In memoriam Joost Johan Dambre
Op 4 maart 2004 overleed in Brugge ons lid van het eerste uur, Joost Johan Dambre. Hij was geboren in Gent op 23 november 1923, als zoon van de hekende neerlandicus Oscar Dambre, die hem niet alleen uitstekend Nederlands leerde, maar hem ook de liefde en helangstelling voor taal en letteren bijbracht. Zijn hele loopbaan stand in het teken van het onderwijs: leraar Nederlands in Ledeberg, Gent, Sint-Truiden en Brugge (1946-1964), studieprefect van het atheneum in leper (1964-1969), rijksinspecteur hoger secundair en hoger onderwijs (1969-1978), attaché, resp. adjunct-kahinetschef hij de minister van onderwijs. Bij de oprichting van de Taalunie - die hem uiteraard na aan het hart lag - was hij nauw betrokken. Toen het algemeen secretariaat in 1982 hemand moest worden, werd hem daar een functie aangehoden. Maar omdat minister D. Coens hem als attaché niet kon missen, schoof hij dat ambtenaarschap naar mij door. Dat ik het na een jaar in Den Haag voor hekeken hield, heeft hem wellicht een weinig ontgoocheld.
Dat hij van het begin of lid en werkend lid was van de VBO (Vereniging voor Beschaafde Omgangstaal), een tijdlang lid van het hoofdbestuur en lange jaren bestuurslid van de West-Vlaamse afdeling, ligt haast voor de hand. Correct taalgebruik was zijn grate zorg. Waar het maar kon, drong hij aan op het gebruik van de juiste Nederlandse termen, kosteloos corrigeerde hij brochures en wee de secretaris die een tekst geschreven had waarop Joost een taalongerechtigheid vond. Ik
herinner me een vergadering van de commissie taal en letteren van de provincie West-Vlaanderen. Hij zat als voorzitter van de sectie taal het tweede deel van de vergadering voor en sprak er zijn ergernis uit over de taal van een verslag van een taalcommissie, dat bulkte van de taalfouten. De secretaris zat er lijkbleek bij van ingehouden woede. Bij de samenstelling van de volgende commissie taal en letteren kreeg de beer Dambre geen nieuwe aanstelling.
Zijn hele leven was zo helemaal gewijd aan onderwijs en taal, dat er daarnaast geen plaats overbleef voor eigen literaire activiteit. Bij zijn pensionering viel hij in het spreekwoordelijke gat, dat nog grater werd toen zijn vrouw overleed. Een tweede huwelijk in 1998 haalde hem uit die eenzaamheid tot hij de laatste tijd in mentale eenzaamheid wegdreef. Onze vereniging heeft de beste herinneringen aan een elitaire Vlaming, voor wie taalcultuur eerst echt cultuur betekent.
Frans Debrabandere