van Dale!
Laat ik echter niet vallen over kleinigheden. Wat mij na de lectuur van deze correspondentiegids bijblijft, is dat de auteurs erin geslaagd zijn zo goed de juiste correspondentietoon te treffen, aangepast aan de inhoud, de situatie en aan de geplogenheden van het desbetreffende land. Zo worden beknopt, maar helder verschillen tussen Nederland en Vlaanderen aangestipt, bv. het feit dat men zich in Vlaanderen in meer of mindere mate houdt aan de BIN-normen. Die eigen sfeer die de auteurs willen oproepen, wordt dan geconcretiseerd in modelbrieven waarmee de lezer, als hij de rol van schrijver aanneemt, zich goed in een aantal courant optredende situaties kan redden, in welke van de zeven aangeboden talen dan ook.
Alex Wethlij
| |
Opera in Vlaanderen en Nederland
Pim van der Meiden
Paul Korenhof, Nieuwe Encyclopedie van de Opera. Anthos/Standaard Uitgeverij. ISBN 90 7634 158 3. Prijs € 59,90.
In 1986 verscheen van de hand van Paul Korenhof tezamen met enkele medewerkers de Winkler Prins Encyclopedie van de Opera en dat was een voortreffelijk werkstuk. Grotendeels waren het artikelen uit de gewone Winkler Prins Encyclopedie, waarvan Korenhof medewerker was. Daarnaast waren er uitstekende inleidingen over
| |
| |
Dit fraaie plaatje is één van de vele die in de nieuwe druk niet meer te vinden zijn. Het is een foto van Clara Clairbert tijdens een voorstelling van Massenets opera Esclarmonde in Brussel in de jaren 1943/44. Maar ook in de nieuwe editie zijn de illustraties vaak origineel.
het operaleven in Nederland en België. Op een heel evenwichtige wijze werd ook in de artikelen aandacht besteed aan Nederlandse en Belgische (niet alleen Vlaamse) zangers en componisten. De illustraties vormden een alleraantrekkelijkst onderdeel van het boek, waarbij foto's uit de beide landen rijkelijk aanwezig waren.
Gedurende vele jaren werd Korenhof in de pauzes bij operavoorstellingen aangesproken door een hem onbekende met de vraag: ‘Wanneer komt uw nieuwe encyclopedie?’ Hij had begrepen dat de samensteller het plan had een bijgewerkte versie op de markt te brengen.
Zelf was ik uiterst tevreden met het werkstuk uit 1986 en daarnaast een aantal andere boeken over opera in andere talen. Maar zodra de nieuwe Korenhof verscheen, vroeg ik een recensie-exemplaar aan, waar ik heel gelukkig mee ben. Mijn oude exemplaar zal ik echter niet wegdoen, omdat het illustratiemateriaal geheel vervangen is. Een van de weinige gehandhaafde foto's is er een van Rosa Ponselle in een weinig bevallige pose. In het algemeen echter zijn ook de nieuwe plaatjes heel oorspronkelijk. Soms zijn ze grandioos, maar dat waren veel van de verdwenen foto's ook.
De nieuwe editie is geactualiseerd (al missen we een lemma ‘Angela Gheorgiu’) en is een eenmansproject geworden. Ook in deze editie geen lemma ‘Pol Plançon’, maar andere critici zullen wel weer een andere zanger tevergeefs zoeken. Korenhof heeft het vermogen in weinig woorden veel uit te leggen. Men leze bijvoorbeeld het lemma ‘grammofoonplaat’, in iets mindere mate geldt dat ook voor ‘film’. In zijn korte inleidingen over het operaleven in Nederland en België legt hij heel goed de verschillen uit tussen de operacultuur van de beide landen. In Brussel, Antwerpen, Gent en Luik bleven de opera-theaters bestaan en hierdoor werd opera een onderdeel van het sociaal-politieke klimaat. In Nederland waren daarentegen de gezelschappen gedwongen een nomadenbestaan te leiden. Hierdoor ontstonden zeer verschillende culturen en is ten onrechte vaak gesteld dat in het noorden geen operacultuur bestond en ook wel dat de Nederlandse taal zich niet voor de opera zou lenen. In werkelijkheid zijn zowel in Nederland als in België heel vaak opera's in Nederlandse vertaling opgevoerd: persoonlijk ben ik daar overigens geen voorstander van. Wél vind ik het jammer dat vooral de Noord-Nederlandse componisten om een internationaal publiek te bereiken een uitgesproken voorkeur hebben voor teksten in vreemde talen. Het was de opvoering in het Brusselse Munttheater van een Franse opera, die in 1830 de lont in het kruitvat stak. Het is echter niet zo dat het genre ‘opera’ alleen maar aangeeft wat ons gescheiden houdt. Veel Ne-derlandse generatiegenoten hebben, evenals ikzelf, geluisterd naar het ‘Opera en Belcanto-concert’ van de BRT, verzorgd door Etienne van Neste, en voor menigeen was dit een aanzet om een liefhebber van de opera te worden. Omgekeerd was ook in Vlaanderen het mooie Groot Operaboek van Leo Riemens (eerste druk 1959) bekend.
Ook zijn in het verleden veel zangers aan beide zijden van de staatsgrens opgetreden. Daarvan ontdekte ik laatst een aardig voorbeeld. In 1922 werd in Nederland voor het merk Homocord een opname gemaakt van het beroemde duet ‘Mieux vaut mourir ...Amour sacré de la patrie’, gezongen door Louis Morison en Emiel van Bosch.
Met een fanatieke overtuigingskracht zongen de beide Vlamingen het - in het Nederlands!
|
|